A/N: Het lijkt erop dat mijn hoofdstukken ook steeds langer worden… *rolt met haar ogen* Deze is in Word, TNR 10, meer dan zeven bladzijden lang. Maar goed, ik hoop dat dit hoofdstuk jullie een beetje bevalt… het is één van mijn favoriete hoofdstukken, in ieder geval (tot nu toe dan) J Want er komt een profetie in voor, meer Keemi en ook Marcel, en tenslotte zelfs wat romantiek… maar tussen wie, dat mogen jullie raden ;-)

Please review! Ik wil graag weten wat jullie ervan vinden J

Disclaimer: De meeste namen, plaatsen enzovoort behoren toe aan miss Rowling en Warner Bros en weet ik veel wie nog meer, maar de Kraaien en nog wat meer dingetjes zijn van mij… Gwen is gebaseerd op Laura, maar ze is wel een beetje veranderd… met haar toestemming natuurlijk ;-)

Hoofdstuk 8: Vuur, ijs en liefde/Fire, ice and love

De zoveelste Waarzeggerijles. Harry had er in zijn leven al veel meegemaakt, teveel, maar er waren er niet veel geweest waarbij Ron niet naast hem had gezeten en met hem had gepraat. Die keer toen hij en Ron ruzie hadden gehad, toen hij was uitgekozen door de Vuurbeker. Een paar lessen dat Ron ziek was geweest, of gewond. En natuurlijk die paar verschrikkelijke weken, een half jaar geleden, dat Ron bij Voldemort was... maar daar wilde hij niet aan denken, niet aan Ron en Voldemort denken. Niet aan die nacht, een week geleden, denken...
Met moeite richtte hij zich op Zwamdrift, die een potje met vreemdgekleurd poeder in haar hand hield. Vreemdgekleurd was het enige juiste woord, ja... de kleur was niet te benoemen, hij wist niet eens zeker of het wel een kleur was. Het leek een aanwezigheid van alle kleuren, het tegenovergestelde van zwart, maar toch ook niet wit... onbeschrijflijk.

"... vroeger al gebruikt door wat men het Orakel van Delphi noemde, waar een priesteres de magische rook inademde en dan in trance haar voorspellingen gaf."

Hij raakte geinteresseerd in wat ze vertelde. Had het Orakel van Delphi een magische basis gehad? Waren de voorspellingen echt geweest? Hij had vroeger, op de basisschool wel iets gehoord over het Orakel van Delphi, en hij had Griekse mythen altijd wel interessant gevonden. Hermelien zou hem er vast alles over kunnen vertellen.

"De Dreuzels dachten dat de magische rook van de goden kwam, maar in werkelijkheid was de priesteres een heks met het Innerlijke Oog. De rook kwam uit een vuur waar dit poeder in was gegooid, en ze raakte in een trance, waardoor ze alleen de beelden uit de toekomst zag. Ik kom zelf uit het geslacht van deze priesteressen."

Belinda en Parvati keken haar bewonderend aan, maar Harry geloofde er weinig van. Hoe zou ze dat nu nog kunnen zeggen? De priesteressen van Delphi leefden zo lang geleden, dat niemand meer precies zou kunnen weten wie hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen waren. Misschien dacht Zwamdrift zelf dat je het kon merken aan haar eigen, 'sterk ontwikkelde' Innerlijk Oog, maar ook daar had Harry weinig vertrouwen in. Verder was het echt best interessant.

"De komende lessen zullen we ons bezighouden met magische rook... ach, liefje," ze wees naar Belinda, die haar gretig aankeek, "De blonde heks met de goudbruine ogen wil een dienst van je, verleen haar die niet, want dat zal heel slecht aflopen."

Als ze nu 'de diepblauwe ogen' of 'de emeraldgroene ogen' had gezegd... maar Harry zou zo vlug geen meisje of vrouw met blonde ogen en goudbruine ogen kunnen bedenken, dus negeerde hij wat ze zei. Zoals meestal.

"Zodadelijk gooi ik het poeder in het vuur. Ontspan je allemaal volledig en laat je Innerlijk Oog vrij om te zien wat er binnenkomt. Oh, liefje," dit keer wees ze naar Harry, "Wees niet bang als je beelden van de verschrikkelijke vrouwen ziet, maar stel je ervoor open."

Hij zuchtte inwendig, maar knikte braaf. Al sinds de eerste les had ze gezinspeeld op de verschrikkelijke vrouwen, maar ze had hem nog niets vernieuwends over de Kraaien kunnen vertellen, dus negeerde hij haar maar. Misschien raadde ze maar wat, misschien wist ze meer dan goed voor haar was, misschien zag ze werkelijk iets... maar het was geen toekomst, het was heden. Dus wat had hij eraan?

Plotseling voelde hij zich verstijven, al kon hij er geen reden voor geven. Het gevaar was in de buurt, er was iemand achter hem... hij wilde zich omdraaien, maar toen was de bedreiging weer weg. Wat was er aan de hand? Misschien was er wel niets geweest, waarschijnlijk was er niets geweest, maar... hij draaide zich even om en keek vlug naar Ron, maar die staarde in het niets. Hij was blijkbaar nog steeds niet geinteresseerd in de Waarzeggerijles... of dacht hij aan iets anders? Iemand anders?

Het 'probleem Ron' had hem niet losgelaten de afgelopen week, maar hij en Hermelien hadden er nog steeds niet echt een oplossing voor. Ze vertrouwden hem niet helemaal, maar er was ook niet echt een duidelijk bewijs dat hij onbetrouwbaar was, en hij bleef natuurlijk hun vriend... al was daar op het moment weinig van te zien, maar Harry vond het prettig om te doen alsof het gewoon een ruzie was. Alsof het wel weer goed zou zijn als dit was opgelost, dit wat eigenlijk niet eens officieel een ruzie was... ze vermeden elkaar gewoon. Ron had niet willen zeggen waar hij was geweest en had nu eigenlijk met bijna niemand meer contact, maar hij scheen het niet erg te vinden. Harry wilde het niet zo maar laten zitten, wilde Ron er weer mee confronteren, maar vond er nooit de juiste gelegenheid voor, omdat Ron hem ontweek. Het was niet iets dat ze zomaar konden bespreken... en zo ging het leven gewoon door, op welke manier dan ook.

"Dus onthoud, stel je open voor de dampen en probeer te onthouden wat je ziet. Ik verwacht de volgende les een uitgebreid verslag van elke leerling," voegde ze er nog aan toe, en toen gooide ze het poeder in het brandende haardvuur. En even later leek het wel of het vuur uitgedoofd was, er was niets meer van te zien, al voelden ze de warmte nog wel. Ze roken nog niets, misschien rook de magische rook nergens naar, of het kwam nog...

Harry zag dat Marcel, die vlak naast het vuur zat, er verbaasd naar staarde.

Even later hoorden ze allemaal een kreet uit zijn richting, en toen Harry naar hem keek zag hij dat Marcel zijn rechter wijsvinger omklemd hield.

"Ik had het al voorzien," kwam professor Zwamdrifts zachte stem van naast het vuur, "Maar dat het vuur niet meer zichtbaar is, betekent niet dat het er niet is. Let niet op de pijn, concentreer je op je Innerlijk Oog, dat is nu veel belangrijker."

Marcel leek het daar niet mee eens te zijn, maar toch sloot hij zijn ogen en keek wat gelukkiger.

Harry zelf voelde nog steeds helemaal niets, en rook ook niets. Hij vroeg zich af of de magische rook wel werkte, want buiten Belinda en Parvati (die hun ogen ook gesloten hadden en verheerlijkt keken) en Marcel was iedereen aan het zuchten en/of lachen. Het was ook een vreemd gezicht om professor Zwamdrift langzaam om haar as te zien draaien terwijl ze zachtjes mompelde...

Nu voelde hij zich toch wel een beetje slaperig worden, maar of dat door de rook of door de nu toch wel behoorlijk saaie les kwam, was niet te zeggen. Het werd allemaal een beetje wazig... misschien werkte de rook toch wel... de ruimte om hem heen werd steeds duisterder, en een halve minuut later zag Harry bijna niets meer.

"Ik zie vuur en ijs, nooit alleen, de zeven volgen hen," zei plotseling een stem naast hem. Verbaasd keek Harry op, en meteen werd de wereld weer een stuk lichter... hij begreep dat hij langzaam zijn ogen had dichtgedaan, misschien toch onder invloed van de rook. Maar nu was hij weer klaarwakker, want naast hem zat Keemi, en ze leek wel in trance.

Haar ogen waren heel groot, en ze leek hem nauwelijks te zien... en niet op de manier waarop Mary-Jane dat kon, alsof hij een doodgewoon iemand was. Nee, Keemi keek echt dwars door hem heen, alsof hij lucht was... ze zat verstijfd, en alleen haar lippen bewogen.

"Ik zie vuur en ijs, nooit alleen, de zeven volgen hen," herhaalde ze weer, en toen volgde een stroom van woorden die Harry maar nauwelijks kon bevatten... maar hij deed zijn best om alles precies zo te onthouden als ze het zei.

"Vuur veroorzaakt dood, vuur verbrandt, heeft al een verbrand. IJs bevriest zichzelf, ijs kan geen dood veroorzaken, maar ijs lijdt pijn. Dan gebeuren vreemde dingen, het hart van ijs smelt door haar, het hart van vuur bevriest voor haar, en ze strijden samen... maar de uitkomst is gehuld in het duister van een eenzame nacht."

Toen opende ze haar ogen, en staarde Harry recht aan, die bijna opsprong. Ze keek even heel verward, bracht langzaam haar hand naar haar gezicht en legde hem op haar lippen, en werd toen weer zichzelf. Helaas. Maar ze keek tevreden, leek tevreden met zichzelf, en vroeg niets. Misschien had ze niet gemerkt dat ze iets gezegd had. Misschien had ze het ook zelf gehoord... wie weet had ze het zelfs wel helemaal zelf verzonnen, om hem vrees aan te jagen. Dat was in ieder geval wel gelukt.

"Vuur verbrandt, heeft er al een verbrand," mompelde ze zachtjes. Dus ze had het inderdaad zelf gehoord... ze gaf echter geen verklaring, maar liep onmiddellijk naar Zwamdrift, die haar geschokt aankeek. Even fluisterden de twee vrouwen met elkaar, en toen verliet Keemi het lokaal door het luik in de vloer. Het was zo vlug gegaan dat Harry haar niet eens had kunnen tegenhouden om haar om een verklaring te vragen... daar had hij half en half over nagedacht, maar misschien was het uiteindelijk toch maar beter dat hij het niet had gedaan.

Maar het was de vraag of ze eigenlijk wel een verklaring zou hebben. Wist ze zelf wel wat ze had gedaan? Ze had zich haar eigen woorden herinnerd, maar hij wist niet of ze ze ook begrepen had... of het eigenlijk wel mogelijk was om die woorden te begrijpen. Waren ze belangrijk? Ze waren onder invloed van die magische rook gesproken, en ze had vreemd gekeken... maar het kon ook nep zijn. Niemand anders had immers een voorspelling uitgesproken onder invloed van die zogenaamde magische rook. Het kon weer alleen maar bluf en angst aanjagen zijn. Maar hadden de Kraaien ooit wel eens gebluft? Tot nu toe hadden ze al hun beloften waargemaakt...

Hij schudde zijn hoofd, en richtte zijn blik op Zwamdrift, die nog steeds naar het luik keek met een geinteresseerde blik in haar ogen. Nee, meer dan geinteresseerd... ze keek zoals ze altijd keek als Harry weer eens iets bijzonders zag. Zoals die keer dat hij had voorspeld dat Scheurbek zou ontsnappen. Zoals die keer dat hij een droom over Voldemort had gehad onder haar lesuur. Zoals die keer dat hij Rons theebladeren had gelezen, en voorspeld had... Hoe dan ook, Zwamdrift was er dus blijkbaar van overtuigd dat het een ware voorspelling was, maar had Keemi haar ook verteld wat de voorspelling was? Het zou ironisch zijn als Zwamdrift Keemi iets had verteld over de verschrikkelijke vrouwen... en misschien ook wel gevaarlijk, voor Zwamdrift.

Hij wilde maar dat de les over was, dan kon hij alles aan Hermelien vertellen. Misschien zou zij de voorspelling kunnen verklaren, al had ze nog zo'n hekel aan Waarzeggerij. Eens kijken of hij de woorden nog wist... zachtjes herhaalde hij de hele voorspelling, en hij dacht dat hij alles nog wist.

"Ik zie vuur en ijs, nooit alleen, de zeven volgen hen." De zin speelde door zijn hoofd, over en over, en hij probeerde te bedenken wat het kon betekenen. Nooit alleen, de zeven volgen hen. De enige 'zeven' die hij kon bedenken waren natuurlijk de zeven meisjes in zwarte veren... de zeven Kraaien. Zij leken hem inderdaad te volgen... en 'Nooit alleen' was misschien wat overdreven, maar ze hadden toch een manier gevonden om bij hem te zijn, zelfs toen bij het meer. Tenzij Ron... In ieder geval ontmoette hij ze steeds weer.

Het eerste deel van de zin was echter een stuk moeilijker. Vuur en ijs... en er stond ook duidelijk 'de zeven volgen hén' en niet 'hem'. Kon het betekenen... iemand als hij? Ook verder in de voorspelling (zoals hij het toch maar was gaan noemen) werd er over twee personen, een 'vuur' en een 'ijs' gesproken, en in de laatste zin stond dat ze samen vochten. Dat wees toch op twee personen... of waren het twee kanten van dezelfde persoon? Had hij een vurige en een ijzige kant?

Voor Harry daar meer over kon nadenken, ging de bel eindelijk, en vlug grabbelde hij zijn vellen perkament bij elkaar en wilde het lokaal verlaten door het luik.

Hij werd echter tegengehouden door de stem van Zwamdrift.

"Harry Potter, wacht even," klonk die zachtjes maar duidelijk door haar lokaal. Geirriteerd draaide Harry zich om. Hij had geen zin in haar gezeur en kon waarschijnlijk toch al raden waar het over ging, maar hij moest de leraren gehoorzamen, en dus wachtte hij netjes tot ook de laatste, Marcel, langzaam de ladder afging.

"Professor Sparition heeft zeker een talent voor het Innerlijk Oog... zij vertelde mij dat ze had Gezien dat je de verschrikkelijke vrouwen niet meer moet weerstaan."

Verbaasd staarde Harry haar aan. Hij had verwacht dat ze weer een opmerking zou maken over zijn nu toch echt naderende dood, of hem zou vragen of hij nog een vibratie van de toekomst had opgevangen, of misschien zelfs iets op zou merken over die voorspelling. Maar dit? Wat wilde Keemi hiermee bereiken? Ze verwachtte toch hopelijk niet dat hij naar dit soort onzin zou luisteren...

Plotseling besefte hij dat professor Zwamdrift verder was gegaan met praten, zo zacht dat hij het niet eens had opgemerkt, en hij begon weer te luisteren.

"... en dus zijn ze niet gevaarlijk voor je. Misschien zien ze er gevaarlijk uit, maar ze zijn het niet. Als je naar ze luistert zou dat misschien je leven kunnen verlengen."

Ze keek hem indringend aan, en hij keek even naar haar dikke brilleglazen die haar ogen vreemd vervormden. Het leek zelfs even alsof ze behekst was, maar dat was natuurlijk allemaal verbeelding.

"Goed," mompelde hij, "Mag ik nu gaan?"

Ze knikte en verdween toen in de duisternis achter het bord, met rinkelende sieraden.

***

Harry was onderweg naar de leerlingenkamer, in de hoop daar Hermelien te vinden, en ondertussen herhaalde hij steeds weer de voorspelling van Keemi. Vuur... ijs... zeven... het dwarrelde allemaal door zijn hoofd, maar op de een of andere manier wist hij er steeds die paar zinnen in de juiste volgorde uit te zeven. "IJs bevriest zichzelf, ijs kan geen dood veroorzaken, maar ijs lijdt pijn..." Hij hoopte dat hij Hermelien vlug zou vinden, want anders zou hij het niet meer goed weten.

Wacht, hij kon het natuurlijk ook opschrijven! Als het goed was... vlug zette hij zijn tas neer, maakte hem open en zocht naar een stukje perkament, inkt en een veer om mee te schrijven. Het perkament en de inkt had hij vlug gevonden, ze lagen nog bovenop van zijn les Waarzeggerij, maar nergens kon hij zijn veer vinden. Wat was er mee gebeurd? Hij wist zeker dat hij een veer bij zich had gehad toen hij naar Waarzeggerij ging... misschien had Keemi hem meegenomen, of had hij per ongeluk zijn veer laten liggen. Maar dat was nu niet belangrijk, hij moest zijn veer zo snel mogelijk terugvinden, of een andere... de zinnen begonnen al te rafelen in zijn geheugen.

Plotseling hoorde hij iemand niezen, vlakbij. Misschien kon hij van diegene een veer lenen... het was te proberen. Vlug liep Harry op het geluid af, en even later zag hij dat Marcel voor het raam stond. Hij staarde naar buiten, en zag eruit alsof hij niet gestoord wilde worden, maar Harry vond dat dit wel een noodgeval was.

"Marcel? Kan ik een veer van je lenen?"

"Hier, Harry," zei Marcel met vreemde stem, en hij stak Harry een prachtige adelaarsveer toe. Harry doopte vlug de punt in de inkt en schreef de zinnen op. Hij wist gelukkig alles nog, tenzij hij iets had omgedraaid zonder het te weten...

Hij keek weer naar Marcel, en nu pas vielen hem de dingen op die er daarnet ook al geweest waren. Marcels gezicht was wit, zijn stem had vreemd geklonken en hij had een onrustige blik in zijn ogen. Ook had hij direct zijn veer gegeven, terwijl hij meestal eerst vijf minuten moest zoeken naar wat dan ook... het leek erop dat Marcel niet helemaal zichzelf was. Harry probeerde te bedenken of hij Marcel ooit eerder had gezien, en kwam alleen op een gelegenheid die hier wel enigszins op had geleken. Ging het soms weer om hetzelfde?

"Is er iets, Marcel?"

"Nee, nee, natuurlijk niet," zei Marcel, weer met die vreemde stem. Hij kon dat nu wel zeggen, maar hij zag eruit alsof hij in staat was om zometeen uit dit raam te springen. Goed, hij zou waarschijnlijk terugstuiteren, zoals die keer dat zijn familie erachterkwam dat hij toch echt een tovenaar was, maar toch wilde Harry hem zo niet achterlaten. Kon hij echter wel iets anders?

Hij probeerde te bedenken of Marcel zich bij Zwamdrift ook al vreemd had gedragen, maar toen had hij nog zijn normale, klunzige zelf geleken... zijn hand in het onzichtbare vuur steken, was echt iets voor Marcel. Misschien was hij in een trance geraakt met dat hele magische-rook-gedoe. Misschien had hij iets gezien. Of misschien had hij net iemand ontmoet...

Harry besloot om op de eerste mogelijkheid te gokken.

"Wat gebeurde er tijdens Waarzeggerij?" zei hij, zonder te weten of het wel de juiste gok was.

"Ik zag mijn ouders," antwoordde Marcel zachtjes. Dus toch. "Het was geen voorspelling, meer een blik op het verleden... ik was nog een baby, en ze zorgden voor me. Samen, ze waren altijd samen, en met mij natuurlijk."

Harry herkende het verhaal, maar waagde het niet om Marcel te onderbreken, want het was duidelijk dat hij zich beter voelde nu hij het aan iemand vertelde.

"En toen zag ik beelden van hun dood..." Toen hij Harry's verbaasde blik zag, zei hij: "Ja, ze zijn dood, al twee jaar. Ze sprongen samen van het dak... ze waren zo gek als maar mogelijk was. De Cruciatus had hun hersenen vernield, ze kenden mij niet meer, ze brabbelden alleen maar onzin. Mijn eigen ouders waren bang van me, gilden dat ik niet dichterbij moest komen... gilden niet mijn naam, maar die van de mensen die hen martelden. Ze dachten dat iedereen die hen kwam bezoeken, hen nog meer pijn kwam doen." Hij slikte even, en Harry bleef hem aankijken, zonder te knipperen. "Maar ik zag dus de beelden van hun dood. Ze sprongen van het dak... ik zag dat ze het deden, en net toen ze over de rand verdween, wenkte mijn moeder me. Ze wenkte."

Marcel leek opeens zo volwassen... hij praatte als een volwassene, en tegelijk als een klein kind dat zijn ouders had verloren. Harry wist niet wat hij moest zeggen, er was niets te zeggen. Dit verhaal was... hij had er gewoon geen woorden voor. Je eigen ouders zien doden. Hij dacht weer dat hij er toch wel beter af was dan Marcel... maar ja, slechter kon ook nauwelijks.

"Ze wil dat ik haar volg, Harry... en wat heb ik nog aan dit leven? Ik heb nauwelijks vrienden hier op school, ik voel me eenzaam, en ik zou in de volgende wereld kunnen vliegen, samen met hen... misschien moet ik maar gaan."

Dus het was zó ernstig? Onwillekeurig strekte Harry zijn hand uit, in een universeel gebaar van vriendschap, medeleven, en misschien ook om Marcel tegen te houden... Harry's gedachten waren onduidelijk, hij wist alleen maar dat hij iets moest zeggen. Marcels leven was nog lang niet af, hij hoorde hier thuis en de Griffoendortoren zou zonder hem niet hetzelfde zijn... misschien was Marcel niet zijn beste vriend, maar toch zou hij hem moeilijk kunnen missen. Hoe kon het dat ze dit allemaal gemist hadden? Hij betwijfelde of iemand eigenlijk wel wist dat Marcels ouders gestorven waren, uitgezonderd waarschijnlijk Perkamentus en misschien ook Anderling. Maar hij moest iets zeggen. Alleen wat? Wat zei je tegen iemand die dit leven wilde verlaten? Moest hij de leraren erbij halen? Maar wat zou hij moeten zeggen? Marcel had hem dit toevertrouwd, kon hij hem nu verraden? Ach, het was toch geen verraden... misschien redde hij Marcels leven ermee.

"Je... je moet hier nog niet weggaan... Je moet niet hangen aan de doden, je moet verder gaan met je leven... Marcel, je hoort hier. Iedereen zal je ontzettend missen, al geloof je dat nu misschien zelf niet. Misschien zijn we niet altijd de beste vrienden voor je geweest, maar je hoort er toch bij... je hebt maar één leven, en het is al zo kort. En het leven na de dood, als je daar in gelooft, dan is het toch eeuwig? Dan kun je toch nog best even wachten? Ik denk niet dat je ouders hadden gewild dat je dit zou doen..."

"Ik zal nooit weten wat ze wilden," onderbrak Marcel hem, en Harry herkende de woorden van lang geleden, toen hij ze zelf had uitgesproken. En toen wist hij wat hij Marcel moest vertellen... hij moest Marcel zijn eigen verhaal vertellen. Niet het verhaal dat iedereen kende, maar het verhaal dat niemand kende, behalve Hermelien en Ron...

"Ik weet het. Ik heb mijn ouders nooit echt gekend, maar toch droomde ik in mijn vijfde jaar heel vaak over ze... ik wilde ze kennen, ik wilde weten wie ze waren, hoe ze eruitzagen, hoe ze zich gedroegen... eerst nam ik genoegen met iedereen die hen gekend had te ondervragen, en met het bekijken van alle foto's die er van hen zijn. Maar al snel vond ik dat niet meer genoeg, want de dromen bleven komen, dromen waarin ik met mijn moeder praatte en niet begreep waar ze het over had. Gaten in mijn kennis. Toen... toen deed ik iets wat vreselijk stom is."

Hij slikte, maar merkte dat Marcel aandachtig luisterde, en dus ging hij toch door.

"Ik liet me in met..." Hij aarzelde, "Necromancy, geestenbezwering, magie met doden..."

Hij zag Marcels ogen groot worden, en hoopte maar dat hij betrouwbaar was, want het was nogal illegaal... Hermelien was woedend geweeest toen ze erachter was gekomen, en Ron was bang geweest dat hij, Harry, in Azkaban zou belanden. Perkamentus had niets gezegd, maar Harry was er zeker van dat hij het wel geweten had en het had afgekeurd... maar hij had het aan Hermelien en Ron over gelaten om Harry te stoppen.

"Ik probeerde mijn ouders te laten herleven. Wel, niet herleven... maar ik wilde met ze praten, weten hoe ze waren, hoe ze zich gedroegen en praatten... ik wilde hen laten beloven dat ze zouden stoppen met mijn dromen binnen te komen. Het was zo ongeveer het ergste wat ik ooit gedaan heb..."

Weer aarzelde hij even. Was het nog steeds het ergste dat hij ooit gedaan had? Of waren er onder de dingen van de afgelopen tijd... tenslotte was er in zijn vijfde jaar niemand gestorven...

"... en natuurlijk ging het fout. Gelukkig kwamen Hermelien en Ron erachter voor het te laat was, voor ik zombies had opgewekt... ik heb twee dagen niet gesproken, maar toen ik eindelijk besefte dat ze me gered hadden, was ik ze dankbaar. En toen... toen begreep ik dat je de doden met rust moet laten. Letterlijk en figuurlijk. Marcel, je kunt misschien je redenen hebben om zelfmoord te plegen, hoewel ik nog een behoorlijke ruzie met je zou kunnen beginnen over of die redenen wel goed genoeg zijn om dit hele leven achter je te laten... maar laten de doden nooit jouw leven bepalen."

Marcel had Harry's verhaal gretig ingedronken, en leek nu iets minder wanhopig... Harry hoopte dat zijn verhaal Marcel iets had kunnen helpen, maar hij vermoedde dat het vooral iets was dat Marcel zelf uit moest zoeken. Maar misschien had hij Marcel een zetje in de andere richting kunnen geven... meer kon hij niet doen.

Zonder nog iets te zeggen liepen de twee jongens elk een verschillende kant op.

***

"Hermelien, ik heb je hulp nodig," mompelde Harry toen hij naast haar neerplofte, in een leunstoel naast het vuur.

Ze antwoordde sarcastisch: "Goh, waar heb ik die eerder gehoord?" maar toen ze Harry's serieuze uitdrukking zag, voegde ze eraan toe: "Best, kom maar op met je verhaal."

"Niet hier," zei hij, "Laten we een leeg lokaal opzoeken."

Met een zucht stond Hermelien op, legde haar boek weg en volgde hem het portretgat uit. Harry had het perkament met Keemi's voorspelling in zijn ene hand, en de Sluipwegwijzer in de andere. Hij zag dat Keemi in haar kamers was (met professor Fáyr) en dat Mary-Jane en Eve bij het meer stonden, dus het was veilig in de buurt... hij opende de deur van het eerste het beste lege lokaal dat ze tegenkwamen, en liet Hermelien voorgaan.

Toen hij de deur stevig had dichtgedaan, draaide hij zich om naar Hermelien, die hem nieuwsgierig aankeek. Ze zou vast niet in de voorspelling geloven... ze was Hermelien, tenslotte, en Waarzeggerij was het enige vak waarbij ze ooit was weggelopen.

"Ik zat daarnet bij Waarzeggerij," begon hij, "de les ging over magische rook, en Zwamdrift had net een of ander magisch poeder in het vuur gegooid, toen Keemi plotseling naast me kwam zitten."

Hij zag haar gezicht direct veranderen toen Keemi genoemd werd. Ze had eerst een beetje geirriteerd gekeken, zoals ze altijd keek als het over Waarzeggerij ging, maar nu raakte ze echt geinteresseerd.

"Ze zag er heel vreemd uit... het leek alsof ze dwars door me heen keek, haar stem was ook niet helemaal normaal, en ze leek wel helemaal verstijfd. Het leek op een echte trance, al weet ik dat natuurlijk niet zeker... In ieder geval, ze begon te praten, en het leek wel een of andere voorspelling. Ik zie vuur en ijs, nooit alleen, de zeven volgen hen..."

Hij las de hele voorspelling voor haar op, en toen hij weer opkeek, keek ze hem verwonderd aan.

"Mag ik eens lezen?"

Terwijl hij haar aan bleef kijken, gaf hij haar het perkament, en het duurde even voor ze haar ogen van de zijne losscheurde en naar het perkament keek. Ze leek verbaasd, en toen keek ze geschrokken om zich heen, alsof ze iemand zocht.

"Is er iets?" vroeg Harry. Hij keek naar het perkament in zijn hand, en zag toen dat hij haar het verkeerde vel had gegeven. Ze stond nu dus met de Sluipwegwijzer in haar hand, geen wonder dat ze verbaasd was... maar waarom keek ze zo om zich heen?

"Harry, we kunnen hier niet praten," zei ze gehaast, en ze liet hem de Sluipwegwijzer zien. Vlak naast de stipjes met 'Harry Potter' en 'Hermelien Griffel' stond een stipje met als naam 'Gwen Madley'. Maar er was niemand te zien in het lokaal.

Wat nu doen? Was het slim om gewoon te zeggen dat ze wisten dat ze er was? Wie was die Gwen eigenlijk? Misschien was ze wel helemaal niet gevaarlijk... maar nee, dan zou ze wel gewoon zichtbaar zijn. Of ze nu iets met de Kraaien te maken had of niet, ze was in ieder geval geen gewoon braaf meisje... dat kon niet. Ze had een reden om zich te verstoppen voor iedereen.

"Ik denk dat je gelijk hebt," zei Harry hardop, "Je weet maar nooit wie ons allemaal kunnen afluisteren. Ik denk dat we beter naar buiten kunnen gaan of zo, waar we ver kunnen zien en niemand zich makkelijk kan verstoppen."

Hoewel hij Gwen niet kon zien of horen, kon hij zich voorstellen dat ze nu gemeen zou glimlachen, als ze tenminste bij de Kraaien hoorde. Hadden die immers niet bewezen dat het heel goed mogelijk was om hem buiten af te luisteren? Misschien had hij zich verraden met die laatste zin, misschien zouden ze nu ook denken dat hij gewoon niet zo slim was... en misschien wisten ze gewoon al van de Sluipwegwijzer. Als Ron... hij slikte, en liep achter Hermelien aan, het lokaal uit. Als Ron bij hen hoorde, wisten ze meer van hem dan hij prettig vond. Hij moest echt stoppen daaraan te denken...

Toen hij door de gang liep, wierp hij een stiekeme blik op de Sluipwegwijzer, en zijn vermoeden werd bevestigd. Gwen, wie ze ook was, volgde hen.

***

"Ja, we zijn haar eindelijk kwijt," rapporteerde Harry na een blik op de Sluipwegwijzer. Hermelien keek hem opgelucht aan, en plofte meteen neer in één van de lege stoelen bij het vuur. Het was 's avonds laat, elf uur om precies te zijn, en de leerlingenkamer was vrijwel verlaten. Iedereen was al naar bed, alleen zij waren wakker gebleven, bang voor wat Gwen zou kunnen doen terwijl ze onzichtbaar in hun buurt rondhing.

De hele middag waren ze constant aan het lopen geweest, maar Gwen had hen steeds gevolgd. Ze waren er doodmoe van geworden, vooral omdat ze maar niet uit konden vinden wat er aan de hand was... Gwen was zichtbaar op de kaart, en die was tot nu toe altijd betrouwbaar geweest, maar ze was in de echte wereld om hen heen nergens te zien geweest. Ze hadden geprobeerd om tegen haar op te botsen, voor het geval ze een Onzichtbaarheidsmantel droeg, maar dat had niet gewerkt. Hermelien had zachtjes 'Finite incantatem' gefluisterd, voor het geval Gwen een spreuk gebruikte, maar ook toen was er niet plotseling een meisje uit het niets verschenen. En toen was de enige oplossing geweest om te wachten, want ooit zou ze toch wel weggaan?

En gelukkig was dat nu inderdaad gebeurd. Op de Sluipwegwijzer was te zien dat ze zich langzaam in de richting van de hoofdingang bewoog. Harry volgde haar met zijn ogen, terwijl Hermelien opgekruld lag in een van de stoelen, en hij zag dat ze zich uiteindelijk naar het Verboden Bos begaf. En toen verdween ze van de kaart, want die hield natuurlijk ook op.

"Goed," zei Harry toen hij het stipje met haar naam had zien verdwijnen, "Nu kunnen we eindelijk praten, en ik denk dat er heel wat te bespreken is..."

"Ja," gaapte Hermelien, "Ik vraag me in ieder geval af wie die Gwen is. Is ze gevaarlijk? Waarschijnlijk wel, maar werkt ze ook voor de Kraaien? Wie is ze precies? Een Kraai, een lagergeplaatste, of juist iemand om de Kraaien te controleren? Wat gebruikt ze precies om ons te volgen? En hoe lang doet ze dat al?"

"Goh, laten we het haar gaan vragen," zei Harry sarcastisch. Hij had zich die vragen ook al honderd keer gesteld in de afgelopen uren, en hij had geen enkel antwoord gevonden. Bovendien was hij doodmoe, maar hij moest de profetie met iemand bespreken voor hij ging slapen... en hij wilde het eigenlijk ook nog over Marcel hebben. Wel, misschien zou dát dan tot morgen moeten wachten... beter gezegd, tot nadat hij een nacht had geslapen, want over een uur was het al morgen.

Hermelien verkoos daar niet op te antwoorden, en inplaats daarvan vroeg ze: "Okay, laten we ons maar concentreren op die zogenaamde profetie van Keemi. Ik betwijfel of er iets van klopt, maar... je weet maar nooit."

"Het zag er behoorlijk echt uit," onderbrak hij haar, en ze knikte.

"Dat kan best. Hoe dan ook, laten we het maar serieus nemen, dat is het beste. En dan... geef me dat perkament eens?"

Hij zorgde ervoor dat hij haar dit keer het juiste vel gaf, en ze las de paar zinnen nog eens langzaam door. Toen keek ze weer op, en haar ogen stonden geinteresseerd en misschien een beetje angstig. Maar toch vooral de Hermelien die hij kende, de Hermelien die overal alles van wilde weten, zelfs van zoiets. Hij bleef haar aankijken toen ze begon te praten, en hij glimlachte toen hij haar een tikje bazige toon herkende, die al die jaren niet was veranderd.

"Ik zie vuur en ijs, nooit alleen, de zeven volgen hen," begon ze te citeren uit de voorspelling. "Vuur en ijs zegt me niets op het moment... maar het laatste deel slaat waarschijnlijk op de Kraaien, die je overal volgen en vrijwel niet alleen laten. We hebben het net gezien. Maar er staat 'hen', en als je dat combineert met 'vuur en ijs' dan zou je toch gaan denken dat er twee mensen zijn..."

"Ik heb me wel afgevraagd of er anderen zijn die hetzelfde 'probleem' hebben als ik, maar ik heb niets gevonden wat daar op lijkt. De Kraaien lijken in niemand bijzonder geinteresseerd te zijn, behalve in mij... en misschien in Ron."

Ze keken beiden pijnlijk, maar Hermelien ging vlug verder: "Ron zou zeker 'vuur' kunnen zijn, met zijn haarkleur en temperament."

"Maar dan zou ik ijs moeten zijn, en ik zou niets kunnen bedenken waarom ik ijs zou zijn."

"Voor vuur wel dan?"

"Wel, het litteken misschien... en ik hoop dat ik warmte uitstraal naar jullie allemaal..."

Hermelien glimlachte, en haar ogen glinsterden, maar ze zei: "Bliksem is niet echt vuur... bliksem is electriciteit. Maar het zou misschien wel je persoonlijkheid kunnen zijn."

"Ik hoop het. Maar verderop in de voorspelling staat nog meer over vuur en ijs, misschien komen we er dan iets gemakkelijker achter wie wie is."

"Goed dan. Vuur veroorzaakt dood, vuur verbrandt, heeft er al een verbrand."

Dit was het stuk waar Harry eerder nog niet over na had willen denken, omdat het zo pijnlijk duidelijk was. Omdat hij deze waarheid niet wilde weten... hij had geprobeerd om niet teveel aan Cho te denken, bang dat hij anders gek zou worden, maar ze hing nog steeds rond op de grens van zijn bewustzijn. Het leek er ook niet op dat ze binnenkort zou vertrekken, ze bleef hem eraan herinneren wat hij had gedaan en nagelaten.

"Sorry," zei Hermelien, en ze legde haar hand op zijn arm. Ze keek hem aan, en hij keek naar haar, en plotseling merkte hij dat hun gezichten wel erg dicht bij elkaar waren... maar toen leunde ze weer achterover, en er was niets op haar gezicht te zien. Ze keek hem vragend aan, en Harry schudde verward zijn hoofd. Hij moest geen rare dingen doen... ze moesten de profetie bespreken, verder niets.

"Het is wel goed," zei hij moeizaam, "Ik neem aan dat ik hier dan toch de belangrijkste kandidaat voor ben. Ik zou niemand anders kunnen verzinnen die hieraan voldoet..."

"... en je hebt inderdaad een warme persoonlijkheid," antwoordde Hermelien, en Harry dacht te zien dat ze een beetje rood werd. Zeker wist hij het echter niet, want ze hadden weinig licht, behalve van het nog steeds brandende vuur in de open haard.

"Volgende regel, alsjeblieft," mompelde Harry, en Hermelien las voor: "IJs bevriest zichzelf, ijs kan geen dood veroorzaken, maar ijs lijdt pijn. Wie bedoelen ze daar nu weer mee?"

Hij zuchtte en pijnigde zijn hersens. IJs... hij wist nog steeds niet goed wat hij ermee aan moest. Was er werkelijk iemand die ook door de Kraaien was achtervolgd? Waarom had hij het dan niet gemerkt? Maar nu hij erover nadacht, al die keren dat Mary-Jane niet echt in hem geinteresseerd leek te zijn... maar in wie was ze dan wél geinteresseerd geweest? Wacht, één keer had hij haar met een ander horen praten... en al had hij toen gedacht dat het om een heel andere reden was, toch mocht hij die mogelijkheid niet echt uitsluiten. Alleen al omdat 'IJs' precies het juiste woord was om Draco Malfidus te beschrijven.

"Malfidus," zei hij hardop, en hij zag Hermeliens hersens werken. Toen keek ze hem verbaasd aan.

"Malfidus? Waarom hij? Waarom zouden de Kraaien hém achterna zitten?"

"Dat weet ik ook niet, je zou zeggen dat zijn vader hem wel over kan halen, als hij al overgehaald moet worden... ik vermoed dat hij staat te trappelen. Maar je moet toegeven dat IJs een goede benaming voor hem is, bovendien zijn de Kraaien in hem geinteresseerd. Mary-Jane heeft met hem gepraat, en Yenne kende hem..."

"Uit wat je ons vertelde, maakte ik op dat hij een vriend van haar was," antwoordde Hermelien.

"Dat is waar... maar misschien wist hij toen nog niet van de Kraaien, of hij moest zich gedragen omdat ik in de buurt was, of omdat zijn vader erbij was, of misschien wel omdat hij niet bang wil zijn voor de Kraaien."

"Misschien, misschien... ik weet het niet hoor, Harry. Het is nogal een schok, het is tenslotte wel Draco Malfidus waar we over praten..."

"Jij bent toch altijd degene die het goede in mensen wil zien?" vroeg Harry met een grijns.

"Best, maar je kunt ook overdrijven," glimlachte ze terug.

"Hoe dan ook, ik zie nu even geen betere kandidaten... Ron als IJs lijkt me vreemd..."

"Of misschien toch niet," onderbrak Hermelien hem, "Wat als Ron zich zo vreemd gedraagt om ons te sparen? IJs kan geen dood veroorzaken, staat er in de voorspelling, en ook dat IJs zichzelf bevriest. Misschien zondert hij zich van ons af zodat we niet in gevaar zijn."

Harry's hersens tolden. Als Ron hetzelfde was, waarom zei hij het dan niet? Maar hij had liever dat het Ron was dan Draco... of toch niet? Mocht hij dat eigenlijk wel zeggen? Nee, hij mocht het niet... hij mocht zijn vrienden dit niet toewensen... maar zijn vijanden ook niet. Trouwens, was het niet erger als een vriend zoiets voor hem verborgen hield? Maar misschien wachtte Ron gewoon op het juiste moment, net zoals hij had gedaan... aan de andere kant, er waren al verschillende momenten geweest dat het veilig was geweest, of in ieder geval zo veilig mogelijk. Of wist Ron het pas heel kort? Toen bedacht hij iets.

"Als het werkt, dan moet ik me ook maar afzonderen," zei hij bitter. Als het veiliger was voor Hermelien... hij wist niet hoe hij het zonder vrienden zou moeten redden, al die problemen, maar hij wilde ook dat ze veilig waren. Het zou beter zijn om te weten dat Hermelien zonder hem leefde, dan te weten dat ze dood was doordat ze vrienden waren gebleven.

"Stop dat nou eens, Harry," zei ze met een angstige blik in haar ogen, "Ik wíl niet dat je je afzondert... je moet er niet steeds over praten. Je wéét toch dat ik het er nooit mee eens zou zijn? Je kent me toch wel, na al die tijd? Ik ben al zes jaar met jou en Ron bevriend, en ik weet ondertussen wel wat het is om met je bevriend te zijn. Ik weet ook dat ik het nooit zou willen missen."

Ze had tranen in haar ogen, en voor Harry wist wat hij deed, boog hij zich naar haar over en kuste ze weg, ondertussen mompelend: "Ik ga niet weg, ik beloof het je."

Toen hij weer opkeek, zag hij dat ze hem geschokt aankeek. Toen pas besefte hij waar hij mee bezig was. Dit was Hermelien, en hij was niet verliefd op haar... toch? Hij was er opeens niet meer zo zeker van, want zijn hart klopte wel érg snel. Waarom had hij dat gedaan? Zou ze boos zijn? Maar ze leek niet boos, ze keek hem alleen maar aan. En toen... toen kuste ze ook zijn wang. Hij voelde haar warme lippen, en zijn maag kriebelde... hij kende het gevoel, van Cho. Dus...

"Hebben jullie Ron gezien?" vroeg plotseling een vrolijke stem, en meteen schoten ze allebei weer recht. Ze durfden niet naar elkaar te kijken, en al helemaal niet naar Simon, die de eigenaar van de stem bleek te zijn.

Hij liep de laatste traptreden af en grijnsde.

"Verstoorde ik hier soms iets?"

"Welnee, helemaal niets, wat zou je kunnen verstoren?" zei Hermelien, hevig blozend, en Harry veranderde vlug van onderwerp: "Nee hoor, we hebben Ron niet gezien. Ligt hij niet gewoon in bed?"

"Nee, nergens te zien. Ik wou hem iets vragen... maar goed, zin in een spelletje Knalpoker?"

"Eh, nee, ik denk dat ik maar naar bed ga," zei Hermelien vlug, en zonder hen een goede nacht te wensen liep ze naar boven.

Simon keek met opgetrokken wenkbrauwen naar haar verdwijnende rug, en richtte zijn aandacht toen weer op Harry, die zich daar niet gemakkelijk onder voelde. Hij wist zelf nog nauwelijks wat er aan de hand was, waarom hij dat gedaan had, en hij was niet klaar voor het commentaar van anderen. Kon hij hier niet vlug weg zien te komen?

"Ehm, ik ga ook maar naar bed, het is al laat..."

"Ben je verliefd op Hermelien?" vroeg Simon plotseling heel serieus.

Verbaasd en zonder te weten wat hij deed gaf Harry ook heel serieus antwoord: "Ik denk het, maar ik weet het niet zeker..."

"Dan had Maria dus toch gelijk," antwoordde Simon peinzend, en hij plofte neer op een van de banken. Hij leek Harry vergeten te zijn, en die maakte van de mogelijkheid gebruik om vlug naar boven te lopen, naar de slaapzaal. Simon kwam hem gelukkig niet achterna.

***

Toen Harry even later in bed lag, probeerde hij rationeel na te denken over wat er gebeurd was. Goed, hij had Hermeliens tranen weggekust, maar zoveel bijzonders was dat toch niet? Sinds ze de vroege puberteit ontgroeid waren, hadden Ron en hij Hermelien wel vaker op haar wang gekust... en andersom ook. Dus wat was er zo speciaal aan deze keer? Er was iets, en ze hadden het allebei geweten, maar hij kon er zijn vinger niet op leggen.

En wat zouden ze nu doen? Hij vroeg zich af wat ze ervan zou vinden nadat ze er een nachtje over had geslapen... ze was daarnet verbaasd geweest, maar niet boos. Maar wat als ze morgenochtend wél boos zou zijn? Wat als ze het had toegelaten omdat ze moe was, of ongelukkig? Wat als... och, hij kon zo wel aan de gang blijven...

Wat vond hij er zelf eigenlijk van? Het zou kunnen dat dit hun vriendschap kapot zou maken... dan zou hij helemaal geen goede vrienden meer hebben. Maar dat geloofde hij eigenlijk niet, daarvoor was hun band toch te sterk. Hij was meer bang dat ze er ongelukkig over zou zijn, spijt zou hebben. Hij wilde haar niet ongelukkig zien... hij hield van haar.

Daar, nu was het gezegd.

Harry Potter hield van Hermelien Griffel.

***