A/N: Sorry dat het zo ongelofelijk lang duurde voor dit hoofdstuk er was, maar het schrijven ging langzaam en ik vergat ook steeds om het hier neer te zetten… maar hier is het dan, voor iedereen die gereviewed heeft en in het algemeen voor iedereen die het gelezen heeft. In dit hoofdstuk, zoals jullie vast al konden voorspellen, moord en ruzie! Maar ook een droom, een brief, de foto en Eve… durf het eens niet te lezen!

Oh ja, ik heb nog iets veranderd aan hoofdstuk 5: Fay en Lise heten nu Aga en Maria, en ze komen niet meer uit Amerika maar uit Polen, ter ere van mijn (Engelse) beta-reader Agnieszka… wie weet gaan ze ook nog wel Pools praten ;-)

Disclaimer: De meeste namen, plaatsen enzovoort behoren toe aan miss Rowling en Warner Bros en weet ik veel wie nog meer, maar de Kraaien en nog wat meer dingetjes zijn van mij… Eve is gebaseerd op Irene, maar ze is wel een beetje veranderd… met haar toestemming natuurlijk ;-)

Hoofdstuk 6: Moord en ruzie/Murder and fight

Hij was weer terug, hij wist het meteen. De Grote Zaal in Zweinstein, hij ergens bovenin, en beneden stonden droom-Harry Potter en de lange, duistere gedaante weer tegenover elkaar. Hij dacht dat hij nu wel kon raden wie het was... de man die hem als dienaar, Dooddoener en krachtbron wilde hebben. Maar hij mocht niet toegeven...

"Je weigert," zei de duistere gedaante gevaarlijk zachtjes. "Moet de Macht van de Kraaien in werking gesteld worden? Moeten ze doen wat ik ze zal opdragen?"

"Ik weiger. Ik word geen Dooddoener, ik zal je niet de kracht geven om de wereld te vernietigen."

"Als je weigert, gebeurt er dit..."

Plotseling zag hij droom-Harry Potter en de duistere gedaante niet meer, maar beelden. Beelden vol angst, vol schuld, vol moord en marteling... beelden van wat er zou gebeuren. Een meisje, lang, mooi, met een betoverende glimlach. Lange zwarte haren. Enigszins schuinstaande, donkere ogen. Hij wist haar naam, maar zei het niet hardop, bang... bang voor de ander. Want er was een ander, met zwarte veren en een rood mes. Rood... bloedrood... en toen verdwenen beide meisjes in een waas van bruingroen, en hij zag de twaalfjarige, droom-Harry Potter weer, maar hij was niet meer in Zweinstein en de duistere gedaante was verdwenen. Hij stond op een onbekende plek, een plein, en overal om hem heen stonden mensen, die beschuldigend naar hem keken.

"Hij was het."

"Het is zijn schuld, hij had het kunnen tegenhouden."

"Nu is ze dood, dood, ze komt nooit meer terug..."

"Allemaal zijn schuld. Schuldig, schuldig."

"Hij moet haar zien... hij moet weten wat hij gedaan heeft..."

"Nee!" gilde droom-Harry Potter, maar er was niets aan te doen... de mensen gingen opzij, en hij kon zich niet meer bewegen, alleen maar kijken naar het hoopje daar, dat hoopje dat eens een mens was geweest, een lachend mens, dat hij gezoend had... ze kwam nooit meer terug. Nooit. Meer. Terug.

"Nee! Ik smeek je, doe het niet! Laat haar, ze mag niet sterven..."

***

Harry werd wakker met wangen die nat waren van de tranen, en met maar één gedachte in zijn hoofd.

"Ze mag niet sterven," mompelde hij zachtjes voor zich uit, wilde hij in Voldemorts gezicht schreeuwen, waar was Voldemort? Hij schoot overeind en keek wild om zich heen, maar zag alleen duisternis... en toen pas besefte hij waar hij was, en dat het allemaal maar een droom was geweest. Máár een droom? Nee, het was niet zomaar een droom.

"Zeg dat het niet waar is..." fluisterde hij ongelovig, toen hij besefte wat hij precies gedroomd had. "Zeg me dat het niet zo is, dat het niet zo is... Cho? Of iemand anders? De bedoeling is duidelijk... ze hebben het écht gedaan! Nee... oh... dit kán niet waar zijn..."

Hij wilde het niet geloven, kon niet geloven dat de Kraaien werkelijk iemand hadden gedood. Die droom moest een waarschuwing zijn, alleen maar een waarschuwing wat er zou gebeuren als hij weigerde. Het was allemaal bluf, het moest allemaal bluf zijn. Het kon niet waar zijn, het mocht niet waar zijn, niet om hem, niet alleen omdat ze zijn vriendin was geweest... wie kon er zo iets vreselijks verzinnen? Kon iemand zo zijn? Doden, alleen om hem als Dooddoener te krijgen?

"Het is gewoon een droom geweest, omdat ik de laatste tijd zo onder spanning sta. Waar je veel over denkt, daar droom je over... en ik heb de afgelopen weken over niets zoveel gedacht als over de Kraaien. Het is niet te geloven dat ik de eerste Kraai pas twee weken geleden ontmoette... het voelt alsof ze altijd al in mijn leven zijn geweest. Maar ik heb er gewoon teveel aan gedacht, en dan droom je vanzelf van waar je bang voor bent... gewoon een nachtmerrie," brabbelde hij voor zich uit, moeite doend om zichzelf te overtuigen, maar toch wetend dat het onmogelijk was.

Plotseling dacht hij iets te horen. Wat was dat? Het leek wel een zacht gesis, of waren het woorden? Hij luisterde ingespannen, voor een moment zijn droom vergetend. Ja, er was beslist een geluidje te horen, al was het maar heel zacht... oh nee, nu werd het harder. Langzaamaan werd het steeds harder en harder... ja, het waren duidelijk woorden, alleen nu nog onverstaanbaar. Nog een beetje harder, een klein beetje maar, hij wilde weten wat de stem zei. Opeens besefte hij dat het Sisseltong was, maar dat maakte niet uit, dat sprak hij ook.

"Foto... sss... foto... sss..."

En toen niets meer. Gewoon verdwenen, geen stemmetje meer, geen geluid te horen behalve het ademen van de andere jongens en het ruisen van de wind, buiten.

Wat had het stemmetje bedoeld? Was het iemand die hij kon vertrouwen? Of had hij het zich allemaal weer verbeeld? Foto, of foto's, dat had de stem gezegd. Wel, er was maar één foto die in dit geval van belang kon zijn... en hij vreesde nu dat de boodschap van een van de Kraaien, of van hun handlangers, was gekomen. Foto. Dé foto. Hij moest 'm ergens hebben, hij had 'm niet kunnen verscheuren of vernietigen na de vorige keer dat hij erin had gekeken, precies tien dagen geleden. Hij had het wel gewild, maar de foto bleef hem interesseren, het was zijn enige mogelijkheid om iets over de Kraaien te weten te komen... zou hij er nu naar durven kijken? Hij was bang voor wat hij zou zien, bang voor beelden uit zijn droom, een hoopje mens misschien.

"Foto... sss... foto... sss..." De stem was weer terug, maar nu harder dan eerst. En het werd nog steeds harder, boven fluisterniveau, gewoon pratend, hard pratend, nu bijna schreeuwend...

"Foto... sss... foto... sss..." Harry drukte zijn handen tegen zijn oren, het was nu bijna niet meer te verdragen, maar het ging onverminderd door en zijn handen hielden het geluid niet in het minste tegen... het moest ín zijn hoofd zitten, en blokkeerde nu alle andere gedachten, zorgde voor hoofdpijn, en dat alles kon gestopt worden door alleen naar een foto te kijken.

"Ik ga al!" dacht hij hardop, en nu werd het geluid iets zachter, al was het nog steeds oorverdovend.

"Foto... sss... foto... sss... foto... sss... foto..."

Eindelijk had hij de foto, die nog steeds onderin zijn koffer lag. Maar het gesis ging door, de woorden werden herhaald, en hij besefte dat hij naar de foto zou moeten kijken om dit op te laten houden… maar hij kón toch niet naar de foto kijken?! Hij wist nog wat er de vorige keren was gebeurd, hoe bang hij was geweest en hoe hij zichzelf erna had beloofd om niet meer te kijken. Waarom zou hij het nu weer doen? Alleen omdat dit gesis hem bijna dwong? Het was een moeilijk te verdragen geluid, maar het kijken naar de foto zou wel eens nog erger kunnen zijn.

Twijfelend tussen kijken en niet kijken koos hij de keuze die ertussenin lag, wat natuurlijk geen nut had en bovendien ook nog wel eens pijnlijk zou kunnen zijn, maar hij wist het gewoon niet… hij keek naar de brief.

De woorden waren veranderd.

Hij vloog met zijn ogen over de tekst en wenste meteen dat hij naar de foto had gekeken, want dat was misschien nog wel minder erg geweest… niets kon zo erg zijn als deze tekst, toch?

De eerste moord is gepleegd. Haar mes is bebloed.

De eerste moord is gepleegd. Omdat Harry Potter niets deed.

De eerste moord is gepleegd. Ze zal nooit meer leven.

De eerste moord is gepleegd. Ze is dood.

Het was niet meer alleen de droom, het was nu ook deze tekst die hem er van overtuigde dat er iets vreselijks was zijn gebeurd… de Kraaien zouden hem toch nooit zeggen dat er een moord was gepleegd, als het niet zo was? Ze wilden dat hij geloofde dat ze werkelijk mensen zouden doden als hij weigerde om Dooddoener te worden. Ze zouden hem niet zo'n boodschap sturen als het niet bewezen zou worden, als hij er altijd over zou kunnen twijfelen of het wel waar was… toch? Hij wilde dat hij kon hopen dat het anders was, maar hij wist nu geen andere mogelijkheid dan aan te nemen… dan aan te nemen… Cho. Was ze dood? Het moest wel. Of misschien was het iemand anders, maar hij zou toch weten dat het zijn schuld was, en Cho was de meest waarschijnlijke keuze voor hen. Ze hadden de brief onderschept, misschien wist Cho het zelfs al, hij gaf nog steeds om haar en het deed hem vreselijke pijn, maar de Kraaien waren wreed. Wreed, om iemand te doden die hier niets mee te maken had. Want wat kon Cho eraan doen? Wat was haar invloed? Ze had hier niets mee te maken… het zou beter zijn als ze hem nooit had ontmoet, nooit had geweten hoeveel hij van haar hield. Het zou beter zijn als niemand hem ooit gekend had, als hij als een naamloze door het leven was gegaan, of als hij bij de Duffelingen was gebleven. Daar hield toch niemand van hem, daar had hij toch geen kracht die Voldemort zou willen hebben. Daar had hij niets kunnen veroorzaken.

Door een onbekende kracht gedreven, wilde Harry nu zien wat er op de foto stond. Het gesis was zachter geworden, maar niet verdwenen en het zou ook niet verdwijnen tot hij op de foto keek. Maar dat was niet waarom hij keek, het was een vreemd gevoel van dat hij dit verschuldigd was aan Cho, aan anderen, aan de wereld misschien. Hij moest kijken, hij moest het aan durven zien, want hij had dit veroorzaakt…

Langzaam draaide hij de vreselijke boodschap naar de achterkant, buiten zijn gezichtsveld, en toen zag hij de foto weer. Zeven Kraaien, één jongen, brandende ogen, angst, macht, veel was er niet veranderd. Of toch wel? Hij bekeek de Kraaien van dichterbij, en richtte al vlug zijn ogen op Yenne, de Kraai die met Cho te maken had. Ze grijnsde nog steeds, maar dat was niets bijzonders, dat deden ze allemaal. Nee, zijn ogen vielen op het vleugje rood dat op de voorkant van haar veren zat. Rood, stroperig spul, dat de spierwitte kleding van de Harry Potter in de foto bevuilde. Nu had hij ook rood op zijn kleren. Rood. Bloedrood. Bloed op zijn kleren.

"Wat heb ik gedaan?" fluisterde hij, bijna zonder geluid. Toen bewoog Yenne, en ze liet hem haar rechterhand zien, en hij wist wat die hand omklemde. Het mes, het bebloede mes, het mes waarmee… Harry werd krijtwit toen hij even een flits van een ander beeld zag, een hoopje mens. Rood. Zwart. Wit. Waarom?

Hij ademde snel en wist plotseling dat hij er met iemand over moest praten, iemand die hem op kon beuren of samen met hem bang kon zijn. En wie beter dan Ron? Zijn beste vriend, hier op de slaapzaal, hij wist hier al van… maar eerst controleren of er niemand was.

Dat moest, dat mocht hij nooit meer vergeten, altijd eerst naar de Sluipwegwijzer kijken. Geen risico's meer nemen, hij had al teveel gewaagd met het leven van de mensen waar hij om gaf, hen teveel in gevaar gebracht. Het drukte zwaar op hem, en juist daarom moest hij er met iemand over praten.

Hij merkte plotseling dat hij de foto nog in zijn handen had, en zonder er naar te kijken stopte hij de foto weer helemaal onderin zijn koffer. Moest hij de foto vernietigen? Was het beter om de boodschappen en beelden nooit meer te zien? Hij moest daar later nog maar eens over nadenken, hij was hier niet in staat om de foto te vernietigen, niet goed. Je wist maar nooit wat er zou gebeuren, wat voor spreuken de foto beschermden.

Wacht, nu niet weer afdwalen… hij moest de Sluipwegwijzer hebben. Harry wist precies waar de Sluipwegwijzer zat, in een apart vakje zodat hij er altijd makkelijk bij zou kunnen als hij weer eens moest kijken of er iemand in de buurt was. Vlug haalde hij het stuk perkament tevoorschijn, dat leeg was, zoals altijd.

"Ik zweer plechtig dat ik snode plannen heb," mompelde hij, voor misschien wel de honderdste keer sinds zijn derde jaar, en weer zag hij de lijntjes kronkelen en steeds meer stipjes verschijnen, allemaal in hun slaapzalen of (in het geval van de professoren) slaapkamers. Slapend, bijna allemaal, alleen Sneep was op en liep te ijsberen in zijn kamers, af en toe stoppend bij wat misschien wel een ketel was, dat kon hij niet zien. Oh, en er was nog iemand op: Keemi zat in de bibliotheek, aan een van de tafels. Wat deed ze daar midden in de nacht? Dingen bestuderen die haar konden helpen om hem nog banger te maken?

Toen zag hij eindelijk hun slaapzaal verschijnen, en opgelucht merkte hij dat er geen vreemde meisjes te zien waren, alleen hij, Marcel, Daan en Simon… wacht eens, waar was Ron?!

Met bonzend hart bekeek Harry de Sluipwegwijzer nog eens, maar Ron was nergens in hun slaapzaal. Was er iets mis? Er móést iets mis zijn met de Sluipwegwijzer, het kon gewoon niet dat Ron weg was… als hij nu naar Rons bed ging en de gordijnen opzij trok, dan zou hij daar gewoon een jongen met rood haar zien liggen slapen. Natuurlijk zou dat zo zijn, waarom zou Ron verdwenen zijn? Hij had een meisje gezien, een meisje met zwart haar, een meisje dat hij heus wel zou herkennen en zeker niet met Ron kon verwarren. Het was Cho geweest, niet Ron…

Vlug stapte Harry uit bed en liep naar Rons bed toe, klaar om de gordijnen weg te schuiven, maar net toen hij dat wou doen, wachtte hij toch even. Nu kon hij nog twijfelen en zichzelf wijsmaken dat er iets mis was met de Sluipwegwijzer… dat kon straks misschien niet meer. Dan zou hij de waarheid weten, niet meer kunnen twijfelen. Kon hij dat aan? Maar het moest wel, hij moest het weten, hij moest het maar aankunnen.

"Daar gaat ie dan," fluisterde hij geluidloos, en met één ruk trok hij de gordijnen opzij.

Het bed was leeg.

Van alle schokken die hij de afgelopen twee weken had gehad, zou dit toch wel de ergste zijn. Ron verdwenen, na een droom over een moord en een briefje over een moord… Ron niet in zijn bed, niet waar hij hoorde. Ron zou nooit alleen door het kasteel gaan zwerven, niet zonder het zijn vrienden te vertellen, dat paste niet bij hem… Ron. Ron was… nee, daar wilde hij niet aan denken tot het echt niet meer was te vermijden. Er moest iets anders te verzinnen zijn… hij was vast ergens anders, hij had vast iets belangrijks te doen waar hij Harry niet bij kon gebruiken. Misschien was hij ergens in het kasteel, misschien was hij bezig met een soort van verrassing. Ja, dat kon een goede verklaring zijn voor zijn afwezigheid. Daar moest hij zich aan vasthouden, anders zou hij helemaal gek worden, bij het idee dat zijn beste vriend door zijn schuld was gestorven. En hij mocht niet gek worden, hij mocht niet in paniek raken, hij moest kalm blijven en erachter proberen te komen wat er gebeurd was.

Hij zou Ron gewoon op de Sluipwegwijzer zijn, alleen ergens anders dan hij verwachtte, maar wel ergens in het kasteel. Als hij dood was… dan zouden ze zijn lichaam hier toch wel hebben laten liggen. Hij zou enorm geschrokken zijn als hij… dat… had gevonden, en ze wilden hem laten schrikken. Ja, het was allemaal logisch, en dus was het ook zo, zou het ook zou zijn.

Langzaam gleden zijn ogen over de kaart. De mensen die eerder al sliepen, sliepen nog steeds. De meesten wisten van niets, de meesten waren onschuldig, en toch konden ze in gevaar zijn. De leraren, de leerlingen, zelfs de huiselfen, als die tenminste konden sterven.

En het was hún schuld. Waar waren ze? Waar waren de Kraaien nu? Hij zag Keemi door de gangen lopen, tot ze bij twee andere stipjes aankwam. Eve Lista en Mary-Jane Gyf waren hun namen. Dus de Kraaien waren nu bij elkaar, bedachten misschien plannetjes, voor nog meer angst, maar wat boeide het hem? Hij was op zoek naar Ron…

Maar wat als die nergens te vinden was?

Hij zocht door, maar was die ene naam nog niet tegen gekomen, en ondertussen raasden de gedachten nog steeds door zijn hoofd. Gedachten die hij niet tegen kon houden, maar waar hij op een gegeven moment niet meer naar luisterde, want veel nieuws was er niet. Hij bleef doorzoeken, bleef hoop houden, en eindelijk werd die hoop beantwoord. Daar, dwars door de leerlingenkamer van Griffoendor, liep een stipje met de naam Ronald Wemel.

Hij leefde. Hij leefde! De angst voor Ron verdween onmiddellijk, maar hij wist dat hij zich nog ergens anders zorgen over moest maken… niet nu! Even blij zijn dat Ron er nog was en nog leefde. Dat hij niet zijn beste vriend gedood had. Dat zijn beste vriend er nog was, levend, pratend, lopend, lachend… alles wat ze deden.

Hij wilde opstaan en Ron tegemoet rennen, maar zijn benen waren slap en dus bleef hij maar gewoon op zijn bed zitten, starend naar die kaart die het bewijs leverde. Het stipje kwam dichterbij, ging de trap op, liep naar de deur van de leerlingenkamer… en nu keek Harry naar die deur, en hij zag hem langzaam opengaan. En daar was hij dan, met sproeten en rood haar en al, en met een voorzichtige maar gelukkige uitdrukking op zijn gezicht.

Harry wist even niets te zeggen, alleen maar toe te kijken hoe Ron de deur voorzichtig achter zich dichtdeed en op zijn tenen naar zijn bed toe liep. Hij liep langzaam en het was duidelijk dat hij niemand wakker wilde maken… misschien niemand wilde hebben die vragen zou stellen over waar hij geweest was. Ja, waar wás hij eigenlijk geweest? Waarom had hij midden in de nacht door Zweinstein geslopen, terwijl hij wíst wie daar nog meer konden rondsluipen en dat ook inderdaad hadden gedaan?

"Harry! Waarom ben je wakker?" vroeg Ron plotseling, en geschrokken zei Harry het eerste het beste dat door zijn hoofd spookte. "Waar ben je geweest?"

Zelfs in het donker kon Harry zien hoe Ron bloosde na die vraag, en hij moest meteen denken aan die keer dat Ron hem had betrapt toen hij op een avond terugkwam toen hij ergens met Cho was geweest. Hij dacht niet dat hij ooit erger had gebloosd… zou dat de verklaring zijn voor Rons gedrag? Zou hij voor een meisje zijn leven riskeren? Maar misschien dacht Ron niet dat het zo gevaarlijk was… misschien wist hij geheime gangen of iets dergelijks…

"Was het een meisje?" vroeg hij grijnzend, niet meer denkend aan het gevaar, maar alleen aan de mogelijkheden om zijn vriend hiermee te pesten. Het werd tijd dat hij Ron een keer kon terugpakken voor al die keren dat Ron grappen had gemaakt over hem en Cho…

"Nee," zei Ron kort en hij draaide zich om naar zijn eigen bed.

Het klonk overtuigend, juist omdat het zo kort was… hijzelf had een lang verhaal verteld met steeds meer fouten erin en dingen die niet klopten, tot Ron niet meer bijkwam van het lachen. Maar Ron zei alleen 'Nee' en dacht dat het daarmee afgelopen was… was het wel een meisje? En zo niet, wat was er dan geweest?

"Waar was je dan, Ron?" vroeg hij, maar Ron hing zijn mantel op en antwoordde niet.

"Ron?" vroeg Harry, en toen Ron weer niet reageerde, liep hij naar Ron toe en pakte hem bij zijn schouders.

"Waar ben je geweest, Ron? Waarom mag ik het niet weten?"

"Het gaat je niets aan. Laat me toch met rust," zei hij geïrriteerd, en Harry voelde zich boos worden.

"Je had dood kunnen zijn, Ron… weet je wat ik vannacht gedroomd heb? Er is een moord gepleegd! Ik dacht dat jíj degene was die dood was, toen je niet in je bed lag… waar ben je geweest?"

"Ga slapen, Harry. Ik ga het hier niet over hebben, het zijn jouw zaken niet," antwoordde Ron, maar verbeeldde Harry het zich nu, of zag hij een angstige blik in zijn ogen? Wat had Ron gedaan? Waarom was hij weggeweest in een nacht dat er een moord was gepleegd, een nacht waarin de Kraaien op pad waren…

Toen kwam er plotseling een verklaring bij hem op, maar een verklaring die hij niet wilde accepteren, een verklaring die zijn hele wereldbeeld omver zou kunnen gooien. Natuurlijk niet, hij moest vrienden kunnen vertrouwen, alleen omdat Ron een geheim voor hem had betekende dat toch nog niet dat hij zoiets zou doen… Hermelien had de Tijdverdrijver ook voor hen geheim gehouden in hun derde jaar… hijzelf had dit jaar nog de Kraaien geheim gehouden voor Ron en Hermelien… nee, hij mocht er niet aan denken. Hij mocht absoluut niet aan die mogelijkheid denken, want dat zou alles veranderen. Alles zou vreemd zijn, als… als… Ron samenwerkte met de Kraaien.

"Was je bij hén?" stootte hij er uiteindelijk toch met veel moeite uit, en Ron werd lijkbleek.

"Wie bedoel je?"

"Hén. Yenne, Keemi, Mary-Jane, Eve, en weet ik veel wie nog meer…"

"Natuurlijk niet! Dan was ik allang dood," zei Ron fluisterend.

Harry wilde hem geloven, moest hem geloven, maar moest ook erkennen dat het niet meeviel… maar als Ron hier op zou antwoorden, dan kon hij het weer geloven. Laat hem alsjeblieft antwoorden, alsjeblieft, zodat ik hem weer kan vertrouwen… hij stuurde een schietgebedje naar wie dan ook en vroeg het uiteindelijk.

"Als je niet bij hen was, waar was je dan?"

Meteen trok Ron zijn masker weer op, hij keek Harry met donkere ogen aan en zei: "Het gaat je niet aan, Harry. Ga slapen, net als ik, en haal je geen rare dingen in je hoofd."

"Dat valt niet mee als je beste vriend niet eerlijk durft te zijn," zei Harry vrijwel geluidloos toen hij terugliep naar zijn eigen bed. Uit Ron zou hij niets krijgen, dat was duidelijk, en dus was hij overgeleverd aan zijn eigen vermoedens. Niet de juiste manier om deze ideeen uit zijn hoofd te krijgen, natuurlijk. Want welke andere verklaring kon hij nu nog verzinnen?

***

"Dit begint een gewoonte te worden," mompelde Harry toen hij voor de zoveelste keer doodmoe wakker werd, zwetend van de dromen die hij had gehad. Dromen over angst, dood en... verraad.

Hij moest uitzoeken hoe dit zat. Hij weigerde te accepteren dat zijn beste vriend zich tegen hem had gekeerd, en hoewel hij moe was, voelde hij toch de kracht om dat te doen. Als hij alleen maar aan Veritaserum zou kunnen komen... maar hij wist niet of hij het Ron zou geven als hij Veritaserum had, want dan zou hij zijn beste vriend net zo behandelen als een Dooddoener... maar wat als hij dat ook was?

Gefrustreerd besloot Harry dat dit nergens toe leidde, en hij opende zijn ogen, om te zien dat de andere jongens van de slaapzaal al op waren. Ron was nergens te zien, maar Marcel en Daan stonden naast zijn bed en Simon zat op zijn eigen bed.

"Je bent nogal een slaapkop de afgelopen tijd," grijnsde Daan, en hij voegde eraan toe: "We wilden je net wakker gaan maken. Je moet echt vroeger naar bed gaan, straks val je in slaap in de klas, en dat kan echt niet dit jaar, met de P.U.I.S.T.en en alles, stel je voor dat je zakt, dan krijg je nooit een baan!" in een perfecte imitatie van Hermelien

"Alsof dat me iets zou kunnen schelen," mompelde Harry terwijl hij opstond en vlug zijn gewaad aantrok.

"Waar is Ron trouwens?"

"Geen idee, hij was al weg toen wij wakker werden. Vreemd, normaal wachten jullie toch altijd op elkaar?" vroeg Simon met opgetrokken wenkbrauwen. Harry haalde alleen zijn schouders op. Hij zou kunnen zeggen dat hij en Ron ruzie hadden gehad, maar dat was misschien niet helemaal de juiste uitleg en hij wilde ook niet dat de anderen zich ermee gingen bemoeien. Ze zouden het vanzelf wel merken als hij en Ron minder met elkaar omgingen, om welke reden dan ook.

"Tijd voor het ontbijt," zei Daan vrolijk, en met z'n vieren liepen ze naar beneden. Ook daar was Ron nergens te zien, niet aan de Griffoendortafel en ook nergens anders in de Grote Hal. Vreemd.

"Heeft iemand Ron gezien?" vroeg Harry bezorgd, en hij zag Hermelien (die een paar plaatsen verder zat) een wenkbrauw optrekken en hem doordringend en angstig aankijken. Hij wist wat ze wilde vragen, maar wist geen manier om haar antwoord te geven zonder dat iemand zou denken dat hij gek was. Daarom knikte hij maar in haar richting, op een hopelijk kalmerende manier.

Maar niemand had Ron gezien, en Harry begon zich af te vragen of hij het misschien helemaal fout had gehad. Misschien was Ron nu toch meegenomen door de Kraaien, en was dat van vannacht niets geweest... het zou zelfs kunnen dat Ron toen onder de Imperius was geweest.

Wat natuurlijk ook kon, was dat Ron zijn vriendinnen de Kraaien vrijwillig had opgezocht en voorlopig niet meer op zou komen dagen, omdat hij, Harry, zijn 'geheim' had ontdekt. Hij wist niet welke van de twee mogelijkheden prettiger was voor hem en zijn geweten.

***

Zodra hij klaar was met zijn ontbijt, stond Harry op, en hij zag dat Hermelien hetzelfde deed. Natuurlijk wilde ze weten wat er aan de hand was, maar het moest wachten tot ze buiten het gehoor van de anderen waren. Gewoontegetrouw pakte hij de Sluipwegwijzer vast uit zijn binnenzak, maar gaf het wachtwoord niet.

"Harry, wat..." begon Hermelien toen ze zo'n honderd meter van de deur van de Grote Zaal verwijderd waren, maar Harry legde zijn vinger op zijn lippen en liet de Sluipwegwijzer zien, met de inkt die nu wel over het perkament stroomde en zijn weg vond.

Het leek vlugger te gaan dan anders, binnen een paar seconden konden ze het hele kasteel overzien. Harry was natuurlijk vooral geinteresseerd in het gebied rond waar ze stonden, en hij zag al vlug dat een stipje met de naam 'Eve Lista' in hun richting kwam en binnenkort om de hoek zou komen.

"We kunnen nu niet praten," fluisterde hij, en hij wees op het bewegende stipje. Hermelien knikte begrijpend, en keek hem toen vragend aan, terwijl ze op de deur vlakbij hen wees, die waarschijnlijk toegang gaf tot een leeg klaslokaal. Wat bedoelde ze?

"Ik heb geen zin om haar te ontmoeten," mompelde Hermelien vlug. Natuurlijk, ze had volledig gelijk, hij wilde haar zelf ook liever ontwijken, en dus duwde hij Hermelien vlug het klaslokaal in en ging er zelf achteraan. Hopelijk had Eve hen niet gezien, hij wilde niet weer gehypnotiseerd worden.

"Ik weet dat jullie er zijn," zei een zachte stem aan de andere kant van de deur. Hij wist niet wat te antwoorden, en hield dus gewoon zijn mond, maar Hermelien zei angstig: "Ga weg."

Hij besefte dat ze nog nooit tegenover een Kraai had gestaan. Wel, ze had met Mary-Jane gepraat, maar toen had ze niet geweten dat Mary-Jane een Kraai was... bij die gesprekjes onder vier ogen van hem met de Kraaien, was ze nooit geweest. Logisch, anders waren het geen gesprekjes onder vier ogen meer geweest. Maar zou dit er een worden onder zes ogen? Hij hoopte dat Eve haar veren niet zou laten zien. Hij hoopte dat Eve hen maar gewoon met rust zou laten. Bestond die kans?

Hij pakte haar hand en gaf er een kneepje in, en ze keek hem aan met een blik die smeekte om hulp. Hij zou doen wat hij kon om haar te beschermen, maar er was niet veel wat hij nog kon doen als ze geconfronteerd werden met een Kraai.

De gepiep van de deur deed hen beiden opkijken, en ze zagen hoe de deur langzaam openging, tot de kier groot genoeg was om het lange meisje door te laten wat achter die deur had gestaan.

"Wat schattig," zei ze met een lage stem, "Potter en zijn vriendinnetje hand in hand."

Harry hield zijn adem in toen ze 'zijn vriendinnetje' zei, maar hij liet haar hand niet los. Hij had haar steun nodig en zij de zijne, en het kon hem niets schelen wat Eve erover te zeggen had.

"Dat je nog aan zulke dingen kunt denken... die arme, arme Cho. Vermoord door haar eigen ex-vriendje, dat diezelfde dag nog met een ander meisje zit te flirten."

Hij voelde hoe Hermelien haar hand terugtrok, en zag hoe ze hem angstig en twijfelend aankeek. Hij was de droom en Cho geheel vergeten door Ron... hoe had hij zoiets kunnen vergeten? Dus het was echt geen onzin en verbeelding geweest, nu ze het hardop zei wist hij dat hij er niet meer omheen kon. Ron leefde nog, Hermelien leefde nog, maar Cho was er echt niet meer.

Hij wilde huilen, maar kon het niet, en toen verdween Eve weer door de kier waardoor ze naar binnen was gekomen. Ze liet hem achter met een Hermelien die hem niet meer leek te vertrouwen... wat had Eve precies gezegd... 'Vermoord door haar eigen ex-vriendje'. Dat sloeg nergens op, hij wist het met zijn hoofd, maar hij kon zijn hart er niet van overtuigen. Dat voelde nog steeds schuld.

"Hermelien, het is niet wat ze zegt," zei hij met zoveel overtuigingskracht als hij nog had na dit schokkende nieuws. Ze moest hem vertrouwen, zonder haar steun hield hij het niet vol, zou hij ineen storten. Alsjeblieft, Hermelien.

"Wat dan?" vroeg ze met tranen in haar stem.

"Het is vreselijk... het zijn de Kraaien." Uit macht der gewoonte keek hij naar de Sluipwegwijzer, maar er was niemand in de buurt, dus ging hij door en vertelde haar het hele verhaal. Vertelde over de droom, de brief, over Ron, over wat Eve bedoelde en over dat het niet waar was. Dat ze het niet mocht geloven, dat Eve hen gewoon wilde schokken. Eindelijk was hij klaar, en ze pakte zijn hand weer. Er ging tenminste nog íets goed met zijn leven.

"Dus Cho is... dood?" vroeg ze, en hij knikte ongelukkig. "Dat moet wel."

"Oh Harry..." mompelde ze zachtjes, en ze omhelsde hem. Toen kon hij zijn tranen laten gaan, ook al wist hij niet precies waar hij voor huilde. Voor Cho, voor Ron, voor Hermelien, voor iedereen die hierdoor moest gaan... misschien ook wel voor hemzelf. Voor deze hele wereld.

***

"Maar ik kan nog steeds niet geloven dat Ron ons werkelijk in de steek heeft gelaten. Zes jaar vriendschap, dat betekent toch wel iets?"

Harry wilde Hermelien onderbreken, maar ze was hem voor: "Ik weet wat je gaat zeggen: 'Hoe moeten we dit dan verklaren?' Nou, ik weet het ook niet. Ik kan geen antwoord geven, maar ik weet zeker dat er een antwoord is. We moeten vertrouwen houden in die vriendschap. We hebben zoveel samen doorgemaakt, de band die dat schept is sterk, zo sterk..."

"Ik weet niet of ik hem nog kan vertrouwen," zei Harry ongelukkig. Hij was een beetje bijgekomen van de schrik van Eve en natuurlijk waren ze weer op het onderwerp van Ron gekomen. Nu begon hij zelf ook weer te twijfelen. De schok vannacht was groot geweest, maar Hermelien had natuurlijk gelijk. Er was een heel bijzondere vriendschap tussen hem, Ron en Hermelien. Hij had nooit geloofd dat daar iets tussen zou kunnen komen, ook al hadden ze verschillende malen ruzie gehad, vooral Hermelien en Ron. Hij moest zich niet zo zenuwachtig laten maken door de Kraaien, hij moest een beetje meer vertrouwen hebben in Ron. Als hij dat maar kon. Maar nu er levens op het spel stonden, was het opeens een stuk moeilijker.

"Ik ben zo bang dat er vreselijke dingen gaan gebeuren als ik hem vertrouw. Wat als hij alles doorvertelde? Wat als de Kraaien via hem weten over dat ik Cho die brief heb gestuurd? Wat als hij, om welke reden dan ook, naar de andere kant is overgelopen? Er zijn verschillende redenen te bedenken... ik kan niet geloven dat hij echt slecht is, maar ik blijf denken aan Peter Pippeling en mijn vader. Herhaalt de geschiedenis zich?"

"Zo mag je niet denken, Harry! Ron is een trouwe vriend, dapper en hij zou voor je door het vuur gaan. Peter Pippeling was altijd maar een meeloper."

"Maar toch vertrouwde mijn vader hem. Nu schilderen ze hem allemaal af als een meeloper, als iemand die er toch niet in paste, iemand die bijna voorbestemd was om een Dooddoener te worden. Een soort Zwadderaar die met de Griffoendors meedeed om informatie en steun te krijgen. Maar dan zou mijn vader nooit met hem bevriend zijn geweest."

"Misschien had je vader weinig mensenkennis," zei Hermelien zachtjes.

Harry bekeek de Sluipwegwijzer nog eens, stond toen op en begon heen en weer te lopen. "Misschien hebben wíj weinig mensenkennis. Wat weet ik van de gedachten van anderen? Zeventien jaar oud... ik verbeeld me niet dat ik levenservaring heb."

Het bleef een poosje stil, terwijl beiden in gedachten waren, toen stond ook Hermelien op.

"Wij moeten... nee, jíj moet nu besluiten wat we gaan doen. Ron vertrouwen of niet. Ik kan die keuze niet voor je maken, het lijkt erop dat dit allemaal op jou neerkomt..."

"Het komt altijd op mij neer," antwoordde Harry bitter. "Kun je me geen advies geven, Hermelien? Ik moet de beslissing nemen en er verantwoordelijk voor zijn, maar je kunt me wel helpen."

Ze aarzelde, leek een aantal dingen te overwegen, en sprak toen uiteindelijk.

"Aangezien er zoveel van afhangt... misschien moet je hem voorlopig maar niets meer zeggen. Maar wat als hij dan weer in gevaar is? Misschien proberen ze hem toch nog aan te vallen. Dan moet hij wel weten waar hij aan toe is. Maar... Nee, aan mijn advies heb je niet veel, ik weet het zelf niet."

"Ik denk niet dat ik hem nog durf toe te vertrouwen hoe ik me voel. Misschien later weer, als we er achter zijn waar hij wel was, als we weer weten dat hij betrouwbaar is... áls dat ooit gebeurt. En voor feiten... dat zien we wel, goed? Het hangt van de situatie af."

"Dat klinkt goed," zei Hermelien, blij dat ze nog niet hoefden te beslissen over de betrouwbaarheid van hun vriend. Ze dacht dat ze tenminste gedeeltelijk begreep waar hij nu voor stond, nu hij de levens van anderen in zijn handen had. Hij moest wel voorzichtig zijn, maar zij wilde Rons vriendschap niet verliezen en bleef dus in hem geloven.

"En voor... Cho?" vroeg ze voorzichtig.

"Ik weet het niet. Er is niets dat ik kan doen, alleen afwachten tot ik zekerheid heb, maar ik wíl iets doen. Stilzitten gaat niet op dit moment, ik zou alleen maar steeds meer gaan twijfelen en dat zou het veel te makkelijk maken voor de Kraaien... ik mag niet twijfelen, ik heb niets fout gedaan en ik kan niet aan hen toegeven."

"Je zult niet aan hen toegeven, Harry. Je kunt geen Dooddoener worden, het is tegen je natuur om zoveel mensen pijn te doen."

"Maar dat doe ik nu toch ook?" zei hij zachtjes terwijl hij weer ging zitten en afwezig met de Sluipwegwijzer speelde. Hermelien ging naast hem zitten en wachtte tot hij haar aankeek. Toen sprak ze.

"Het kan dat andere mensen pijn hebben geleden of pijn gaan lijden omdat ze jou kennen. Maar jij bent er niet de oorzaak van, dat zijn de Kraaien. Zij zijn degenen die de moorden plegen, en ze proberen jou te laten denken dat het jouw schuld is, maar dat is het niet. Dat is het niet, Harry! Je kunt er niets aan doen dat ze jou hebben uitgekozen, en je kunt er niets aan doen als ze allerlei vreselijke dingen gaan doen. Maar geef nooit aan ze toe en blijf ze bestrijden, zo goed als je kunt."

Hij keek haar nog steeds aan, en zag in haar ogen dat ze geloofde wat ze zei, dat ze hem niet verantwoordelijk stelde en dat ook nooit zou doen. Hij zag dat ze hem vertrouwde, en hij vertrouwde haar ook volkomen. Hij moest iemand hebben die hij kon vertrouwen en ze was zo belangrijk voor hem... hij zou niet weten wat hij zonder haar moest doen. En ze had gelijk.

"De waarheid. Blijf dat tegen me zeggen, Hermelien, het houdt me op de been. Ik kan niet anders dan dit, en jij begrijpt het..."

Ze bleven elkaar nog even aankijken, en beiden voelden dat dit een bijzonder moment was, al wisten ze niet precies waarom. Er was een band tussen hen, een heel sterke band die onverbrekelijk was. Of leek. Hoe onverbrekelijk was hun vriendschap? In de vriendschap met Ron was een scheur gekomen... zou dat opnieuw gebeuren, en opnieuw, tot hij alleen was? Maar toen hij die blik in haar ogen weer zag, kon hij die gedachte vergeten. Dit was bijzonder, en hij wilde het niet verbreken, maar hij zag uit zijn ooghoek de stip die zich in hun richting bewoog.

"We moeten gaan, Hermelien. Keemi komt eraan."

***

A/N: Het volgende hoofdstuk heb ik waarschijnlijk over een week of twee af, en dan zal ik het hier ook zo snel mogelijk neerzetten… ondertussen zal ik nog wat meer verhalen hier plaatsen, voor het geval iemand geinteresseerd is in wat ik verder zoal schrijf ;-) Please, please review ook dit hoofdstuk, ik was zoo happy toen ik zag dat ik toch al wat reviewkes had gekregen (dat gebeurt niet zo snel op ff.net) keep doing that!

Knuffels van mij en zoenen van naar keuze Rik (jaja Eye…), Marcel, Draco, Harry, Hermelien, Ginny, de Kraaien *is er iemand die hen leuk vindt? Ik betwijfel het…* of wie dan ook… voor al mijn geweldige reviewers & voor de SK-gang (zoals ik jullie maar even noem…) who keep me writing!

Angel: De style van Rowling? *bloost* Bedankt! Sorry dat het zo lang duurde, maar ik schrijf wel nog steeds, maak je geen zorgen

Garurumon: Hier is het 'meer', hoop dat je er tevreden mee bent J

Eve Lista: You evil Crow… maar waarom zou Potter bang voor jóu moeten zijn? Zo eng ben je toch niet? :-p Speak to u soon

SSC: Saartjuh… die zoenen van Marcel waren voor jou, dat begreep je natuurlijk al… and you can talk English as much as you want, but then, please review the English version of this story as well! Nee hoor, hoeft niet… ben je nog tevreden met alle vervolgjes?

JoSav: Nog steeds spannend? Ik hoop het…

Balleke: Surprise, surprise, ik heb je geblokt… *trots op zichzelf* Ben er zelfs achter gekomen hoe dat moet. Kun je ook normale reviews achterlaten, ipv dit?