A/N: En dit heb ik de afgelopen dagen geschreven… hoofdstuk 4 van "Verloren", waarin Harry antwoorden moet geven die hij liever niet hardop uit wilde spreken. Niet al te lang, maar dat kwam nou eenmaal weer beter uit.
Het wordt allemaal nog enger en PG-13er, zie ook de titel van dit hoofstuk… Read&review please!
Disclaimer: Het is niet veranderd sinds gisteren, en dus is alles nog steeds van J.K. Rowling en niet van mij, behalve *oh wat een verrassing* de Kraaien en aanverwante dingen, en professor Zelifi
Hoofdstuk 4: Bloed op het mes
Alleen liep Harry door de gangen. Professor Zelifi had hem na de les nog even opgehouden, omdat hij wilde horen wat er nou precies was gebeurd, al die keren dat hij Voldemort had ontmoet, en Ron en Hermelien waren alvast weggegaan. Hij liep na te denken over de les en over professor Zelifi. Hij leek een goede leraar, hij had verschillende interessante verhalen verteld over zijn tijd als Schouwer, en in het kort verteld waar ze zich dit jaar mee gingen bezighouden, te beginnen met een korte herhaling van alles wat ze in de afgelopen zes jaar hadden geleerd. Dat dat niet veel was, daarvan hadden ze hem niet kunnen overtuigen, maar dat zou hij vanzelf wel merken. In ieder geval zou professor Zelifi er nog een hoop aan kunnen toevoegen, daar was zelfs Hermelien van overtuigd geweest.
"Dan spreek ik je nog wel, Draco," hoorde hij plotseling een stem links van zich zeggen. Verbaasd draaide hij zich om, maar er was niemand te zien. Er was alleen een muur, met een deur erin, die waarschijnlijk naar een verlaten klaslokaal leidde, zoals de meeste deuren in Zweinstein. Waarschijnlijk kwam de stem van achter die deur, maar van wie was de stem? Harry herkende de stem niet, maar hij werd nu toch nieuwsgierig. Er was daar iemand die een gesprek met Draco had, en hij had het gevoel dat het belangrijk was geweest. Helaas leek het nu afgelopen te zijn, dit was typisch een afsluitende zin.
In een reflex verborg Harry zich in een nis, en de gedachte dat er nu wel iemand naar buiten zou komen, bleek goed te zijn. Draco Malfidus liep langzaam het klaslokaal uit, met een verwarde uitdrukking op zijn gezicht. Wie zou er daar binnen zijn? Hij zag Draco de gang doorlopen en uit het zicht verdwijnen, maar de tweede persoon was blijkbaar nog steeds in het klaslokaal, of had een andere uitgang. Dat zou natuurlijk ook kunnen, hij kende dit deel van de school niet zo goed, en zelfs als hij dacht dat hij het kende zou Zweinstein nog best eens grote verrassingen kunnen herbergen. Nou, er was maar één manier om erachter te komen.
Voorzichtig kwam Harry uit de nis tevoorschijn en, in zijn achterhoofd wel wetend wat een risico hij liep als dit een of andere geheime Dooddoenersbespreking was, maar toch nieuwsgierig, sloop hij naar de deur toe, die nog op een kiertje openstond. Hij nam een enorme gok door ervanuit te gaan dat er niemand door de gang zou lopen, en dat de persoon in het lokaal daar nog even zou blijven, maar hij voelde zich roekeloos.
Steeds dichter kwam hij bij de deur, en hij kon bijna naar binnen gluren, toen hij een stem hoorde van achter de deur. Dezelfde stem die tegen Draco had gezegd dat hij of zij hem nog wel zou spreken, zei nu: "Je mag wel binnenkomen hoor, Harry."
Hij wilde het niet... het had hem gezien, maar hij wilde er niet naar toe... hij wíst dat het iets met de Kraaien te maken had, ze wilden hem in dit lokaal hebben, maar hij wilde niet. Hij probeerde weer controle te krijgen over zijn eigen benen, die nog steeds naar de open deur toe liepen. Hoe kon dit? Wat gebeurde er? Hij wist dat hij de Imperius-spreuk kon bestrijden, maar de stem had die spreuk niet gebruikt. Het leek iets nieuws, hij had gewoonweg geen controle meer over zijn eigen lichaam.
"Stop! Ik wil daar niet heen!" riep hij, zich niet bekommerend om het feit dat iemand hem zou kunnen horen en dan waarschijnlijk dacht dat hij gek was. Dan dachten ze dat maar.
"Maar je moet, Harry," zei de stem weer, en nu had de stem iets bekends. Waar kende hij het van? Hij kon zich eigenlijk net zo goed afvragen wie van de drie het was... maar hij wilde het ook niet weten. Hij probeerde zijn ogen te sluiten, maar merkte dat het niet lukte. Ze had blijkbaar totale controle over zijn lichaam... zou hij nog kunnen praten, of alleen met haar woorden?
"Ik moet helemaal niet," zei hij hardop, blij dat hij dit nog kon, maar hij probeerde zijn hand tevergeefs te stoppen van het openen van de deur. De deur ging toch open, natuurlijk, hij kon alleen nog praten... maar zodra de deur open was, gaf ze hem de controle over zijn lichaam terug. Meteen begon hij wild met zijn ogen te knipperen, en te tranen, want in de tijd dat hij zijn ogen niet even dicht had kunnen doen, waren zijn ogen erg droog geworden. Hij zag de gedaante die nonchalant op een tafel zat, maar hij wist niet welke het was, daarvoor was zijn zicht te wazig.
"Nu al aan het huilen, Harry?" vroeg de stem spottend, en hij wist nu wie het was. Mary-Jane.
"Wat wil je, Mary-Jane?" vroeg hij vermoeid, maar met angst op de achtergrond. Ja, wat wilde ze?
"Wat denk je?" fluisterde ze dreigend, en even kon hij zweren dat hij haar met haar duim over een mes zag strijken... maar toen hij met zijn ogen knipperde, was het mes weer weg en zat ze hem daar gewoon aan te kijken. Zouden ze echt een mes gebruiken? Zo'n Dreuzelmanier? Hij kon het eigenlijk niet geloven... ze zouden vast een van de Onvergeeflijke Vloeken gebruiken, ze hadden immers een minachting voor Dreuzels?
Waarom dacht hij hier eigenlijk aan? Wat maakte het uit? Dood zou dood zijn.
"Helaas moet ik je een keuze geven," zei ze op gewone toon, maar met een zekere teleurstelling.
"Je zou ondertussen toch moeten weten wat hij wil, we hebben het je al vaker duidelijk gemaakt... herinner je je je droom nog? Het Duistere Teken op je arm? Yenne, die zei dat hij je kracht en loyaliteit wil? Wat maak je daar nou uit op, Harry? Wat wil hij? En wie is hij?"
Hij trilde van angst, maar durfde geen antwoord te geven, want als hij het hardop zei, zou het de waarheid zijn. Dan zou het echt zo zijn, dan kon hij het niet meer ontkennen, dan kon niemand het meer ontkennen... dan zou hij erover na moeten denken, er bang voor moeten zijn. Dat wilde hij niet. Hij wilde het niet hardop zeggen, niet eens denken. Hij zweeg.
Mary-Jane keek hem eerst zonder uitdrukking aan, vervolgens ongeduldig, en tenslotte boos. Ze stond op en liep op hem toe, en weer kon hij niet bewegen, alleen maar naar haar kijken... toen zag hij de zwarte veer op haar arm, en daar nog een, en nog een, een heel verenkleed verscheen, zoals bij Yenne was gebeurd, maar het leek haast wel of het deze keer nog enger was. Misschien omdat hij niet kon bewegen, zijn ogen niet kon afwenden, en niet alleen omdat hij verstijfd was van angst, maar ook omdat een toverspreuk hem tegenhield. Een toverspreuk waarvan hij nog niet wist welke het was, maar die toch wel illegaal moest zijn... of zou dit zomaar mogen? Stond de wet dit toe?
Ze bracht haar gezicht naar het zijne toe, en deed hem even denken aan een ander meisje, dat ook haar gezicht zo dicht bij het zijne had gebracht, maar met een heel andere bedoeling... een veel prettigere. Of was zij dat ook van plan? Hij zag een vonk in haar ogen, alsof ze haar gezicht nog dichterbij wilde brengen, en hij probeerde een uitdrukking van intense afschuw in zijn ogen te leggen, om haar af te schrikken. Het leek haar echter niet op te vallen, hoewel ze wel enkele centimeters terugweek. Toen begon ze te praten.
"Harry Potter, geef antwoord!!! Wie is hij? Wat wil hij van jou? Geef mij antwoord! Nu!"
Hij begreep niet waarom ze dit deed, maar durfde haar niet langer te weerstaan. Antwoord geven was gevaarlijk, omdat het zijn vrees werkelijkheid maakte, maar tegenover een woedende Kraai staan zonder je te kunnen verdedigen, was honderden malen gevaarlijker.
"Hij is Voldemort. Hij wil dat ik een Dooddoener word."
"Goedzo, Potter," siste Mary-Jane, en in minder dan een seconde waren haar veren weer verdwenen, en zag ze eruit als een doodgewoon meisje, uitgezonderd haar ogen. Maar dat zag alleen hij.
"Brave jongen. Voldemort wil jou als Dooddoener, inderdaad. Maar niet alleen dat, hij wil al je krachten om hem sterker te maken. Je schijnt krachten te hebben die hij zeer graag zelf wil bezitten. Met die krachten zal hij eindelijk in staat zijn om de wereld te beheersen..."
Hij begreep niet waarom ze hem dit allemaal vertelde. Om hem bang te maken? Hij durfde haar echter niet te onderbreken en liet haar dus maar verder praten.
"En vertel mij, Potter... wat gebeurt er als je niet toestemt?"
Hij wilde weer weigeren, maar was bang dat ze hetzelfde zou reageren... en hij kon het niet nog een keer aan om haar in haar verenkleed te zien. Dat wilde hij niet. Dan zou hij het nog liever zeggen.
"De Kraaien doden om mij heen."
"Precies," fluisterde ze, "En dat is precies wat we gaan doen. Tenzij je besluit om Dooddoener te worden. Wil je dat, Potter? Kom je je bij ons aansluiten en al je krachten aan de Heer van het Duister geven? Anders zal je zoveel pijn hebben... dat kan je niet aan, Potter. Daar ben je te zwak voor."
Ze raakte met haar vingertoppen zijn bovenarm aan, en Harry voelde het branden, alsof hij het Duistere Teken al had en Voldemort hen opriep... zijn arm tintelde van de pijn, en hij kon hem niet meer bewegen. Hij week achteruit, en zodra haar vingers zijn arm niet meer raakten, hield de pijn op. Het was geen vreselijke pijn geweest, meer een herinnering aan wat hij eerder had gevoeld. Zou het werkelijk zo zijn als ze werden opgeroepen? Maar hij wilde het niet weten... hij hoorde er niet bij...
"Geef antwoord, Potter. Word je een Dooddoener?"
Ze staarde hem aan, en hij keek terug zonder te knipperen, en las in haar ogen dat ze wilde dat hij geen Dooddoener zou worden... dat ze liever had dat hij weigerde... maar dat ze moest van haar Meester. En ze gehoorzaamde hem natuurlijk. Hij wist waarom ze hem niet als Dooddoener wilde, en dat zorgde er bijna voor dat hij toestemde. Uit vrees voor de levens van anderen, die zij maar al te graag zou wegnemen, zei hij bijna 'Ja.' Tot hij zich herinnerde wat het zou betekenen als hij een Dooddoener werd... zijn eigen pijn, of zijn eigen dood zou hij nog wel kunnen verdragen, maar hij begreep nu dat Voldemort dan de wereld zou kunnen overheersen. Dan zouden miljoenen onschuldigen sterven, in plaats van alleen zijn vrienden en de andere mensen waar hij om gaf. En dat zou hij niet aankunnen, hij zou niet kunnen leven of sterven met de gedachte dat hij verantwoordelijk was voor de dood van miljoenen en de pijniging van nog vele, vele anderen... de keuze was moeilijk, maar hij wist waar hij voor moest kiezen.
"Ik word geen Dooddoener, Mary-Jane. Nooit," antwoordde hij met zachte stem.
Ze keek hem venijnig aan, en haalde nu een echt mes tevoorschijn, maar hij kon niet zien waarvandaan. Hij trilde over zijn hele lichaam toen ze zijn arm beetpakte en zijn handpalm naar boven keerde, hij kon dit niet aan, wat ging ze in vredesnaam doen?
"Geen Duister Teken, nog niet, maar wel een ander," siste ze, en met de punt van haar mes trok ze een lijn over zijn handpalm. Donkerrood bloed welde op uit de wond, maar vreemd genoeg voelde Harry nog geen pijn, alleen angst voor haar. Voor wat ze kon doen. Voor wat ze zou doen. Ze waren hier alleen.
"Harry!" riep plotseling iemand buiten, op de gang. Mary-Jane en Harry keken elkaar even vlug aan, en toen liep Mary-Jane vlug weg, het bebloede mes nog in haar hand. Ze verdween door een deur die hem nog niet eens was opgevallen, en hij zuchtte opgelucht. Wie of wat daar buiten ook stond, hij was voorlopig gered van Mary-Jane... en hij riep: "Hier ben ik! In dit lokaal!"
Hij hoorde gestommel op de gang, en toen stonden Ron en Hermelien plotseling binnen, en staarden hem verbaasd aan. Hermeliens blik dwaalde af naar zijn hand, en hoewel Harry hem vlug probeerde te verstoppen achter zijn rug, wist hij dat Hermelien best had gezien dat zijn hand bebloed was. Oh my, hoe moest hij haar dat gaan uitleggen? Hij kón niet zeggen wat Mary-Jane gedaan had, omdat ze waarschijnlijk nog in de buurt zou zijn om hem af te luisteren. Hij rilde bij de gedachte aan wat ze zou doen als ze wist dat hij het had doorverteld aan anderen... maar wat zou hij dan moeten zeggen? Een smoes verzinnen?
"Harry! Wat heb je gedaan?" vroeg ze ongerust, en ze pakte zijn arm beet om zijn hand beter te kunnen bekijken. Het begon nu pijn te doen, maar het zag er erger uit dan het voelde. Zelfs de angst voelde hij nu niet meer, nu Mary-Jane verdwenen was. Maar hij had geen flauw idee wat hij nu moest zeggen. De waarheid kón hij niet zeggen, en het was duidelijk dat hij zo'n wond niet per ongeluk kon oplopen. Hermelien zou het weten als hij loog, en Ron waarschijnlijk ook, en ze zouden zich beledigd voelen.
"Ik… ik kán het jullie niet vertellen," riep hij uit, en hij rende het lokaal uit, Hermelien en Ron verbaasd achterlatend. Hij wist dat ze hem nu wel heel vreemd zouden vinden, maar misschien zouden ze raden wat er aan de hand was… hij hoopte maar dat ze het niet hardop zouden zeggen, want het zou voor de Kraaien niet uitmaken of hij het hen verteld had, of dat ze het geraden hadden, voor hen was alleen belangrijk dat ze het wisten. Bij het idee dat ze nu met elkaar hierover zouden praten, met Mary-Jane in de buurt, draaide hij zich bijna om. Maar hij kon nu niet binnen komen stormen en zeggen dat ze hun mond moesten houden. Dan zou het ook wel duidelijk zijn dat Hermelien en Ron iets wisten, wat dan ook.
Alweer zo'n afschuwelijke keuze tussen twee kwaden.
***
A/N: Pleazz read&review!
Dado Helia Vesta 'dobbelsteentje' bedankt voor je review, en geloof me, je krijgt hier nog een héél leuke rol in, en er worden nog wel meer hoofdstukken aan je opgedragen denk ik… ;-)
