A/N: Hey hey, hier is mijn eerste verhaal dat ik op ff.net ga zetten… het staat hier al in het Engels ("Lost") maar nu dus ook in het Nederlands, het was namelijk origineel Nederlands (ik bén ook Nederlands) maar ik was het in het Engels aan het vertalen en op ff.net aan het zetten… en toen bedacht ik dat het een beetje raar is om het dan niet ook in het Nederlands neer te zetten. Dus hier is "Verloren", om precies te zijn de proloog… read&review please, hope u like it, enzovoorts… het is trouwens PG-13 voor geweld en… hoe zeg je dat… psychologische oorlogvoering. Misschien snap je wat ik bedoel als je de volgende hoofdstukken leest, maar ik kan het niet beter uitleggen… anywayz, who cares.
Oh ja, thanx to Suusgirl, de Angels, vooral Dado natuurlijk, Yenne, Eye, Mary-Jane en Marcel-Henri, SK rulez…
Disclaimer: Harry Potter, de meeste andere personages, Zweinstein, en het grootste deel van alle stuff in het verhaal hoort natuurlijk toe aan J. K. Rowling… en dan zijn er nog wat dingetjes ontsproten aan mijn eigen rare breintje, het belangrijkste is 'De Macht van de Kraaien'… geinspireerd op veel dingen die ik ooit heb gehoord/gelezen, maar toch helemaal van mij *trots*
Proloog: Droom
Hij moest ergens bovenin de Grote Zaal zweven, want hij keek van bovenaf naar het tafereel, maar geen van de twee mensen in de Zaal scheen hem op te merken. Misschien was hij onzichtbaar. Als hij kon vliegen, kon hij zichzelf vast ook onzichtbaar maken.
Toen hij daar wat langer over had nagedacht, bedacht hij opeens dat hij de dromer was. En het ging om wat er daar beneden gebeurde, daar waar een kleine jongen tegenover een lange gedaante stond. De kleine jongen was geheel in het zwart gekleed en had ook een zwart masker voor. De uitrusting van de Dooddoeners, dat wist de dromer. Waarom droeg een jongen in Zweinstein zulke kleding?
De dromer keek eens wat beter naar de lange gedaante, en het viel hem op dat die dezelfde kleding droeg. Nog een Dooddoener dus, binnen de muren van Zweinstein. Moest hij niet iemand waarschuwen? De dromer wilde schreeuwen, maar besloot om dat toch maar niet te doen. Hij wilde zien wat er zou gebeuren.
"Ben je klaar om te worden?" vroeg de lange gedaante met een hoge, ijskoude stem. De jongen leek zijn gezicht op te heffen, maar vanaf zijn hoge plaats kon de dromer het niet goed zien. Toen sprak de jongen, met een heldere stem.
"Waarom? Wat anders?"
"Je voelt je nog veilig, maar je bent het niet. Ik volg je overal waar je bent, ik moord en martel om je heen, tot je niemand meer kunt liefhebben. Je zeventiende jaar wordt er een van terreur. Je weet het niet meer. Je vreest. Vrees voor de Macht van de Kraaien die je overal volgen met hun boodschappen. Wees gewaarschuwd, Harry Potter. Je kunt niet ontsnappen."
Als antwoord stroopte de kleine jongen zijn mouw op, en de lange gedaante pakte zijn blote arm. De gedaante drukte zijn vingers op de bovenarm van de jongen, en plotseling was de dromer de jongen, en hij voelde de pijn toen er een teken in zijn arm werd gebrand. Hij was Harry Potter, de jongen die bleef leven, de dromer… de Dooddoener.
***
Met een schok werd Harry Potter wakker, en zijn eerste reflex was om naar zijn arm te grijpen. Die arm deed pijn, die arm zou nu een teken dragen, een teken dat altijd bij hem zou blijven, een teken dat hem iets vreselijks maakte, iets dat hij niet wilde zijn, maar waar hij niet meer aan kon ontlopen…
"Maar mijn arm dóét helemaal geen pijn!" zei Harry hardop, om de gedachten van de droom kwijt te raken. Hij was de dromer niet meer, hij was die twaalfjarige Harry Potter niet meer, en hij was zéker geen Dooddoener. Dus deed zijn arm ook geen pijn, want dat kon niet, niet van een droom. Zelfs zijn litteken deed geen pijn.
Hij draaide zich eens om, zodat hij zijn kamer kon bekijken in het vroege zonlicht dat door het open raam kwam. Het was een mooie kamer, met zijn boeken op een boekenplank, een bureau met rollen perkament, zijn ketel en Vuurflits VP2 in een hoek, een foto van Cho (die moest eigenlijk weg, ze had hun relatie een paar weken geleden verbroken en hij wilde niet meer aan haar denken) en een foto van hemzelf met Ron en Hermelien, en dergelijke spullen. Een doodnormale kamer voor een jonge tovenaar die overmorgen - nee, morgen al! - zijn zevende jaar aan Zweinstein, Hogeschool voor Hekserij en Hokus-Pokus zou beginnen.
Eindelijk had hij een doodnormale kamer… vorig jaar had hij met Perkamentus, Lupos en vele anderen hard gewerkt aan de veroordeling van Wormstaart. Ze hadden hem achterna gezeten, en uiteindelijk was hij gevangen genomen en voor levenslang naar Azkaban gestuurd. Eindelijk kon hij bij Sirius gaan wonen, die nu een goede baan had op het Ministerie van Toverkunst om goed te maken dat hij al die jaren voor niets gevangen had gezeten. De dag dat hij te horen kreeg dat hij nooit meer naar de Duffelingen terug hoefde was één van de gelukkigste van zijn leven geweest, en hij had een goede relatie opgebouwd met zijn pleegvader. Ze waren eigenlijk meer vrienden, al had Sirius nog wel 'beschermende neigingen'.
Plotseling merkte hij dat er iets miste in zijn kamer. Waar was Hedwig? Ze jaagde elke nacht, maar meestal deed ze dat vroeg in de nacht, en als hij 's ochtends wakker werd, was ze er altijd. Nu was ze echter nergens te bekennen, en hij vroeg zich af waar ze kon zijn. Hij had gisteravond geen brief gestuurd, en brieven ophalen deed ze niet.
Een beetje bezorgd opende hij het raam en riep: "Hedwig!" door de koude ochtendlucht. Geen reactie.
"Hedwig?! Ben je daar ergens? Kom eens terug!" Niets.
Ach, ze zou wel terugkomen als het haar beliefde. Hij wilde haar niet gevangen houden, zoals hij bij de Duffelingen zo lang had moeten doen, en dus maakte hij zich niet teveel zorgen.
***
