A/N: Dit hoofdstuk nog meer romantiek, en een gesprek met Perkamentus… please read&review! Oh ja, mijn titels slaan nergens op, maar daar moet je maar overheen lezen ;-)

Disclaimer: De meeste dingen in dit verhaal en het hele idee 'Harry Potter' zelf zijn natuurlijk van J. K. Rowling. Jade en Rosie en het verhaal zijn van mij, en de brieven ook, al weet ik zeker dat ik niet de enige ben die die gebruikt…

Hoofdstuk 3: Remus (en Lily)

Gehaast liep Sirius door de gangen, op zoek naar Lily. Hij had van een jongen uit haar klas gehoord dat Lily na de les met Anderling mee was gegaan, maar hij kon haar nu nergens vinden, en toen hij op de Sluipwegwijzer wilde kijken, bleek die weg te zijn. Hij vreesde, of wist bijna zeker, dat één van de anderen hem voor was geweest, maar wie? Peter was de verkeerde kant op gegaan, hij was zeker weten sneller geweest dan James, en Remus was naar boven gegaan om iets te… natuurlijk!

Hij sloeg zichzelf voor het hoofd, en rende onmiddellijk terug naar de leerlingenkamer. Remus had de Sluipwegwijzer gepakt en eerder dan de anderen geweten dat Lily met Anderling mee was gegaan. Hij moest de eerste geweest zijn die bij Lily geweest was, zo moest het gegaan zijn. Zijn enige hoop was nu nog dat Lily Remus had afgewezen, anders was hij te laat geweest… dan had Remus haar.

Hij rende een hoek om, en botste toen tegen Jade en Cissy aan, die hem geïrriteerd aankeken. Dit waren vriendinnen van Lily, die zouden vast wel weten waar ze was.

"Hey, weten jullie waar Lily is?"

Hij zag dat Jade en Cissy een bezorgde blik uitwisselden voor Cissy antwoord gaf, en hij vroeg zich af wat er aan de hand was. Was er iets met Lily?

"Ze is in haar slaapzaal, met Rosie. Ik denk dat je haar maar niet moet storen."

"Wat is er dan met haar aan de hand?"

"Ze wil niet dat we het zeggen. Sorry, maar we moeten weer verder," zei Jade haastig, en ze liepen beiden vlug verder, in de richting van de Ziekenzaal. Sirius staarde hen verbaasd na. Waarom waren ze zo kortaf geweest? En wat was er aan de hand met Lily? Voor een moment dacht hij niet meer aan Remus en aan het Lentefeest, maar vroeg hij zich alleen nog af waarom ze zo bezorgd waren over Lily. Er moest iets ergs aan de hand zijn, maar hij mocht Lily nu niet storen, blijkbaar.

Hij besloot om toch maar naar de leerlingenkamer te gaan, misschien was daar iemand van zijn vrienden of iemand anders die wist wat er aan de hand was. Wie weet zou Rosie het hem kunnen vertellen.

Toen Sirius in de leerlingenkamer aankwam, zag hij James, Peter en Remus rond het haardvuur zitten. Ze praatten zachtjes met elkaar en wierpen af en toe een bezorgde blik in de richting van de trap die naar de slaapzalen van de meisjes leidde. Blijkbaar hadden zij ook al gehoord dat er iets met Lily aan de hand was, en hij vermoedde dat Lily en Rosie nog steeds op hun slaapzaal zaten.

"Wat is er mis met Lily? Toen ik Jade en Cissy tegenkwam, zei ze dat ik haar niet mocht storen en dat ze niet mochten zeggen wat er aan de hand was. En vervolgens liepen ze naar de Ziekenzaal. Is ze ziek?"

"Anderling vertelde me dat ze een ernstig bericht heeft gehad," zei Remus zachtjes. "Toen ze uit Anderlings kantoortje kwam, viel ze bijna flauw, maar ze wilde mij ook niet zeggen wat er was. Nog niet."

Sirius registreerde ergens achterin zijn hersens dat Remus haar dus inderdaad gevonden had, maar hij maakte zich er nu niet meer zo druk over. Dat kwam later wel weer.

"Zou het iets met… Jeweetwel te maken hebben?" vroeg Peter met grote ogen. De andere drie keken hem verbaasd aan, maar knikten toen langzaam. "Een ernstig bericht, een grote schok, dat zou kloppen," antwoordde Remus. "Maar wat het precies is, daar kunnen we alleen maar naar raden."

Net op dat moment kwam Rosie naar beneden, met een bleek gezicht en een beker in haar hand.

"Zijn Jade en Cissy er nog niet?"

"Ik kwam ze net tegen, op weg naar de Ziekenzaal, maar ze zijn nog niet terug."

"Dan wacht ik hier wel even."

Ze scheen niet te merken dat de vier jongens hongerden naar informatie over Lily's toestand, maar bleef in de verte staren, met een angstige trek om haar mond. Het was duidelijk dat zij wél wist wat er met Lily aan de hand was, maar dat ze dat al evenmin als Jade en Cissy wilde zeggen.

Uiteindelijk verzamelde James al zijn moed en vroeg: "Hoe gaat het nu met Lily?"

"Slecht, ze is enorm geschrokken. Jade en Cissy zijn een Slaapdrank gaan halen bij madame Plijster, misschien voelt Lily zich wat beter als ze geslapen heeft. Ze was bijna in shock, ik heb haar nog nooit zó gezien. Oh ja, voor ik het vergeet: ze heeft naar jullie gevraagd, of jullie naar boven willen gaan."

De vier jongens stonden rustig op, maar hun hart bonkte. Hoe zou het met Lily zijn? Welk bericht kon er zó vreselijk zijn dat Lily, altijd-kalme Lily Evans, er bijna van in een shock raakte?

"Hoi jongens," zei Lily zwakjes toen ze de vier jongens verlegen aan zag komen schuifelen.

"Hoe gaat het nu, Lily?" vroeg Remus zachtjes.

'Ik kan nog steeds niet geloven dat ik zo ben ingestort, maar het gaat nu wel weer. Het enige probleem is dat iedereen me nu nog steeds aankijkt alsof ik ernstig ziek ben," glimlachte ze. Nu ze merkten dat het niet zo erg was als het leek, grijnsden James en Sirius. Remus liep echter naar Lily toe en keek haar ernstig aan.

"Kun je ons nu vertellen wat er aan de hand is, Lily?"

De grijns verdween van James' en Sirius' gezicht toen ze zagen dat Lily weer bleek werd, maar ze knikte en zei: "Natuurlijk. Ik moet het jullie vertellen, jullie zijn al zo lang mijn beste vrienden... Anderling vertelde me dat ik een brief had gekregen. Een brief van Jeweetwel. Hij schreef dat hij wilde dat ik... dat ik..."

Ze leek het niet te kunnen zeggen, maar tranen stroomden over haar wangen. Toen hoorden ze een kalme stem uit de deuropening zeggen: "Voldemort wil dat juffrouw Evans een Dooddoener word, zodra ze haar opleiding hier heeft voltooid."

Door het gebruik van de naam wist iedereen in de kamer dat Perkamentus in de deuropening stond, en Remus begreep dat het erg ernstig moest zijn, als het schoolhoofd erbij kwam. Maar natuurlijk, het wás ook ernstig... het leek alsof hij nu pas besefte wat Perkamentus had gezegd. Lily. Een Dooddoener. Dat kon niet! Als er íemand ongeschikt was als Dooddoener, dan was het Lily... maar iedereen wist hoe vastbesloten Jeweetwel kon zijn wat betreft toekomstige Dooddoeners. Hij had gehoord dat dit vaker was gebeurd, en hij was zelfs een paar keer bang geweest dat hij zelf zo'n brief zou krijgen, omdat... om wat hij was. Maar Lily... natuurlijk, ze was knap, intelligent, zelfbewust, maar... ze gaf teveel om anderen. Ze zou nooit een Dooddoener kunnen zijn, en dat betekende dat ze... ze zou moeten toegeven of sterven. Geen wonder dat ze zo was geschrokken.

"Dat... is niet te geloven," stootte Sirius uiteindelijk uit. De andere drie waren al net zo geschrokken als Remus, en er waren ongeveer dezelfde dingen door hun hoofd gegaan. Lily was in gevaar.

"En... en wat dan nu, professor?" piepte Peter zachtjes.

Perkamentus schudde zijn hoofd, en ze merkten dat zijn gezicht een grauwe tint had.

"We weten het niet, jongeheer Pippeling. Voorlopig is ze veilig, maar wat er moet gebeuren als ze uit school is... gelukkig duurt dat nog lang en hebben we voorlopig nog wel de tijd om iets te verzinnen. Laten we hopen dat Voldemort tegen die tijd verslagen is."

Ze vertrokken hun gezicht bij het horen van de naam, maar knikten alle vijf. Toen hoorden ze nog drie mensen de trap naar de meisjesslaapzalen opkomen. Natuurlijk waren het Rosie, Jade en Cissy.

"We hebben een Slaapdrank voor je meegebracht, zodat je uit kan rusten. Neem hem nu maar meteen in, je ziet er vreselijk uit," zei Rosie bezorgd, en ze gaf Lily een beker aan. Die glimlachte en zei: "Ik wed dat ze over twee jaar wel een baantje voor je hebben in St. Holisto's." "Praat niet over over twee jaar," antwoordde Rosie zachtjes, en Lily knikte en dronk de beker in één teug leeg. Het duurde niet lang voor ze zich slaperig begon te voelen, en ze viel tevreden in slaap, temidden van haar beste vriendinnen, haar vrienden, en het schoolhoofd. Een beter gezelschap kon ze zich niet wensen.

Toen Lily in slaap was gevallen, wenkte Perkamentus de zeven Griffoendors. Ze volgden hem, de trap af, de leerlingenkamer door (die zich langzaam begon te vullen met leerlingen die terugkwamen van de lunch en nog even met elkaar wilden kletsen) en naar buiten. Ze liepen door vele gangen, zich afvragend waar Perkamentus hen heenbracht. Alleen Sirius en James hadden wel een vaag idee, aangezien zij eenmaal, na een nogal kwetsende grap, naar zijn kantoortje waren gebracht. En inderdaad liep Perkamentus in de richting van zijn kantoortje, peinzend.

"Ballonbruisballen," zei hij tegen een afschuwelijk lelijke waterspuwer, die opzij sprong en hen een langzaam naar boven bewegende wenteltrap toonde. Perkamentus ging op de trap staan en de zeven volgden hem, tot ze bij een grote, houten deur kwamen. De ingang van Perkamentus' kantoor.

"Kom binnen," zei Perkamentus ernstig, en hij ging zelf achter zijn bureau zitten. Voor dat bureau stonden zeven enorme fauteuils, en elk van hen ging zitten en keek Perkamentus verwachtingsvol aan. Het was niet moeilijk om te raden wat het onderwerp zou zijn, maar ze vroegen zich allemaal af wat Perkamentus hen wilde zeggen over Lily.

"Juffrouw Evans heeft een grote schok gehad, zoals jullie allemaal hebben gemerkt. Ze vreest voor het leven van haar ouders en dat van haarzelf, en ik moet eerlijk zeggen dat die vrees niet geheel ongegrond is. Ze heeft de liefde van haar goede vrienden nodig om nu op de been te blijven, tot ze een beetje aan het idee gewend is en normaal met haar leven verder kan gaan. Ik verwacht dat jullie haar allemaal zoveel mogelijk zullen steunen en ervoor zorgen dat ze niet weer instort."

Ze knikten allemaal vurig, en Remus dacht bij zichzelf dat het haar aan liefde niet zou ontbreken. Hij had de uitdrukkingen op de gezichten van zijn vrienden best gezien... en hij wist van zichzelf dat hij haar niet zou kunnen kwetsen. Ze zouden samen naar het Lentefeest gaan... maar daar moest hij nu niet aan denken. Er waren serieuzere zaken aan de hand.

"Verder, als er iets ongewoons gebeurt, wil ik dat jullie dat direct aan professor Anderling of aan mij vertellen. Het kan van het grootste belang zijn, want alles kan iets met Voldemort te maken hebben."

Weer knikten ze allemaal, en een kleine glimlach brak door op Perkamentus' gezicht.

"Laten we hopen dat het goed komt," zei hij tot besluit.

"Ze heeft rust nodig, dus het lijkt me beter als iedereen uit die slaapkamer blijft," zei Rosie, weer op en top verpleegster, toen ze met Jade en Cissy bij de leerlingenkamer aankwam. De beide vriendinnen knikten, en ze besloten om de zesdejaars-slaapzaal magisch op slot te doen. Voor de drie andere meisjes op hun slaapzaal zouden ze wel een briefje op de deur hangen.

Ze wilden eigenlijk geen van drieen over het Lily-probleem praten, niet zonder Lily, en daarom kletsten ze een paar kwartier over allerlei andere onderwerpen: het Lentefeest, school, het Lentefeest, andere leerlingen, het Lentefeest, wat ze van de zomer gingen doen, en natuurlijk het Lentefeest.

"Ik ben blij dat Lily met Remus gaat, hij is lief en zal haar niet dumpen," zei Rosie met een glimlach.

"Gaat Lily met Remus?" riep Jade verbaasd uit, iets te luid, zodat vier jongens rond de open haard verbaasd opkeken en drie van hen met een vreemde blik naar de vierde staarden, die bloosde.

"Oeps. Gaat Lily met Remus?" herhaalde ze zachter, maar het kwaad was al gedaan.

Remus voelde dat de anderen niet bepaald gelukkig waren met dit bericht. Natuurlijk waren ze dat niet, hij had het kunnen verwachten, ze hadden haar allemaal willen vragen... zou hij zich niet schuldig moeten voelen, dat hij gebruik had gemaakt van de situatie? Nee, ze had er zelf op aangedrongen dat hij haar zou vragen. Ze moest hebben geweten waarvoor hij daar was, en ze had gewild dat hij haar vroeg. Daar hoefde hij zich niet schuldig over te voelen.

Moest hij zich misschien schuldig voelen tegenover zijn vrienden? Over dat hij uitging met het meisje waar ze alle vier verliefd op waren? Maar ze zouden allemaal hetzelfde hebben gedaan... in feite waren ze allemaal van plan geweest om hetzelfde te doen. Nee, hij hoefde zich niet schuldig te voelen.

Dapper keek hij op en zei: "Ja, ik ga met Lily. Ze wilde dat ik haar vroeg, en dat heb ik gedaan."

"Het was voor mij al geen verrassing meer, ze was nergens te vinden," mompelde Sirius, maar James staarde Remus nog steeds donker aan. "Je wist dat ik haar ging vragen. Ik had het niet gedacht... van een vriend..." En Peter zei ongelukkig: "Ze had dus nog niemand... ze zei maar wat..."

"Jullie waren alle drie hetzelfde van plan en zouden hetzelfde gedaan hebben. Ik hoef me niet te schamen. Als je van plan bent om een meisje te vragen, zegt dat nog niets, James."

Hij was verbaasd over zichzelf. Normaal was hij de stille, een beetje verlegen zelfs, en hij ging vrijwel nooit tegen zijn vrienden in. Nu wist hij echt dat hij in zijn recht stond, en hij was bereid om voor Lily te vechten, hoe cliché dat ook klonk.

"Goed. Maar toch..." mompelde James. Hij maakte zijn zin echter niet af, en die bleef als een zwaar gewicht tussen hen in liggen. Remus wist dat dit lastig zou worden, maar hij was vastbesloten om bij zijn standpunt te blijven. Vrienden of niet.

"We moeten gaan," zei Cissy plotseling geschrokken, toen de schoolbel klonk. Ze hadden die middag gewoon les, of hun hoofd er nou naar stond of niet, en ze waren nu eigenlijk al bijna te laat.

"Maar wie moet er dan bij Lily zijn als ze wakker wordt?" vroeg Rosie bezorgd. Ze zou er het liefst zelf bij zijn, natuurlijk. Misschien moest ze spijbelen... maar nee, hoewel de leraren het best zouden begrijpen, zouden ze niet mals voor haar zijn. Er moest iemand anders bij zijn die Lily op haar gemak kon stellen. Ze liet haar ogen door de leerlingenkamer gaan, maar er was niemand die geschikt was. Zou ze dan toch... ach nee, daar was Remus. Hij was, na haarzelf, Jade en Cissy, de meest geschikte persoon. Ze zag dat James, Sirius en Peter er niet bij waren, en begreep al vlug wat er aan de hand was. Ze was ook niet blind, en ze hoopte maar dat dit niet teveel problemen zou opleveren. Dat zou niet goed voor Lily zijn.

"Remus?"

"Wat is er, Roos?"

"Wij moeten naar les, maar ik denk dat Lily zometeen wakker wordt. Zou jij in onze slaapzaal willen gaan zitten en haar een beetje op haar gemak stellen als ze wakker wordt?"

"Natuurlijk," zei hij met een glimlach, en ook een klein beetje blozend. Ja, het was goed als hij bij Lily was, bedacht Rosie.

"Goed. Zeg haar maar dat we zo snel mogelijk terugkomen, na onze laatste lessen. En Remus... trek je niet teveel van de anderen aan."

Ze knipoogde naar hem, en Remus voelde zich gesterkt. De andere drie waren weggegaan, en hij had het gevoel dat hij niet gewenst zou zijn, dus was hij maar achtergebleven. Het was pijnlijk, maar goed, ze hadden wel vaker ruzie gehad. Hij moest blij zijn dat er nog mensen bevriend met hem wilden zijn, dat wist hij wel, en Rosie kon hij in ieder geval nog bij zijn vriend(inn)en rekenen.

Hij liep op zijn tenen de trap op, zonder ook maar enig gerucht te maken, een ander gevolg van wat hij was. Sluipen was een kunst die hij tot in de puntjes beheerste, zelfs in mensengedaante. Het was al vaker nuttig gebleken.

Toen hij bij de deur aankwam, merkte hij meteen het briefje op. Die spreuk zat er waarschijnlijk nog steeds op, maar was makkelijk te verbreken. Het was vooral bedoeld geweest als waarschuwing, niet om iemand buiten te houden die toverkracht zou gebruiken om naar binnen te komen.

"Alohomora," mompelde hij zachtjes, en zonder geluid ging de deur voor hem open. Nog steeds even stil sloop hij naar binnen. Ze lag nog net zo als toen ze haar hier hadden achtergelaten, haar lange rode haren uitgespreid over het hoofdkussen, en daartussen haar gezicht, nu klein en bleek, maar normaal stralend van levenslust en geluk. Ze was altijd een gelukkig jong meisje geweest, sinds ze haar voor het eerst hadden ontmoet in de trein. Haar ogen waren dicht, maar hij wist hoe ze eruit zagen. Sprankelend groen. Zoals ze daar lag zou hij haar wel kunnen kussen, als de prins die Doornroosje doet ontwaken, maar hij wist dat ze er niet wakker van zou worden. De duur van deze slaap was afhankelijk van de hoeveelheid Slaapdrank, niet van een kus, en hij voldeed zelf ook niet bepaald aan de eisen voor een prins. Maar hij kon wachten.

Hij ging stilletjes zitten op een stoel naast haar bed, en bracht een poosje door met naar haar kijken, nadenken, en een klein beetje dagdromen. Lily. Lily en Remus.

Toen, plotseling, gingen haar ogen open en keken hem aan. Hij voelde een rode kleur opkomen toen hij zijn ogen vlug afwendde, maar bedacht toen weer dat hij hier niet zomaar was. Hij moest haar op haar gemak stellen, haar helpen wakker te worden en aanvaarden wat er aan de hand was.

"Hoi Lily," zei hij zachtjes. "Heb je goed geslapen?"

Ze keek hem een beetje slaapdronken aan en vroeg zich af wat hij hier deed. Het laatste dat ze zich kon herinneren was dat iedereen hier geweest was, omdat... niet aan denken. Alleen aan hem denken. Remus was hier, voor haar, hij had hier naast haar bed gezeten... lief van hem.

"Het gaat wel weer, ik voel me minder... gebroken. Ik moet het een plaats geven, en ik denk dat dat me gaat lukken. Het moet me gewoon lukken."

"Het zal je lukken, Lil."

"Je hebt er meer vertrouwen in dan ik."

Hij wilde zeggen dat hij er zeker van was, dat zijn vertrouwen niet uit het niets kwam maar gebaseerd was op wat hij van haar wist, maar toen hoorde hij wat ze erachteraan fluisterde, heel zachtjes, alsof ze niet zeker wist hoe hij erop zou reageren.

"Lief van je."

Hij voelde een immense blijdschap opkomen, alleen door die drie woordjes, en hij las in haar ogen dat ze het echt meende. Het gaf hem moed om op te biechten wat haar natuurlijk al lang duidelijk was, maar wat hij nu voor het eerst durfde te zeggen.

"Ik houd van je, Lily. I love you. Ich liebe dich. Je t'aime. Ti amo."

Ze glimlachte en wilde een opmerking maken over zijn talenkennis, maar wist plotseling dat dat nu niet gepast was. Hierop waren maar twee mogelijke antwoorden mogelijk, en ze was zeker van het antwoord dat ze nu gaf. Ze beantwoordde het.

"Ik houd ook van jou, Remus. I love you too. Ich liebe dich auch. Je t'aime aussi."

Ze twijfelde over de laatste, Italiaans had ze nooit geleerd... maar hij benam haar de kans om nog iets te zeggen door zijn lippen op de hare te drukken, en ze was niet meer in staat om nog een normale gedachte over Italiaans te vormen. Dit was het werkelijke antwoord.