A/N: En hier hoofdstuk 1… ik heb de hoofdstukken maar niet al te lang gemaakt, kweenie of dat vervelend voor jullie is, maar het leek mij wat makkelijker… en ik ben natuurlijk de baas ;) Meld maar in je review wat jullie leuker/beter vinden…

Goed, in dit hoofdstuk een hoop gedoe, en misschien snappen jullie nu al wat beter waar de PG-13 rating voor is… 'k hoop dat jullie het een beetje leuk vinden. Hm, moet ik nog iets vertellen… neej, eigenlijk niet. Dit was het wel. Read&review… dit hoofdstuk is opgedragen aan Dado…

Disclaimer: Ik vergeet die dingen steeds op het nippertje… wel, alles hoort toe aan J.K. Rowling behalve de Macht van de Kraaien en een paar dingen die daarmee samenhangen… en natuurlijk de verhaallijn *duh*

Hoofdstuk 1: De brief en de foto

"Harry? Ben je al wakker?" riep Sirius uit de keuken.

"Jaaah," gaapte Harry. Hij keek op zijn wekker en zag dat het tien uur 's ochtends was. Blijkbaar was hij weer in slaap gevallen, en hij voelde zich eerlijk gezegd nog steeds een beetje moe… nou ja, daar kwam hij wel weer overheen. Het was tijd om op te staan, want hij had met Ron en Hermelien afgesproken in de Wegisweg. Niet dat ze nog schoolboeken moesten hebben, maar ze wilden hun laatste vrije dag op een prettige manier doorbrengen.

"Dan zou ik maar eens komen ontbijten, luilak."

"Kom eraan…" riep Harry terug, en langzaam stond hij op, douchte en kleedde zich aan. Hij probeerde zijn haar een beetje te fatsoeneren, en zoals hij verwacht had, werkte het niet. Nou, dan moest het maar zo, ze waren hem toch niet anders gewend… hij vermaakte zich even met de gedachte aan hoe men zou reageren als zijn haar opeens netjes zat, want dat was bij zijn weten nog nooit voorgekomen. Zelfs toen zijn haar vroeger, bij de Duffelingen, wel eens werd afgeschoren, groeide het altijd in een nacht weer aan.

Toen hij beneden kwam, had Sirius inderdaad een ontbijt voor hem klaar. En niet, zoals gewoonlijk, brood met kaas of iets anders simpels… het leek echt een feestontbijt. Eieren, toast, croissants… hij wist niet eens dat Sirius zoiets klaar kon maken.

"Waar hebben we dat aan te danken, Sluipvoet?" vroeg hij grinnikend, en Sirius grinnikte terug. "Van Arabella Vaals. Ze vind dat je tenminste één keer een goed ontbijt thuis moet hebben. Misschien is ze bang dat je anders volgend jaar niet meer terug durft te komen."

Harry glimlachte toen hij aan Arabella Vaals dacht. Ze was de dochter van de mevrouw Vaals met de katten waar de Duffelingen hem vroeger altijd achterlieten als ze iets leuks gingen doen. Hij had nooit geweten dat ze een dochter had die een heks was, en hij had zeker niet kunnen raden dat Arabella (of Ara, zoals ze meestal werd genoemd) een Schouwer was. Of een Schouwster, of een Schouweres… hij was er niet zeker van of er van Schouwer nog een vrouwelijke vorm was.

Maar goed, Ara woonde een paar straten verder, en Harry vermoedde dat er tussen haar en Sirius wel meer was dan ze zelf wilden toegeven… vooral omdat Sirius af en toe heel vreemd reageerde op zijn plagerijen.

"Goh, en hoe komt dat opeens hier? Is ze het vanochtend vroeg komen brengen?" vroeg Harry plagerig. Hij smaakte het genoegen om zijn pleegvader vuurrood te zien worden (waardoor hij nog meer op een vriend van zijn eigen leeftijd leek, in plaats van op een man van in de dertig) maar was verbaasd toen Sirius hier niets op wist te zeggen. Meestal had Sirius wel een of ander commentaar, maar dit keer alleen stilte. Zou dat werkelijk betekenen… maar hij zei niets meer.

Opgelucht veranderde Sirius van onderwerp: "Hoe laat hebben jullie afgesproken?"

"Rond twaalf uur in de Lekke Ketel, en…" antwoordde Harry, maar hij werd onderbroken door Hedwig, die plotseling door het raam naar binnen vloog en rondjes boven de tafel begon te draaien. Ze zag er niet goed uit, het leek wel alsof ze de helft van haar veren had verloren en op de veren die er nog wel zaten zat bloed.

Geschrokken sprong Harry op en hij probeerde haar te vangen, zodat hij haar kon verzorgen. Wat zou er in vredesnaam met haar gebeurd zijn? Had ze gevochten met een andere uil? Ze liet zich echter niet vangen, maar bleef rondjes draaien boven de tafel, tot hij er duizelig van werd.

"Is dit normaal gedrag voor haar?" vroeg Sirius peinzend, toen Harry op een stoel klom en haar bijna ving, tot ze opeens een andere kant op ging.

"Nee, natuurlijk niet," zei Harry, hijgend van de achtervolging, toen hij haar eindelijk te pakken had. Nu hij haar eenmaal vasthad, leek ze een stuk rustiger en probeerde niet meer te ontvluchten. Ze stond toe dat hij haar onderzocht, om te zien of ze ernstige verwondingen had, en ze beet zachtjes in zijn vinger.

Harry keek naar de tafel en strekte zijn arm uit om een stukje brood voor Hedwig te pakken. Toen pas zag hij dat Hedwig een brief op tafel had gegooid, een brief in een zwarte envelop met een onbekend zegel erop… of toch niet… hij kende het zegel ergens van…

Harry pakte de brief op en keek van dichtbij naar het zegel, en toen herkende hij het wel. De brief had een zegel met het Duistere Teken erop. Meteen voelde hij een steek van pijn in zijn arm, en hij herinnerde zich weer iets van de droom die hij vannacht gehad had, de droom die hij vergeten was… plotseling zag hij weer hoe een lange gedaante zijn vingers op de arm van de kleine jongen droeg… en hij voelde de pijn weer. Aaaah. Pijn!

"Harry?" hoorde hij een stem van ver roepen. Wie was dat? De lange gedaante? Nee. Sirius.

"Aah!" riep hij als antwoord. Hij had gewoon willen antwoorden, gewoon 'ja' roepen, maar de pijn belemmerde hem dat. Het deed meer pijn dan hij zich herinnerde van de droom, en hij voelde dat de pijn zijn gedachten overnam… hij was nog steeds daar, voelde nog steeds de vingers op zijn arm… die brandende pijn, het Teken.

En plotseling was het over, en voelde hij zich langzaam weer terugglijden in het lichaam van de gewone, zeventienjarige Harry, die niet droomde en op het moment bezorgd werd aangekeken door zijn stiefvader, die de zwarte envelop in zijn handen hield.

"Harry?" zei Sirius, zachtjes en bezorgd. Hij legde de brief neer en pakte hem weer op, draaide hem rond tussen zijn vingers, voelde de envelop, voelde zelfs even aan het zegel, legde de brief weer neer.

"Wat… wat was dat?"

"Dit is een brief van Voldemort, en ik durf er niet naar te raden wat erin staat. Maar waarom pakte je je arm beet? Wat voelde je daar? Weet je dat dat…"

"… de plek is waar het Duistere Teken wordt geplaatst. Ja, dat weet ik. Ik herinnerde me opeens weer wat ik vannacht had gedroomd, van een man die zijn vingers op de bovenarm van een twaalfjarige jongen drukte… en ík was die jongen, Sirius! Die jongen was een twaalfjarige Harry Potter, maar hoe kan die het Duistere Teken gekregen hebben?"

"Een droom, dus," mompelde Sirius, "en je voelt niets aan je litteken?"

"Nee," zei Harry verwonderd. "Nee, niets. Het heeft geen moment pijn gedaan, alleen mijn arm deed vreselijk pijn. De vingers van de man brandden het Teken in mijn arm. In de arm van die Harry uit mijn droom, bedoel ik. Maar wat staat er nu in die brief?"

"We zullen hem moeten openen, Harry, om dat te weten te komen. Ik heb er nog nooit van gehoord dat Voldemort brieven bezorgt, en ik weet niet zeker of we de brief wel moeten openen, wie weet wat er kan gebeuren? Misschien zit er wel een dodelijke vloek in die brief verborgen, of het is een Viavia, of…"

"De enige manier om daar achter te komen is om hem te openen," zei Harry zachtjes. Bijna dezelfde woorden had hij in zijn tweede jaar gebruikt, en toen was het maar net goed afgelopen, maar de woorden waren nog steeds waar. Hij wist dat hij zich altijd af zou vragen wat erin zat als hij hem nu niet opende, en hij was er ook niet zeker van of het wel zo veilig zou zijn om hem níét te openen. Wat als Voldemort per se wilde dat hij deze brief zou lezen? De brief zou anders ook kunnen ontploffen, of Voldemort zou hem met brieven blijven bestoken zoals toen zijn brief voor Zweinstein bezorgd moest worden, en dat wilde hij Hedwig niet aandoen.

"We zullen het erop moeten wagen," stemde Sirius met hem in.

Hij stak Harry de brief toe, maar die weigerde. "Ik kan hem niet aanraken, Sirius, dan voel ik die pijn weer. Open jij hem." Toen Sirius nog aarzelde voegde hij er smekend aan toe: "Alsjeblieft. Mijn arm."

Langzaam opende Sirius de envelop, en schudde hem toen uit boven de ontbijttafel. Een klein, zwart briefje kwam terecht op Harry's toast. Er stonden witte letters op, maar Harry kon ze niet lezen, want het briefje lag omgekeerd. Hij was er blij om, en wachtte tot Sirius ze zou voorlezen.

Sirius boog zich over de tafel heen, en zonder het briefje aan te raken las hij voor: "Je voelt je nog veilig, maar je bent het niet. Ik volg je overal waar je bent, ik moord en martel om je heen, tot je niemand meer kunt liefhebben. Je zeventiende jaar wordt er een van terreur. Je weet het niet meer. Je vreest. Vrees voor de Macht van de Kraaien die je overal volgen met hun boodschappen. Wees gewaarschuwd, Harry Potter. Je kunt niet ontsnappen."

Harry herkende de tekst, en plotseling vloeide de hele droom weer terug in zijn herinnering. Niet alleen wist hij weer van het aanbrengen van het Duistere Teken, ook wist hij weer van de omgeving waar het gesprek plaatsvond, en natuurlijk het gesprek zelf… waarin de lange gedaante deze woorden had gesproken. Maar hoe konden die woorden uit zijn droom op dit papiertje terechtkomen? Hoe kon iemand weten wat hij gedroomd had? Of was die droom door iemand gestuurd?

"Harry, weet jij wat die tekst betekent?" vroeg Sirius bezorgd.

Gedachten vlogen door Harry's hoofd. Hij wilde Sirius wel vertellen dat hij die woorden in zijn droom had gehoord, maar hij was ook bang dat Sirius dan weer veel te bezorgd zou zijn. Waarschijnlijk zou hij hem toch niet geloven, het was toch ook ongelooflijk? Nee, hij moest dit eerst met Ron en Hermelien kunnen bespreken, misschien zou hij het later aan Sirius en andere volwassenen kunnen vertellen.

"Nee," antwoordde hij, naar waarheid. Alhoewel hij de tekst dus twee keer had gehoord, wist hij niet wat het betekende. Nou ja, het was natuurlijk wel duidelijk dat de schrijver wilde zeggen dat zijn zeventiende jaar er een van terreur zou zijn, met moord en dergelijke, maar wat de Macht van de Kraaien moest voorstellen, wist hij niet. Boodschappen? Zou hij soms nog meer van deze briefjes krijgen?

"Dit is een serieuze bedreiging," zei Sirius zachtjes, "misschien moet je vandaag maar thuisblijven."

"Dat lijkt me niet," zei Harry vastbesloten, "De Wegisweg is heel veilig, bovendien ben ik zeventien en kan ik mezelf dus verdedigen. Ik weiger om nu weg te kruipen of wat dan ook. Ik ga vandaag gewoon. Kom op, het enige dat er gebeurd is, is dat ik een brief heb gekregen. Dat zegt ook niets."

"Maar je droom…" ging Sirius er tegenin, maar Harry zei vlug: "Als het iets met Voldemort te maken heeft, krijg ik altijd pijn in mijn litteken. Nou, dat heb ik de laatste tijd niet gehad, niet toen ik wakker werd en ook niet toen ik die brief pakte. Volgens mij heeft Voldemort hier weinig mee te maken. Als hij mij een brief zou sturen, zou hij er toch voor zorgen dat ik hem kon lezen, nietwaar?"

Hij wist dat het niet helemaal klopte wat hij zei, ook al klonk het best logisch, maar hij moest gewoon naar de Wegisweg en zijn vrienden ontmoeten. Hopelijk konden zij hem helpen…

"Nee, dat…" zei Sirius vastbesloten, maar Harry, die bang was dat Sirius het hem toch zou verbieden, pakte zijn toverstok en deed iets wat hij nog nooit had gedaan. Hij sprak een Vergeetspreuk uit, en tot zijn eigen verbazing en geluk werkte die ook nog.

"Goedemorgen Harry," zei Sirius vrolijk, en hij liep weer naar de keuken. Als het goed was, was hij alles vergeten: Hedwig (die was gelukkig naar boven gevlogen, zodat Sirius geen vreemde vragen kon stellen als hij haar zag), wat Harry had verteld over zijn droom, en natuurlijk de brief. De brief… die kon hij hier nu niet laten liggen! Als Sirius hem zag, zou hij hem weer willen lezen en Harry alsnog verbieden om te gaan!

"Paroni brief en envelop!" Het kleine briefje ging weer in de envelop en de envelop sloot zichzelf weer.

"Accieni envelop!" Deze kleine aanpassing van de Sommeerspreuk zorgde ervoor dat de envelop, met brief en al, in zijn tas terechtkwam.

Vlug deed Harry zijn tas dicht, en toen Sirius de eetkamer weer inkwam, herinnerde niets hem meer aan wat er was gebeurd. De rest van het ontbijt verliep rustig. Sirius en Harry praatten wat, maar Harry had zijn gedachten er niet bij. Hij dacht alleen maar aan de brief die in zijn tas zat. Wat zouden Ron en Hermelien ervan zeggen?

***

"Harry! Hier zitten we!" riepen twee vrolijke stemmen hem al toe toen hij duizelig uit de open haard van de Lekke Ketel stapte. Hij bleef even stil staan om weer te wennen aan een niet-ronddraaiende wereld, en zette toen vlug zijn bril op, zodat hij zijn vrienden ook kon zíén. Ze zaten aan een tafeltje achterin, en opgelucht merkte Harry dat er niemand bij hen in de buurt zat, zodat hij zijn verhaal kon doen zonder afgeluisterd te worden.

"Hey Ron. Hey Hermelien. Hoe gaat het ermee?" zei hij terwijl hij neerplofte op een stoel bij hun tafeltje.

Ze zagen er allebei heel goed uit, bruin, met vrolijke ogen en luchtige kleren. Harry was zich er pijnlijk van bewust dat hij er zelf een stuk minder gelukkig uitzag, en hij wist dat het zijn vrienden ook wel op zou vallen.

"Is er iets mis, Harry?" vroeg Hermelien en ze pakte zijn hand.

Hij glimlachte naar haar (ze was knap geworden… het was hem niet opgevallen omdat hij twee jaar met Cho was gegaan, maar het was echt gebeurd), haalde diep adem en begon zijn verhaal op het moment dat hij voor de eerste keer wakker werd, na zijn vreemde droom. Hij vertelde over de pijn in zijn arm, over Hedwig, over de brief en de inhoud van die brief, over zijn droom, en tenslotte over Sirius.

Zijn twee vrienden waren het hele verhaal door stil geweest, al kon hij aan hun gezichten zien dat ze erg bezorgd waren, maar nu riep Hermelien uit: "Je hebt wát?! Ben je gek? Hij had gelijk, je had hier niet moeten komen, het is veel te gevaarlijk voor je."

"Ik ga me niet meer verstoppen voor Voldemort, en het is hier veilig genoeg. En voor Sirius… ik weet niet of ik het had moeten doen, maar ik móést gewoon met jullie praten."

"We hadden toch ook bij jou thuis kunnen komen," zei Hermelien geïrriteerd.

"Ehm. Ja, daar heb je eigenlijk wel gelijk in," zei Harry beduusd. Stom dat hij daar niet eerder aan had gedacht, het was natuurlijk veel makkelijker en veiliger, en dan had hij Sirius… nou ja, er was nu niets meer aan te doen. Hij was nu op de Wegisweg en als ze dit genoeg hadden besproken wilde hij er een leuke dag van maken, zonder al te veel aan die brief en die droom te denken.

"Nou ja daar is nu niets meer aan te veranderen," mengde Ron zich in het gesprek. "Maar hoe ziet die brief er eigenlijk uit?"

"Oh, ik heb hem dus bij me," zei Harry vlug, en hij opende zijn tas. De zwarte envelop lag daar nog net zo als die ochtend, en zonder erbij na te denken pakte hij hem op en legde hem op tafel.

Hermelien keek hem onderzoekend aan. "Deed het geen pijn, Harry?"

"He? Ja, na… nee, eerlijk gezegd niet. Vanochtend wel, maar nu voel ik niets meer."

"Vreemd," zei Hermelien, maar Ron had de envelop al gepakt en geopend. Dat verbaasde Harry, meestal was Ron niet zo nieuwsgierig en een beetje bang voor alles wat met Voldemort te maken had. Waarschijnlijk lag dat eraan dat hij vorige lente in zijn eentje tegenover Voldemort had gestaan en het had overleefd…

"Ja, hier heb ik het briefje," zei Ron, en hij haalde inderdaad een zwart briefje uit de envelop en begon het te lezen. Plotseling dacht Harry iets te zien op de achterkant van het briefje, iets dat langzaam verscheen…

"Geef het eens?" vroeg hij Ron vlug, en die keek hem verbaasd aan maar gaf het briefje. Harry keek naar de achtergrond en zag dat hij zich niet had vergist. Langzaam verscheen er een foto op de achterkant van het briefje, een foto met bewegende gedaantes erop, zwarte gedaantes.

"Het is een foto!" riep hij uit, en meteen stond Hermelien op en kwam achter hem staan om het zelf ook te zien.

"Eh… Harry?" Hij keek op en zag dat ze een vreemde uitdrukking op haar gezicht had. "Ik zie niets. Gewoon zwart, geen foto of afbeelding of wat dan ook."

Hij keek verbaasd, en moest haar toen gelijk geven. Er was niets meer te zien, gewoon een zwarte achterkant. Harry wreef in zijn ogen, keek nog eens. Het was écht geen foto. Hoe kon hij zich vergist hebben?

"Je hebt gelijk… toch was ik er bijna zeker van dat er een foto was. Misschien moet ik een nieuwe bril hebben."

"Misschien wel, ja," zei Hermelien, en ze ging weer op haar plaats zitten. Harry keek niet meer naar het briefje, maar praatte met de anderen over de Macht van de Kraaien en wat het kon betekenen.

"Kraaien zijn boodschappers van onheil, dat is duidelijk, maar van de Macht van de Kraaien heb ik nog nooit gehoord… misschien is het iets wat hij zelf heeft gemaakt, en niet iets heel ouds. Om daar helemaal zeker van te zijn moet ik natuurlijk in de bibliotheek kunnen zoeken, maar…"

Harry draaide het briefje verstrooid om en om, en toen zag hij het weer, uit zijn ooghoek. Bewegende gedaantes, een magische foto… toen hij er met beide ogen naar keek, was het er ook nog steeds. Hij wreef in zijn ogen, zette zijn bril op en af, maar de gedaantes bleven er. Ze werden zelfs duidelijker, hij kon zien dat er acht gedaantes waren, zeven gekleed in zwart en eentje gekleed in wit, nu kon hij bijna hun gezichten zien… en toen werd alles weer zwart en waren de gedaantes verdwenen.

Toen hij opkeek, zag hij dat Hermelien weer achter hem stond.

"Ik zag de foto weer, ik ben er zeker van, maar zodra jij achter me stond was hij weer verdwenen," zei Harry vlug. Hij merkte zelf hoe vreemd het klonk, tenzij…

"Misschien kan of mag alleen Harry de foto zien," zei Ron. Precies hetzelfde wat Harry al gedacht had.

Hermelien ging vlug weer zitten en keek Harry aan. "Wel, de enige manier om daar achter te komen is zo… wat zie je, Harry?"

Harry keek weer naar het zwarte velletje perkament, en weer gebeurde hetzelfde. Eerst kon hij alleen gedaantes zien bewegen, toen zag hij de acht weer, zeven zwarte en een witte, en nu werden hun gezichten steeds duidelijker… nu Harry niet werd onderbroken, kon hij zien dat hijzelf de witte gedaante was. Hij zag er bang uit en werd omringd door de gedaantes in zwarte kleding… maar was het wel kleding? Het leken wel veren, zwarte veren. Zwarte veren… Kraaien… maar toen werden hun gezichten ook duidelijker, en hij zag dat het zeven meisjes waren, die de Harry op de foto met koele blikken aankeken. Elk van hen had een mes in de hand.

"Harry? Harry, wat zie je?" vroeg Ron ongerust toen hij zijn beste vriend bleek zag worden.

"Ik zie…" begon Harry schor, maar hij leek zijn zin niet af te kunnen maken. Hermelien, die begreep dat hij zo erg schrok van de foto, ging vlug achter hem staan om mee te kijken. Zoals ze al verwacht had, werd de foto direct weer pikzwart en ontspande Harry zich weer een beetje.

"Ik zag acht gedaantes. Zeven zwarte Kraaien, met meisjesgezichten en messen in de hand. En mijzelf, gekleed in het wit. De Kraaien omringden mij, en ik was bang voor hen. Ik wist wat ze gingen doen."

"Wat dan, Harry?"

"Ik moord en martel om je heen," citeerde hij met een onnatuurlijk hoge stem uit de brief. "De Kraaien willen doden, en ze zúllen doden."

"Wat bedoel je, Harry? Wat weet je van hen?" vroeg Hermelien ongerust. Ze keek nogmaals naar Harry, en zag dat hij nog steeds lijkbleek was. Hij moest nog steeds doodsbang zijn, alleen van een foto. Wat was het voor foto? Ze wilde dat ze de foto ook had kunnen zien, om te zien wat er verder nog was. Hoe wist hij dat die meisjes wilden doden? Was het een soort gevoel dat de foto overbracht?

"Ik weet het niet," zei Harry. Hij schudde zijn hoofd en dacht na. Hij wist wat hij had gezien, en het waren alleen die zeven meisjes in zwarte veren en hijzelf in witte kleding. Hoe wist hij dat het Kraaien waren geweest? Hoe wist hij wat ze gingen doen? En wat betekende het allemaal? Het werd hoe langer hoe vreemder…

"Het enige wat ik zag waren die acht gedaantes. Zeven meisjes, bedekt met veren, ik weet niet hoe… het zou kunnen dat de veren op hun kleding waren vastgemaakt, maar het zou ook kunnen dat ze echt uit de huid van de meisjes groeiden. Ik weet het niet. Zoals ik al zei hadden ze allemaal een mes in hun hand, en toen ik naar die messen keek wist ik gewoon dat ze wilden doden. Ik weet niet waarom, of wie, maar ik ben er zeker van."

"Herkende je die meisjes?" vroeg Hermelien.

"Ik dacht één van hen te herkennen, tenminste, ik had haar eerder gezien maar ik kan me niet herinneren waar of wie het is. Het is ook niet zo'n heel duidelijke foto. Het enige dat ik met zekerheid kan zeggen is dat ze donker haar had, maar dat zegt niet veel. Oh ja, er was er nog eentje die me bekend voorkwam, maar die was helemaal onduidelijk, want ze hield haar gezicht half verborgen onder een soort kap. Ik denk dat ze allemaal tussen de vijftien en de twintig jaar oud waren, misschien een paar iets ouder, maar zeker niet jonger."

"Weinig aanknopingspunten dus… maar als je iemand herkent van die foto, weet je in ieder geval dat je op moet passen. Hou ons dan ook op de hoogte. Ik wilde dat er een manier was om die foto ook voor ons zichtbaar te maken, dat zou ik eens op moeten zoeken in een boek…" mompelde ze. Harry glimlachte dunnetjes, hij wist ook niet goed wat hij hier nu mee aanmoest. Hij had de Kraaien dus gezien, maar zou hij ze ook weer herkennen als hij ze weer zag? Dat was nog maar de vraag… misschien moest hij nog eens naar de foto kijken, om hun gezichten in zijn geheugen te prenten, maar hij durfde niet meer. Hij was té erg geschrokken.

"Wat gaan we nu doen?" vroeg Ron de andere twee. Harry twijfelde, maar hij wilde in ieder geval niet terug naar huis en naar Sirius. Dan zou hij weer uit moeten leggen wat er aan de hand was, en dan zou hij ook toe moeten geven dat hij Sirius een Geheugenslot had opgelegd. En hoe zou hij dat kunnen doen? Zijn peetvader zou beslist erg teleurgesteld in hem zijn, en boos ook, en dat wilde hij nu niet hebben.

Misschien moest hij maar gewoon naar de Wegisweg gaan, tenslotte was er niet veel veranderd sinds hij de foto voor het eerst had gezien. Het enige was dat hij nu ongeveer wist hoe de Kraaien eruit zagen (en dat ze wilden doden, maar daar wilde hij niet aan denken) en dat was alleen maar gunstig (nog steeds niet denkend aan het doden) dus waarom niet gewoon gaan?

"We gaan gewoon naar de Wegisweg en doen alsof er niets aan de hand is," besloot Harry zonder te letten op de innerlijke stem die het daar niet mee eens was, en zijn beide vrienden stonden ook op.

***

A/N: En, wat vonden jullie van dit eerste echte hoofdstuk? Please review! J