Gelukkig kwam ik inderdaad terecht op de vuurplaats in het midden van het
dorp. Ook de dreuzels waren veilig aangekomen, en lagen nu als een grote
hoop armen en benen voor mijn voeten. Een steek van triomf trok door me
heen: het was me gelukt!
Opeens klonk er van ergens achter me een vreugde kreet op, die beantwoord werd van alle kanten. Het was zelfs een beetje een griezelig geluid, want het gejuich en gejoel werd door alle reuzen overgenomen, en werd door de berghellingen weerkaatst, zodat het leek of heel het dal zelf aan het juichen was. De grond onder mijn voeten begon te trillen onder de dreunende voetstappen van alle toesnellende reuzen. Lucius en Mcnair trokken me weg uit het midden van het gejoel, en vanaf een afstandje keken we toe. Alle reuzen waren inmiddels in een grote kring om de vuurplaats gaan staan. Ik vroeg me af wat daar de bedoeling van zou zijn, en schrok me rot toen alle reuzen uit volle borst hetzelfde gedicht als van vanmorgen tijdens de bespreking begonnen te zingen. Lucius en Mcnair begonnen te lachen, en Mcnair zong zelfs een paar regels mee. Toen ze bij het einde waren aangekomen begonnen ze tot mijn stomme verbazing weer van voren af aan, maar nu met nog een stuk erachteraan:
In vroeger tijden leefden wij, Niet opgejaagd maar vogelvrij
Die tijd die blijft ons eeuwig bij.
In vroeger tijden waren wij blij, Een dreuzel eten hoort erbij
Die tijd die blijft ons eeuwig bij
Tegenwoordig moet het lijken, Of er geen dreuzels in de buurt blijken.
Deze tijd blijft ons eeuwig bij
Tegenwoordig moet het lijken, Of er geen reuzendorpen prijken.
De tijd veranderd en gaat door, En nu zingen wij in koor: Ouden tijden herleven weer Maar ooit hetzelfde? Nimmer meer
Het aanhoren van het lied dat dit keer vol vuur en vreugde werd gezongen was betoverend. Het dreunde door het dal en ik kreeg een brok in mijn keel toen het voor het eerst echt tot me doordrong hoeveel ellende en narigheid deze reuzen de afgelopen jaren wel niet hadden meegemaakt. Na het zingen begon Cyrus bevelen uit te delen.De dreuzels werden opgetild en weggedragen. Sommigen waren wakker geworden en begonnen te gillen. De reuzen lachten er alleen maar om en droegen ze vol vreugde een berghelling op. Daar bleek een grot te zijn, waar de dreuzels in gesmeten werden. Een groot hek voor de ingang moest voorkomen dat ze zouden ontsnappen. Omdat alle volwassenen nu druk aan de slag gingen met het voorbereiden van een feest besliste Cyrus dat de kinderen een voor een de wacht mochten houden bij de dreuzels, tot het tijd zou zijn voor het feest. Ik zag Ariadne stralen van trots bij het vooruitzicht van zo een belangrijke taak.
In de korte tijd dat ik Ariadne nu kende was ik veel om het kind gaan geven. Ze was totaal niet bang voor ons, en wilde juist van alles weten. Ik vond haar erg grappig, en ik vond het zelfs leuk dat ze mij ook erg aardig scheen te vinden. Ik schrok op uit mijn gedachten doordat Lucius ineens in mijn ribben porde. Hij en Mcnair wilden nu toch wel heel graag weten hoe het me gelukt was zo snel met veertig dreuzels terug te komen. We liepen een tijdje tot we buiten het dorp kwamen, en zochten een rustig plekje op. Op een gras veldje zonken we neer, 'Nou vertel' zei Lucius. 'Ik wil alles horen, echt verschrikkelijk jammer dat wij er niet bij konden zijn.' Ik grijnsde, en besloot maar niet te vertellen dat ik met liefde met ze had willen ruilen. Zo begon ik te vertellen.
'Toen ik thuis aankwam kon ik natuurlijk niemand vinden, ik al bijna in paniek, bleek iedereen gewoon aan het eten te zijn.' 'Haha, echt iets voor jou' lachte Lucius. 'Mag ik mijn verhaal misschien afmaken?' vroeg ik onschuldig.
'Later deze avond zijn we met een grote groep dooddoeners naar Londen gegaan. Jullie hebben echt wat gemist, het was net als vroeger, tovenaars van het ministerie kwamen van alle kanten aanzetten, je had hun gezichten moeten zien, die wisten niet hoe ze het hadden.'
Ik vertelde uitgebreid over het gevecht op straat, de tovenaars van het ministerie, de lamstraal die ik opgevangen had, de terugtocht naar het landhuis en het maken van de viavia. Ik liet het gesprek tussen mij en Voldemort zeer bewust maar achterwege. Lucius en Mcnair luisterden ademloos toe. 'Geweldig' zei Mcnair, 'wat ontzettend zonde dat wij dit niet konden meemaken en hier moesten blijven. 'Hoe lossen we dat nu dan op met het ministerie?' vroeg Lucius. 'Die zullen het er zeker niet bij laten zitten.' 'Dat denk ik ook niet nee' zei ik, 'maar ik heb geen idee hoe Voldemort dit wil oplossen. En we zullen toch moeten gaan zorgen dat we deze reuzen gaan beschermen tegen het ministerie.' 'Dat wil jij zeker wel doen' zei Lucius tegen mij, 'jij schijnt het nogal goed met reuzen te kunnen vinden, en dan vooral met hun kinderen.' De sarcastische ondertoon was me niet ontgaan. 'Hoe bedoel je dat?' vroeg ik. 'Daar is toch niets mis mee? Ik vind Ariadne inderdaad erg leuk ja.' 'Je papt niet aan met reuzen kinderen' siste Mcnair kwaad. 'Dat maak ik anders zelf wel uit' snauwde ik terug. 'Stoor ik?' hoorden we ineens achter ons. Cyrus stond een stuk verderop, en het was duidelijk te zien dat hij ons had gezocht. 'Natuurlijk niet,' zei ik snel, Lucius en Mcnair negerend. 'Wij willen ook graag horen hoe dit je gelukt is', zei Cyrus, die er duidelijk vanuit was gegaan dat we om die reden het dorp uitgelopen waren. 'Ik kom al' zei ik.
Met zijn vieren liepen we terug naar het dorp. Net als vorige keren moesten we rennen om de enorme stappen van Cyrus bij te kunnen houden. In het dorp aangekomen liepen we het pad naar dezelfde ontmoetingsplaats als vanmorgen op. Op het plateau aangekomen zagen we dat zich daar al een hele menigte reuzen verzameld had. In de verte zag ik de vervelende broer voor de grot met dreuzels zitten. Net goed voor hem, dacht ik bij mezelf. Omdat ik de enige was die het hele verhaal kon vertellen pakte Cyrus me op en zette me op een grote steen naast de reuzenhoorn. Iedereen luisterde toe terwijl ik voor de tweede keer mijn verhaal vertelde. Af en toe moest ik het een en ander uitleggen omdat de reuzen niet snapten wat ik bedoelde. Lucius kon het voor de grap niet laten te demonstreren hoe een lamstraal werkte, op mij. Ik was woedend, maar besefte dat het een vergeldingsactie was op de woordenwisseling van daarnet, en ik wilde geen laaiende ruzie temidden van alle reuzen, dus deed ik niets, en vroeg me af hoe lang ik buiten westen was geweest. Gelukkig had verder niemand in de gaten wat er zich net in werkelijkheid afgespeeld had, en de reuzen klapten uitbundig om de demonstratie.
Later die avond liep ik in mijn eentje door het dorp. Ik was er expres alleen opuitgetrokken om de anderen even te kunnen ontlopen. Sinds de komst van veertig dreuzels waren de reuzen een stuk vriendelijker geworden, waardoor ik nu zonder bescherming van Cyrus gewoon door het dorp kon lopen. Het was al aardig donker, en eigenlijk had ik geen flauw idee waar ik heen liep. Het pad liep omhoog, en in de verte zag ik een lichtje schijnen. Ik besloot op onderzoek uit te gaan, omdat ik dacht dat dit pad wel eens naar de grot vol dreuzels zou kunnen leiden. Terwijl ik steeds verder omhoog liep kwam het lichtje steeds dichterbij. Het bleek inderdaad om de grot met dreuzels te gaan, en verrast zag ik dat Ariadne de wacht hield.
'Hey Vivian' zei Ariadne stralend. Ik glimlachte haar toe en ging naast haar zitten. 'Lukt het allemaal?'vroeg ik. 'Ze zitten allemaal een beetje stil achterin, en een paar liggen nog in het midden, buiten bewustzijn of dood denk ik' zei Ariadne, met een stem waaruit bleek dat het haar weinig kon schelen of die dreuzels al dood waren of niet. Uit nieuwsgierigheid liepen we samen wat dichter naar het hekwerk toe. Schijnbaar vonden de dreuzels de aanblik van mij een geruststelling, want zodra ze me zagen liepen er een paar naar het hek toe. 'Wat gaat er nu met ons gebeuren?' 'En waarom zijn we hier?' 'Hoe zijn we hier gekomen?' 'Ik eis dat jullie mij onmiddellijk laten gaan!' Ariadne en ik glimlachten naar elkaar. 'En wie ben jij dan wel dat je eisen denkt te kunnen stellen?' vroeg ik. 'Ik ben Joost, Joost Donkelaer. Ik heb een optreden vanavond, dus nu heeft het wel weer lang genoeg geduurd, ik moet toch geld gaan verdienen.' 'Optreden?' vroeg Ariadne met opgetrokken wenkbrauwen. 'Ja, een comedy show, nou kom op, laat me eruit.' 'Je bent nu al lachwekkend' zei ik op een sarcastisch toontje. Joost trok een pruillipje. 'Wat is een comedy show?' vroeg Ariadne zachtjes. Ik trok haar wat verder mee naar achteren en vertelde fluisterend dat dat een soort vermaak was, waarbij iemand wat leuks deed, of vertelde, en dat er dan mensen kwamen om ernaar te kijken en om erom te lachen. 'Kan hij hier die show niet opvoeren dan? Het lijkt me wel leuk' zei Ariadne. 'We kunnen het proberen' grijnsde ik. 'Pa heeft niet gezegd dat we niet met het avondeten mochten praten' grijnsde Ariadne onschuldig.' We liepen weer wat dichter naar het hek toe. 'Misschien kun je hier een stuk van je show opvoeren? Dan kun je je grotgenoten misschien wat opvrolijken.' 'Ja maar,' begon Joost. 'Je hebt toch een act neem ik aan? Laat maar eens zien.' Joost keek om zich heen, er stonden nu een heleboel dreuzels om hem heen. 'Ik heb mijn spullen hier niet, en zonder spullen kan ik het niet.' 'Aansteller, je weet vast wel wat grappigs' zei ik. 'Ik zou wel eens willen zien of jij wel zo grappig zou zijn als je net van een straat geplukt bent en dan wakker wordt in een grot heel ergens anders samen met een heleboel anderen' zei Joost. Ik pakte mijn toverstok uit mijn gewaad en richtte die op Joost. "Imperio" Ariadne keek me aan. 'Wat doe je nou?' zei Ariadne angstig. 'Let maar op' grijnsde ik. 'Als ik wil dat hij wat grappigs doet dan heeft hij dat maar te doen.' Joost begon ondertussen druk te praten, maar niemand verstond er wat van door het gegil van een paar jonge vrouwen die in paniek waren geraakt. 'STILTE' riep ik. 'Ophouden,' zei de kille stem van Lucius achter me. 'Kom mee, jij hoort hier helemaal niet te zijn.' 'Waar bemoei jij je mee?' 'Daar kom je vanzelf achter als je nu niet heel snel meekomt' zei Lucius. Ik liet Joost verder ratelen om Ariadne nog een plezier te doen, en liep toen met een kwaad gezicht met Lucius mee. 'Jij snapt het echt niet hè?' zei Lucius. 'Blijkbaar niet nee.' We liepen in het donker het pad af naar het huis van Cyrus.
'Bedtijd voor ons Cyrus,' zei Lucius. 'welterusten kleine tovenaartjes,' zeiden Cyrus en Mycene in koor.
Even later waren we met zijn drieën in de voorraadkast. 'Ik wil eerst nog even met jou praten' zei Lucius tegen mij. 'Waarom? Er valt niets te bepraten wat mij betreft.' 'En wat mij betreft wel. Ik wil echt niet meer hebben dat jij met van die reuzen kinderen aanpapt. En ik denk ook niet dat Voldemort er blij mee zal zijn.' 'Waarom zou hij dat erg vinden? Het zorgt alleen maar voor een betere verstandhouding als we een beetje in aanraking komen met hun leefgemeenschap.' 'Niet als je alleen maar aandacht voor hun kinderen hebt.' 'Ik zie nog steeds geen probleem, en ik zou niet weten waarom ik iets anders zou moeten gaan doen.' 'Vivian, soms kunnen dingen gewoon niet, en dan pas je je maar aan. Die grote mond van jou gaat je echt nog eens opbreken, of denk je dat Voldemort het ook pikt als je zo een toon tegen hem aanslaat?' 'Dat zie ik dan wel weer.' 'Luister Vivian, dit kun je niet menen. Wil je dan echt vermoord worden omdat je je grote mond niet kan houden?' 'nee, niet echt.' 'Luister dan eens voor een keer in je leven gewoon en zeur niet zo.' 'Je lijkt Michael wel.' 'Zonder Michael was jij er al lang niet meer geweest, besef je dat wel?' 'Michael zei ook wel eens van dit soort dingen ja.' 'En daar had hij groot gelijk in, je zou dankbaar moeten zijn.' 'Lucius?' 'Ja?' 'Weet jij wat er was tussen Voldemort en Michael?' 'Ik denk niet dat ik de juiste persoon ben om daar wat over te zeggen Vivian.' 'Ja maar, zo erg kan het toch niet zijn om het gewoon te vertellen?' 'Hou op met zeuren Vivian, dit is nou precies wat ik bedoel. Accepteer de dingen eens gewoon zoals ze zijn zonder te zaniken erover.' 'Ik zal eraan denken.' 'Met denken alleen bereik je niet zoveel.' 'oké oké, ik zal proberen wat minder moeilijk te doen.' 'Ga nu maar slapen dan.' 'weltrusten.'
Ik lag op mijn zij in het knisperende hooi. Het enige waar ik aan kon denken was Michael, wat had ik vaak dit soort gesprekken met hem gehad. Was ik dan echt zo'n zeur? Ik vond het zelf nogal meevallen, waar had ik een mond voor als ik hem niet mocht gebruiken? En wat was er mis mee een beetje lol te hebben met een jong reuzen meisje? Mijn gedachten gingen terug naar Michael. Na al die jaren miste ik Michael nog steeds, en de laatste tijd leek het juist erger te worden in plaats van minder. Was ik wel opgewassen tegen de taak die nog voor me lag? Kon ik Voldemort tevreden houden?
Ik dacht terug aan afgelopen middag, de rillingen liepen over mijn rug toen ik terug dacht aan de cruciatus vloek die Voldemort over mij uitgesproken had. Waar had ik dat aan verdient? Wat was er vandaag toch allemaal gebeurd? Het was allemaal zo snel gegaan, het was moeilijk te bevatten dat het allemaal maar een dag was geweest.
Vermoeid viel ik in een onrustige slaap. De volgende ochtend werd ik wakker met een knallende hoofdpijn. 'Wat zie jij er florissant uit,' zei Mcnair. 'Ik heb niet zo best geslapen,' zuchtte ik. 'Dat is te zien,' zei Lucius. 'Heeft een van jullie toevallig iets tegen hoofdpijn meegenomen?' 'Nee, pech gehad' zei Lucius. 'En blijf vandaag bij die meid uit de buurt.' Ik zuchtte, wat kon ik eraan doen dat het gewoon goed klikte tussen ons? Ik stond op en probeerde mijn haar wat in model te brengen, een lekker warm bad zou me beslist geen kwaad doen op dit moment. 'Zullen we naar de keuken gaan?' Vroeg Mcnair. 'Prima, ik heb ook wel trek,' zei Lucius. Met zijn drieën liepen we naar de keuken. Mycene en Ariadne waren er al, Ariadne zag er nogal moe uit. 'Lekker geslapen Vivian?' Vroeg ze. 'Nee, niet echt, en ik heb nogal hoofdpijn.' 'Daar heb ik nog wel wat voor,' zei Mycene. Ze liep de keuken uit en kwam even later terug met een hand vol kruiden waar ze thee van begon te trekken. 'hier drink dit maar,' zei ze terwijl ze me een veel te grote mok aanreikte. Ik rook er eerst even aan, het had een wat zoete geur, en ik hoopte maar dat het echt geen kwaad kon toen ik een slok van het warme goedje nam. De smaak was inderdaad lekker zoet, en ik vroeg me af wat er allemaal in zou zitten. Wat kennis van genezende toverkracht zou toch wel handig zijn. Ik wilde daar net mee gaan beginnen toen vlak daarna Michael overleed, en daarna had ik er nooit meer aan gedacht. Misschien moest ik er alsnog maar aan beginnen, het zou vast nog vaker van pas kunnen komen. Langzaam voelde ik mijn hoofdpijn wegtrekken. De drank had dus wel degelijk gewerkt, wie zei dat reuzen dom waren? 'Dank je wel Mycene, het is stukken beter nu.' 'Niets te danken Vivian.'
Na ons ontbijt gegeten te hebben, wederom met zijn drieën in de oude kinderstoel van Ariadne, werd het een drukte van belang. Overal waar ik keek zag ik reuzen bezig met het sjouwen van hout, het schoonmaken van ketels, het verzamelen van voedsel en het klaar maken van voedsel. Ik zag de meest vreemde dingen. Dezelfde grote wortels die Mycene op tafel had liggen, een soort grote bruine dingen die verdacht veel op enorme aardappels leken, grote bladeren van de een of andere plant, en zo nog een paar dingen. Het begon heerlijk te ruiken in het dorp, en ik kon niet wachten tot de avond zou vallen. Vanavond ook zouden Cyrus, Brontes en Areathna officieel bekend maken dat de reuzen akkoord zouden gaan met ons voorstel. Wat mij betreft kon deze opdracht niet meer mislukken.
Ik doolde wat rond door het dorp, en kwam terecht bij een vrouw die bezig was met het klaarmaken van een gerecht waarin die wortelen verwerkt waren. Ze knoopte een praatje met mij aan. 'Hallo, Vivian was het toch?' 'Ja, dat klopt.' 'Heb je het nog een beetje naar je zin hier?' 'Jawel hoor, maar ik heb niet veel te doen, als ik ergens mee zou kunnen helpen doe ik het graag.' 'Je mag best helpen, maar ik denk niet dat het je lukt, deze wortelen zijn veel te zwaar voor jou.' 'Zo zien ze er wel uit ja.' 'Als je het niet erg vind, dan ga ik weer verder Vivian, ik heb nog een hoop te doen.' 'Tot later dan.' 'Dag Vivian.'
Daar werd ik dus ook niet veel wijzer van. Na zo'n drukke dag als gisteren was deze dag niet om door te komen. Ik had niets te doen, en verveelde me enorm. Uiteindelijk ging ik maar een stuk wandelen in de omgeving, vooral ook om mijn conditie een beetje op peil te houden. Ik vond na een tijd lopen een mooi bergweitje met een mooi uitzicht, en ik besloot daar even uit te rusten. Ver beneden mij keek ik uit over het dorp, en ik zag van een afstand een tijd lang de bedrijvigheid aan. Vanaf deze hoogte leken de reuzen net normale mensen, en het was net of ik naar een mierenhoop keek, ik zag reuzen af en aan lopen en sjouwen met van alles en nog wat. De zon brak door, en ik liet me op mijn rug in het zachte gras vallen. Ik staarde naar de steeds blauwer wordende lucht en een loom en slaperig gevoel begon zich van mij meester te maken. Uiteindelijk viel ik in slaap.
Het moest al uren later zijn toen ik eindelijk wakker werd. De zon was al lang over zijn hoogste punt heen. Ik keek naar beneden en zag dat de grote vuurplaats in het midden van het dorp inmiddels was voorzien van meerdere tafels en banken, en dat reuzen af en aan liepen met spullen. Er was een grote houten kooi verschenen vlak naast de vuurplaats, vast en zeker om straks de dreuzels in te doen. Ik kon maar beter snel teruggaan voordat iemand me echt kwijt was. Terug in het dorp zocht ik Lucius en Mcnair. Ik vond ze op enige afstand van de vuurplaats in gesprek.
'Ah, ben je daar eindelijk?' 'Sorry, ik was gaan wandelen en in de zon in slaap gevallen.' 'Dat geeft niet, als je slaapt kun je in ieder geval niets verkeerd doen.' 'Nou,' lachte ik, 'zoveel doe ik nou ook weer niet fout hoor.' 'Met jou weet je het nooit,' lachte Lucius mee. 'Weet je al dat we zijn uitgenodigd vanavond gewoon mee te eten?' 'Euhm, nee, dat had ik nog niet gehoord. Houd dat in dat wij ook van die dreuzels moeten eten?' vroeg ik met een benauwd stemmetje. Mee eten was nog tot daar aan toe, maar ik zou beslist geen dreuzelvlees eten, het idee alleen al was te walgelijk voor woorden. 'Ja natuurlijk moet je dat ook eten. En waag het eens om het niet te doen. Het is beleefd te eten wat de pot schaft, en bovendien heeft Cyrus erop aangedrongen,' zei Lucius. 'Ik ga dat echt niet eten hoor.'
Asjeblieft zeg, ik werd al misselijk bij het idee. Nooit van mijn leven!
'Je laat het uit je hoofd om een scène te gaan schoppen hoor.' 'Lucius, ik ga dat echt niet eten, het is nog veel onbeleefder om het uit te kotsen waar iedereen bij is.' 'Dat kan me niet schelen, je doet het maar gewoon, einde discussie.'
De toon van zijn stem was zo definitief, dat ik mijn mond maar hield. Ik zou er wel wat op verzinnen, want ik ging dat echt niet eten, geen haar op mijn hoofd die daaraan dacht. Misschien zou het me nog lukken een manier te vinden om eronderuit te komen. Ik hoorde een enorm kabaal van angstig schreeuwende dreuzels steeds dichterbij komen, en ging even kijken wat er gebeurde. Ik zag een aantal reuzen de dreuzels van de grot naar het houten hok jagen. Terwijl ik stond te kijken zag ik de jongen die zich had voorgesteld als Joost druk pratend voort rennen. Ik moest even glimlachen. Die arme jongen stond dus al de hele nacht en de hele dag aan een stuk door flauwe grappen op te ratelen, en niemand kon er meer om lachen. Voorzichtig, zodat niemand het zag, pakte ik mijn toverstok en maakte een einde aan de imperio bezwering. Joost hield direct op met praten en begon met de rest mee te gillen. Ariadne kreeg mij in het oog en liep gelijk naar me toe. 'Niet te geloven, hij heeft de hele nacht en de hele dag aan een stuk door lopen praten, ik begreep er helemaal niets van. Wat had je met hem gedaan?' 'Een klein leuk toverspreukje, waardoor je mensen kan laten doen wat jij graag wilt,' antwoordde ik. 'Ik wou dat ik dat kon, dan zou ik nooit meer afwassen,' zuchtte Ariadne. 'Ik kan het, maar ik moest toch ook gewoon afwassen hoor Ariadne.' 'Ja, maar het leven lijkt zo een stuk makkelijker als je kan toveren.' 'Ariadne, als je kan toveren zijn er weer een heleboel andere dingen die ook lastig zijn.' 'Jij zult het wel het beste weten dan,' zuchtte Ariadne. 'Komen jullie erbij zitten?' Vroeg Cyrus. 'We komen al.' 'Pap, mag ik bij Vivian zitten?' 'Van mij wel.' 'Gezellig,' zei Ariadne tegen mij. Ik glimlachte haar toe.
Met veel moeite zocht iedereen een plaats aan tafel. Voor ons was een verhoogde plank op een bank gemaakt zodat we er ook gewoon bij konden zitten. Ariadne ging vlug naast mij zitten. Ik keek mijn ogen uit van wat er allemaal op tafel stond. Manden met brood, allerlei stukken koud vlees van welk dier dan ook, grote kannen met drank erin, verschillende gerechten met rare vruchten erin, dingen met die grote wortelen, en nog veel meer. Hoe moest al dit eten opkomen? Er was gewoonweg te veel.
Langzaam begon zich bij mij een idee te vormen. Als ik nu eens mezelf zo volpropte? Tegen de tijd dat er wat met die dreuzels werd gedaan zat ik dan allang vol! Ariadne vulde mijn beker met iets uit een van de kannen. Ik besloot maar gelijk te beginnen met mijn plan en nam een grote slok. Er bleek een alcohol houdende kruidige drank in te zitten, die best goed smaakte, snel nam ik nog een slok. Nieuw plan: zo snel mogelijk zoveel mogelijk van die drank drinken! Al redelijk snel voelde ik me enigszins beneveld, en bekeek ik de bodem van mijn reusachtige mok. Snel vulde ik hem nog een keer bij. De wereld om me heen werd steeds mooier, en ik steeds wilder en onvoorzichtiger. Er werd muziek gemaakt, en ik liet me van mijn stoel glijden om eens rond te lopen en wat te dansen. Overal waar ik keek zaten reuzen. Sommigen aten alleen, anderen hadden hele gesprekken, weer anderen liepen af en aan met nog meer eten en spullen, anderen waren aan het koken. Het begon een beetje raar te ruiken hier en daar, en ik dwaalde meer en meer naar waar de muziek vandaan kwam. Het was heel rare muziek, ik had het nog nooit eerder gehoord. Ik moest gewoon dansen, dansen is leuk.
Niet veel later kwam ik langs een vuur waar van alles op geroosterd werd, nou ja, van alles, terwijl ik er naar stond te kijken viel het me langzaam op dat er een arm uit stak. En een been. Ook de lucht was wat onaangenaam, wat de reuzen die er ook bij in de buurt stonden niet leek te deren. Mij ook niet meer, ik wilde dansen, dansen, en nog meer dansen op die mooie betoverende muziek. Met de mouw van mijn gewaad veegde ik mijn bezwete gezicht af, en liep verder. Mijn mok was leeg, en ik liep naar een tafel om hem bij te vullen. 'Heb jij nog niet genoeg van dat spul op?' hoorde ik iemand zeggen. Ik trok me er niets van aan, mijn mok was vol, en ik had het gevoel alsof mijn leven daarvan af had gehangen, een volle mok. Ik nam nog een flinke slok, en danste verder. Iemand pakte me bij mijn arm, en ik draaide me om, zodat ik kon zien wie het was. Ik herkende diegene niet, dus het boeide me ook niet. 'Vivian.' 'Laat me los.' 'VIVIAN.' 'Laat me nou gaan.' 'Dit gaat niet goed, haal een emmer water.' 'water?' 'Breng haar naar een huis, dit gaat helemaal niet goed.' 'Wat gaat niet goed?' 'Wat is er aan de hand?' 'Vivian is flauw gevallen.' 'Flauwgevallen? Welnee, ik heb het prima naar mijn zin.
'Die is er niet best aan toe.' 'Helemaal bleek.' 'Moet je haar voorhoofd voelen.'
Mijn hoofd, wat deed mijn hoofd pijn. Het voelde alsof er een steen van een berg was komen vallen die precies op mijn hoofd geland was. Ik kreunde zachtjes, niet alleen van de hoofdpijn, maar ook van de misselijkheid. Wat was er gebeurd? De wereld draaide voor mijn ogen. 'Ah, ben je eindelijk wakker,' hoorde ik een stem zeggen die ik niet kon plaatsen. 'Niet echt,' kreunde ik met een zielig stemmetje. Een enorme plens water landde midden in mijn gezicht. 'Moest dat nou?' 'Ja, we gaan zo.' 'We?' 'Ja we, jij, ik en Mcnair.' 'Ik voel me niet goed.' 'Misschien had je er beter aan gedaan je dat te bedenken voor je jezelf ladderzat zoop?' 'Ladderzat? Ik heb een paar drankjes op, meer niet.' 'Schiet nu maar op, we hebben geen jaren de tijd.'
Ik kwam overeind, en viel gelijk weer neer. Lucius trok me terug recht. 'Mee komen, je bent oud genoeg om zelf de gevolgen van je daden te dragen.'
Het hele dorp was uitgelopen om ons uit te zwaaien. Mycene had me nog snel een kop thee gegeven, die weliswaar mijn hoofdpijn minder had gemaakt, maar nog steeds voelde ik me zwak en tot niets in staat. 'En bij wijze van geschenk wil ik namens iedereen hier Voldemort deze ketting aanbieden.' Cyrus hield een ketting omhoog, gemaakt van botjes en tanden. Precies een zelfde als die hijzelf en Areathna en Brontes ook om hun nek hadden hangen. Ariadne vloog me om mijn nek. 'Kom je me nog een keer opzoeken?' 'Zeker, lijkt me erg leuk.' 'mMij ook, tot snel Vivian.' Ik gaf haar nog een laatste aai over de bol en verdwijnselde toen samen met de anderen naar het huis van Lucius.
'Pa, je bent er weer.' Een jongen met blond haar kwam naar Lucius toe gelopen. Dat moest Draco zijn, ik meende me in ieder geval te herinneren dat de zoon van Lucius zo heette. 'Pa, ik heb een hele mooie bezem gezien, mag ik die hebben? Ik weet zeker dat ik eindelijk die Potter kan verslaan met zwerkbal als ik een betere bezem had.' Lucius gaf zijn zoon een draai om zijn oren. 'Houd je mond en gedraag je, je krijgt niets dat je niet verdiend hebt.' 'Maar pa, ik...' 'Naar je kamer!' Draco liep mokkend weg. Wat een verwend kind was dat zeg. 'Schat, ik kom zo snel mogelijk weer terug, maar ik moet nu eerst verslag gaan uitbrengen.' 'Kunnen zij dat niet doen?' vroeg Narcissa. 'Nee.'
'Het Duisterhuis' riep ik tegen de groene vlammen in de haard. De reis via het haarde netwerk was beslist geen verbetering van hoe ik me voelde. De misselijkheid leek haast te erg te worden. Haarden flitsten voorbij, en toen ik langzamer rond begon te tollen deed ik mijn ogen weer open en remde net op tijd af om bij de haard van Het Duisterhuis uit te komen. Lucius duwde de ketting die Cyrus had gegeven in mijn handen. 'Hier, jij kan wel wat positieve aandacht gebruiken.' Ik nam de ketting aan en sjokte achter de anderen aan door de verlaten gangen. Voldemort zag er angstaanjagender dan ooit uit, of kwam dat doordat ik me niet zo goed voelde?
'Vertel' was het enige dat hij zei. Lucius vertelde een zeer beknopte versie van onze avonturen en sprak erg snel, alsof hij het zo snel mogelijk achter de rug wilde hebben. Toen hij bij het einde was aangekomen duwde hij mij naar voren. 'Vivian heeft ook nog wat te zeggen heer.' Voldemorts blik ging van Lucius naar mij. De ketting zweette in mijn klamme handen. 'En om het verbond officieel te maken, namens Cyrus een leidersketting, zoals dat bij reuzen gebruikelijk is,'maakte ik Lucius' verhaal af. Ik overhandigde Voldemort de ketting. Onze blikken kruisten elkaar, en een angstig gevoel bekroop me dat Voldemort WIST dat er wat misgegaan was.
Opeens klonk er van ergens achter me een vreugde kreet op, die beantwoord werd van alle kanten. Het was zelfs een beetje een griezelig geluid, want het gejuich en gejoel werd door alle reuzen overgenomen, en werd door de berghellingen weerkaatst, zodat het leek of heel het dal zelf aan het juichen was. De grond onder mijn voeten begon te trillen onder de dreunende voetstappen van alle toesnellende reuzen. Lucius en Mcnair trokken me weg uit het midden van het gejoel, en vanaf een afstandje keken we toe. Alle reuzen waren inmiddels in een grote kring om de vuurplaats gaan staan. Ik vroeg me af wat daar de bedoeling van zou zijn, en schrok me rot toen alle reuzen uit volle borst hetzelfde gedicht als van vanmorgen tijdens de bespreking begonnen te zingen. Lucius en Mcnair begonnen te lachen, en Mcnair zong zelfs een paar regels mee. Toen ze bij het einde waren aangekomen begonnen ze tot mijn stomme verbazing weer van voren af aan, maar nu met nog een stuk erachteraan:
In vroeger tijden leefden wij, Niet opgejaagd maar vogelvrij
Die tijd die blijft ons eeuwig bij.
In vroeger tijden waren wij blij, Een dreuzel eten hoort erbij
Die tijd die blijft ons eeuwig bij
Tegenwoordig moet het lijken, Of er geen dreuzels in de buurt blijken.
Deze tijd blijft ons eeuwig bij
Tegenwoordig moet het lijken, Of er geen reuzendorpen prijken.
De tijd veranderd en gaat door, En nu zingen wij in koor: Ouden tijden herleven weer Maar ooit hetzelfde? Nimmer meer
Het aanhoren van het lied dat dit keer vol vuur en vreugde werd gezongen was betoverend. Het dreunde door het dal en ik kreeg een brok in mijn keel toen het voor het eerst echt tot me doordrong hoeveel ellende en narigheid deze reuzen de afgelopen jaren wel niet hadden meegemaakt. Na het zingen begon Cyrus bevelen uit te delen.De dreuzels werden opgetild en weggedragen. Sommigen waren wakker geworden en begonnen te gillen. De reuzen lachten er alleen maar om en droegen ze vol vreugde een berghelling op. Daar bleek een grot te zijn, waar de dreuzels in gesmeten werden. Een groot hek voor de ingang moest voorkomen dat ze zouden ontsnappen. Omdat alle volwassenen nu druk aan de slag gingen met het voorbereiden van een feest besliste Cyrus dat de kinderen een voor een de wacht mochten houden bij de dreuzels, tot het tijd zou zijn voor het feest. Ik zag Ariadne stralen van trots bij het vooruitzicht van zo een belangrijke taak.
In de korte tijd dat ik Ariadne nu kende was ik veel om het kind gaan geven. Ze was totaal niet bang voor ons, en wilde juist van alles weten. Ik vond haar erg grappig, en ik vond het zelfs leuk dat ze mij ook erg aardig scheen te vinden. Ik schrok op uit mijn gedachten doordat Lucius ineens in mijn ribben porde. Hij en Mcnair wilden nu toch wel heel graag weten hoe het me gelukt was zo snel met veertig dreuzels terug te komen. We liepen een tijdje tot we buiten het dorp kwamen, en zochten een rustig plekje op. Op een gras veldje zonken we neer, 'Nou vertel' zei Lucius. 'Ik wil alles horen, echt verschrikkelijk jammer dat wij er niet bij konden zijn.' Ik grijnsde, en besloot maar niet te vertellen dat ik met liefde met ze had willen ruilen. Zo begon ik te vertellen.
'Toen ik thuis aankwam kon ik natuurlijk niemand vinden, ik al bijna in paniek, bleek iedereen gewoon aan het eten te zijn.' 'Haha, echt iets voor jou' lachte Lucius. 'Mag ik mijn verhaal misschien afmaken?' vroeg ik onschuldig.
'Later deze avond zijn we met een grote groep dooddoeners naar Londen gegaan. Jullie hebben echt wat gemist, het was net als vroeger, tovenaars van het ministerie kwamen van alle kanten aanzetten, je had hun gezichten moeten zien, die wisten niet hoe ze het hadden.'
Ik vertelde uitgebreid over het gevecht op straat, de tovenaars van het ministerie, de lamstraal die ik opgevangen had, de terugtocht naar het landhuis en het maken van de viavia. Ik liet het gesprek tussen mij en Voldemort zeer bewust maar achterwege. Lucius en Mcnair luisterden ademloos toe. 'Geweldig' zei Mcnair, 'wat ontzettend zonde dat wij dit niet konden meemaken en hier moesten blijven. 'Hoe lossen we dat nu dan op met het ministerie?' vroeg Lucius. 'Die zullen het er zeker niet bij laten zitten.' 'Dat denk ik ook niet nee' zei ik, 'maar ik heb geen idee hoe Voldemort dit wil oplossen. En we zullen toch moeten gaan zorgen dat we deze reuzen gaan beschermen tegen het ministerie.' 'Dat wil jij zeker wel doen' zei Lucius tegen mij, 'jij schijnt het nogal goed met reuzen te kunnen vinden, en dan vooral met hun kinderen.' De sarcastische ondertoon was me niet ontgaan. 'Hoe bedoel je dat?' vroeg ik. 'Daar is toch niets mis mee? Ik vind Ariadne inderdaad erg leuk ja.' 'Je papt niet aan met reuzen kinderen' siste Mcnair kwaad. 'Dat maak ik anders zelf wel uit' snauwde ik terug. 'Stoor ik?' hoorden we ineens achter ons. Cyrus stond een stuk verderop, en het was duidelijk te zien dat hij ons had gezocht. 'Natuurlijk niet,' zei ik snel, Lucius en Mcnair negerend. 'Wij willen ook graag horen hoe dit je gelukt is', zei Cyrus, die er duidelijk vanuit was gegaan dat we om die reden het dorp uitgelopen waren. 'Ik kom al' zei ik.
Met zijn vieren liepen we terug naar het dorp. Net als vorige keren moesten we rennen om de enorme stappen van Cyrus bij te kunnen houden. In het dorp aangekomen liepen we het pad naar dezelfde ontmoetingsplaats als vanmorgen op. Op het plateau aangekomen zagen we dat zich daar al een hele menigte reuzen verzameld had. In de verte zag ik de vervelende broer voor de grot met dreuzels zitten. Net goed voor hem, dacht ik bij mezelf. Omdat ik de enige was die het hele verhaal kon vertellen pakte Cyrus me op en zette me op een grote steen naast de reuzenhoorn. Iedereen luisterde toe terwijl ik voor de tweede keer mijn verhaal vertelde. Af en toe moest ik het een en ander uitleggen omdat de reuzen niet snapten wat ik bedoelde. Lucius kon het voor de grap niet laten te demonstreren hoe een lamstraal werkte, op mij. Ik was woedend, maar besefte dat het een vergeldingsactie was op de woordenwisseling van daarnet, en ik wilde geen laaiende ruzie temidden van alle reuzen, dus deed ik niets, en vroeg me af hoe lang ik buiten westen was geweest. Gelukkig had verder niemand in de gaten wat er zich net in werkelijkheid afgespeeld had, en de reuzen klapten uitbundig om de demonstratie.
Later die avond liep ik in mijn eentje door het dorp. Ik was er expres alleen opuitgetrokken om de anderen even te kunnen ontlopen. Sinds de komst van veertig dreuzels waren de reuzen een stuk vriendelijker geworden, waardoor ik nu zonder bescherming van Cyrus gewoon door het dorp kon lopen. Het was al aardig donker, en eigenlijk had ik geen flauw idee waar ik heen liep. Het pad liep omhoog, en in de verte zag ik een lichtje schijnen. Ik besloot op onderzoek uit te gaan, omdat ik dacht dat dit pad wel eens naar de grot vol dreuzels zou kunnen leiden. Terwijl ik steeds verder omhoog liep kwam het lichtje steeds dichterbij. Het bleek inderdaad om de grot met dreuzels te gaan, en verrast zag ik dat Ariadne de wacht hield.
'Hey Vivian' zei Ariadne stralend. Ik glimlachte haar toe en ging naast haar zitten. 'Lukt het allemaal?'vroeg ik. 'Ze zitten allemaal een beetje stil achterin, en een paar liggen nog in het midden, buiten bewustzijn of dood denk ik' zei Ariadne, met een stem waaruit bleek dat het haar weinig kon schelen of die dreuzels al dood waren of niet. Uit nieuwsgierigheid liepen we samen wat dichter naar het hekwerk toe. Schijnbaar vonden de dreuzels de aanblik van mij een geruststelling, want zodra ze me zagen liepen er een paar naar het hek toe. 'Wat gaat er nu met ons gebeuren?' 'En waarom zijn we hier?' 'Hoe zijn we hier gekomen?' 'Ik eis dat jullie mij onmiddellijk laten gaan!' Ariadne en ik glimlachten naar elkaar. 'En wie ben jij dan wel dat je eisen denkt te kunnen stellen?' vroeg ik. 'Ik ben Joost, Joost Donkelaer. Ik heb een optreden vanavond, dus nu heeft het wel weer lang genoeg geduurd, ik moet toch geld gaan verdienen.' 'Optreden?' vroeg Ariadne met opgetrokken wenkbrauwen. 'Ja, een comedy show, nou kom op, laat me eruit.' 'Je bent nu al lachwekkend' zei ik op een sarcastisch toontje. Joost trok een pruillipje. 'Wat is een comedy show?' vroeg Ariadne zachtjes. Ik trok haar wat verder mee naar achteren en vertelde fluisterend dat dat een soort vermaak was, waarbij iemand wat leuks deed, of vertelde, en dat er dan mensen kwamen om ernaar te kijken en om erom te lachen. 'Kan hij hier die show niet opvoeren dan? Het lijkt me wel leuk' zei Ariadne. 'We kunnen het proberen' grijnsde ik. 'Pa heeft niet gezegd dat we niet met het avondeten mochten praten' grijnsde Ariadne onschuldig.' We liepen weer wat dichter naar het hek toe. 'Misschien kun je hier een stuk van je show opvoeren? Dan kun je je grotgenoten misschien wat opvrolijken.' 'Ja maar,' begon Joost. 'Je hebt toch een act neem ik aan? Laat maar eens zien.' Joost keek om zich heen, er stonden nu een heleboel dreuzels om hem heen. 'Ik heb mijn spullen hier niet, en zonder spullen kan ik het niet.' 'Aansteller, je weet vast wel wat grappigs' zei ik. 'Ik zou wel eens willen zien of jij wel zo grappig zou zijn als je net van een straat geplukt bent en dan wakker wordt in een grot heel ergens anders samen met een heleboel anderen' zei Joost. Ik pakte mijn toverstok uit mijn gewaad en richtte die op Joost. "Imperio" Ariadne keek me aan. 'Wat doe je nou?' zei Ariadne angstig. 'Let maar op' grijnsde ik. 'Als ik wil dat hij wat grappigs doet dan heeft hij dat maar te doen.' Joost begon ondertussen druk te praten, maar niemand verstond er wat van door het gegil van een paar jonge vrouwen die in paniek waren geraakt. 'STILTE' riep ik. 'Ophouden,' zei de kille stem van Lucius achter me. 'Kom mee, jij hoort hier helemaal niet te zijn.' 'Waar bemoei jij je mee?' 'Daar kom je vanzelf achter als je nu niet heel snel meekomt' zei Lucius. Ik liet Joost verder ratelen om Ariadne nog een plezier te doen, en liep toen met een kwaad gezicht met Lucius mee. 'Jij snapt het echt niet hè?' zei Lucius. 'Blijkbaar niet nee.' We liepen in het donker het pad af naar het huis van Cyrus.
'Bedtijd voor ons Cyrus,' zei Lucius. 'welterusten kleine tovenaartjes,' zeiden Cyrus en Mycene in koor.
Even later waren we met zijn drieën in de voorraadkast. 'Ik wil eerst nog even met jou praten' zei Lucius tegen mij. 'Waarom? Er valt niets te bepraten wat mij betreft.' 'En wat mij betreft wel. Ik wil echt niet meer hebben dat jij met van die reuzen kinderen aanpapt. En ik denk ook niet dat Voldemort er blij mee zal zijn.' 'Waarom zou hij dat erg vinden? Het zorgt alleen maar voor een betere verstandhouding als we een beetje in aanraking komen met hun leefgemeenschap.' 'Niet als je alleen maar aandacht voor hun kinderen hebt.' 'Ik zie nog steeds geen probleem, en ik zou niet weten waarom ik iets anders zou moeten gaan doen.' 'Vivian, soms kunnen dingen gewoon niet, en dan pas je je maar aan. Die grote mond van jou gaat je echt nog eens opbreken, of denk je dat Voldemort het ook pikt als je zo een toon tegen hem aanslaat?' 'Dat zie ik dan wel weer.' 'Luister Vivian, dit kun je niet menen. Wil je dan echt vermoord worden omdat je je grote mond niet kan houden?' 'nee, niet echt.' 'Luister dan eens voor een keer in je leven gewoon en zeur niet zo.' 'Je lijkt Michael wel.' 'Zonder Michael was jij er al lang niet meer geweest, besef je dat wel?' 'Michael zei ook wel eens van dit soort dingen ja.' 'En daar had hij groot gelijk in, je zou dankbaar moeten zijn.' 'Lucius?' 'Ja?' 'Weet jij wat er was tussen Voldemort en Michael?' 'Ik denk niet dat ik de juiste persoon ben om daar wat over te zeggen Vivian.' 'Ja maar, zo erg kan het toch niet zijn om het gewoon te vertellen?' 'Hou op met zeuren Vivian, dit is nou precies wat ik bedoel. Accepteer de dingen eens gewoon zoals ze zijn zonder te zaniken erover.' 'Ik zal eraan denken.' 'Met denken alleen bereik je niet zoveel.' 'oké oké, ik zal proberen wat minder moeilijk te doen.' 'Ga nu maar slapen dan.' 'weltrusten.'
Ik lag op mijn zij in het knisperende hooi. Het enige waar ik aan kon denken was Michael, wat had ik vaak dit soort gesprekken met hem gehad. Was ik dan echt zo'n zeur? Ik vond het zelf nogal meevallen, waar had ik een mond voor als ik hem niet mocht gebruiken? En wat was er mis mee een beetje lol te hebben met een jong reuzen meisje? Mijn gedachten gingen terug naar Michael. Na al die jaren miste ik Michael nog steeds, en de laatste tijd leek het juist erger te worden in plaats van minder. Was ik wel opgewassen tegen de taak die nog voor me lag? Kon ik Voldemort tevreden houden?
Ik dacht terug aan afgelopen middag, de rillingen liepen over mijn rug toen ik terug dacht aan de cruciatus vloek die Voldemort over mij uitgesproken had. Waar had ik dat aan verdient? Wat was er vandaag toch allemaal gebeurd? Het was allemaal zo snel gegaan, het was moeilijk te bevatten dat het allemaal maar een dag was geweest.
Vermoeid viel ik in een onrustige slaap. De volgende ochtend werd ik wakker met een knallende hoofdpijn. 'Wat zie jij er florissant uit,' zei Mcnair. 'Ik heb niet zo best geslapen,' zuchtte ik. 'Dat is te zien,' zei Lucius. 'Heeft een van jullie toevallig iets tegen hoofdpijn meegenomen?' 'Nee, pech gehad' zei Lucius. 'En blijf vandaag bij die meid uit de buurt.' Ik zuchtte, wat kon ik eraan doen dat het gewoon goed klikte tussen ons? Ik stond op en probeerde mijn haar wat in model te brengen, een lekker warm bad zou me beslist geen kwaad doen op dit moment. 'Zullen we naar de keuken gaan?' Vroeg Mcnair. 'Prima, ik heb ook wel trek,' zei Lucius. Met zijn drieën liepen we naar de keuken. Mycene en Ariadne waren er al, Ariadne zag er nogal moe uit. 'Lekker geslapen Vivian?' Vroeg ze. 'Nee, niet echt, en ik heb nogal hoofdpijn.' 'Daar heb ik nog wel wat voor,' zei Mycene. Ze liep de keuken uit en kwam even later terug met een hand vol kruiden waar ze thee van begon te trekken. 'hier drink dit maar,' zei ze terwijl ze me een veel te grote mok aanreikte. Ik rook er eerst even aan, het had een wat zoete geur, en ik hoopte maar dat het echt geen kwaad kon toen ik een slok van het warme goedje nam. De smaak was inderdaad lekker zoet, en ik vroeg me af wat er allemaal in zou zitten. Wat kennis van genezende toverkracht zou toch wel handig zijn. Ik wilde daar net mee gaan beginnen toen vlak daarna Michael overleed, en daarna had ik er nooit meer aan gedacht. Misschien moest ik er alsnog maar aan beginnen, het zou vast nog vaker van pas kunnen komen. Langzaam voelde ik mijn hoofdpijn wegtrekken. De drank had dus wel degelijk gewerkt, wie zei dat reuzen dom waren? 'Dank je wel Mycene, het is stukken beter nu.' 'Niets te danken Vivian.'
Na ons ontbijt gegeten te hebben, wederom met zijn drieën in de oude kinderstoel van Ariadne, werd het een drukte van belang. Overal waar ik keek zag ik reuzen bezig met het sjouwen van hout, het schoonmaken van ketels, het verzamelen van voedsel en het klaar maken van voedsel. Ik zag de meest vreemde dingen. Dezelfde grote wortels die Mycene op tafel had liggen, een soort grote bruine dingen die verdacht veel op enorme aardappels leken, grote bladeren van de een of andere plant, en zo nog een paar dingen. Het begon heerlijk te ruiken in het dorp, en ik kon niet wachten tot de avond zou vallen. Vanavond ook zouden Cyrus, Brontes en Areathna officieel bekend maken dat de reuzen akkoord zouden gaan met ons voorstel. Wat mij betreft kon deze opdracht niet meer mislukken.
Ik doolde wat rond door het dorp, en kwam terecht bij een vrouw die bezig was met het klaarmaken van een gerecht waarin die wortelen verwerkt waren. Ze knoopte een praatje met mij aan. 'Hallo, Vivian was het toch?' 'Ja, dat klopt.' 'Heb je het nog een beetje naar je zin hier?' 'Jawel hoor, maar ik heb niet veel te doen, als ik ergens mee zou kunnen helpen doe ik het graag.' 'Je mag best helpen, maar ik denk niet dat het je lukt, deze wortelen zijn veel te zwaar voor jou.' 'Zo zien ze er wel uit ja.' 'Als je het niet erg vind, dan ga ik weer verder Vivian, ik heb nog een hoop te doen.' 'Tot later dan.' 'Dag Vivian.'
Daar werd ik dus ook niet veel wijzer van. Na zo'n drukke dag als gisteren was deze dag niet om door te komen. Ik had niets te doen, en verveelde me enorm. Uiteindelijk ging ik maar een stuk wandelen in de omgeving, vooral ook om mijn conditie een beetje op peil te houden. Ik vond na een tijd lopen een mooi bergweitje met een mooi uitzicht, en ik besloot daar even uit te rusten. Ver beneden mij keek ik uit over het dorp, en ik zag van een afstand een tijd lang de bedrijvigheid aan. Vanaf deze hoogte leken de reuzen net normale mensen, en het was net of ik naar een mierenhoop keek, ik zag reuzen af en aan lopen en sjouwen met van alles en nog wat. De zon brak door, en ik liet me op mijn rug in het zachte gras vallen. Ik staarde naar de steeds blauwer wordende lucht en een loom en slaperig gevoel begon zich van mij meester te maken. Uiteindelijk viel ik in slaap.
Het moest al uren later zijn toen ik eindelijk wakker werd. De zon was al lang over zijn hoogste punt heen. Ik keek naar beneden en zag dat de grote vuurplaats in het midden van het dorp inmiddels was voorzien van meerdere tafels en banken, en dat reuzen af en aan liepen met spullen. Er was een grote houten kooi verschenen vlak naast de vuurplaats, vast en zeker om straks de dreuzels in te doen. Ik kon maar beter snel teruggaan voordat iemand me echt kwijt was. Terug in het dorp zocht ik Lucius en Mcnair. Ik vond ze op enige afstand van de vuurplaats in gesprek.
'Ah, ben je daar eindelijk?' 'Sorry, ik was gaan wandelen en in de zon in slaap gevallen.' 'Dat geeft niet, als je slaapt kun je in ieder geval niets verkeerd doen.' 'Nou,' lachte ik, 'zoveel doe ik nou ook weer niet fout hoor.' 'Met jou weet je het nooit,' lachte Lucius mee. 'Weet je al dat we zijn uitgenodigd vanavond gewoon mee te eten?' 'Euhm, nee, dat had ik nog niet gehoord. Houd dat in dat wij ook van die dreuzels moeten eten?' vroeg ik met een benauwd stemmetje. Mee eten was nog tot daar aan toe, maar ik zou beslist geen dreuzelvlees eten, het idee alleen al was te walgelijk voor woorden. 'Ja natuurlijk moet je dat ook eten. En waag het eens om het niet te doen. Het is beleefd te eten wat de pot schaft, en bovendien heeft Cyrus erop aangedrongen,' zei Lucius. 'Ik ga dat echt niet eten hoor.'
Asjeblieft zeg, ik werd al misselijk bij het idee. Nooit van mijn leven!
'Je laat het uit je hoofd om een scène te gaan schoppen hoor.' 'Lucius, ik ga dat echt niet eten, het is nog veel onbeleefder om het uit te kotsen waar iedereen bij is.' 'Dat kan me niet schelen, je doet het maar gewoon, einde discussie.'
De toon van zijn stem was zo definitief, dat ik mijn mond maar hield. Ik zou er wel wat op verzinnen, want ik ging dat echt niet eten, geen haar op mijn hoofd die daaraan dacht. Misschien zou het me nog lukken een manier te vinden om eronderuit te komen. Ik hoorde een enorm kabaal van angstig schreeuwende dreuzels steeds dichterbij komen, en ging even kijken wat er gebeurde. Ik zag een aantal reuzen de dreuzels van de grot naar het houten hok jagen. Terwijl ik stond te kijken zag ik de jongen die zich had voorgesteld als Joost druk pratend voort rennen. Ik moest even glimlachen. Die arme jongen stond dus al de hele nacht en de hele dag aan een stuk door flauwe grappen op te ratelen, en niemand kon er meer om lachen. Voorzichtig, zodat niemand het zag, pakte ik mijn toverstok en maakte een einde aan de imperio bezwering. Joost hield direct op met praten en begon met de rest mee te gillen. Ariadne kreeg mij in het oog en liep gelijk naar me toe. 'Niet te geloven, hij heeft de hele nacht en de hele dag aan een stuk door lopen praten, ik begreep er helemaal niets van. Wat had je met hem gedaan?' 'Een klein leuk toverspreukje, waardoor je mensen kan laten doen wat jij graag wilt,' antwoordde ik. 'Ik wou dat ik dat kon, dan zou ik nooit meer afwassen,' zuchtte Ariadne. 'Ik kan het, maar ik moest toch ook gewoon afwassen hoor Ariadne.' 'Ja, maar het leven lijkt zo een stuk makkelijker als je kan toveren.' 'Ariadne, als je kan toveren zijn er weer een heleboel andere dingen die ook lastig zijn.' 'Jij zult het wel het beste weten dan,' zuchtte Ariadne. 'Komen jullie erbij zitten?' Vroeg Cyrus. 'We komen al.' 'Pap, mag ik bij Vivian zitten?' 'Van mij wel.' 'Gezellig,' zei Ariadne tegen mij. Ik glimlachte haar toe.
Met veel moeite zocht iedereen een plaats aan tafel. Voor ons was een verhoogde plank op een bank gemaakt zodat we er ook gewoon bij konden zitten. Ariadne ging vlug naast mij zitten. Ik keek mijn ogen uit van wat er allemaal op tafel stond. Manden met brood, allerlei stukken koud vlees van welk dier dan ook, grote kannen met drank erin, verschillende gerechten met rare vruchten erin, dingen met die grote wortelen, en nog veel meer. Hoe moest al dit eten opkomen? Er was gewoonweg te veel.
Langzaam begon zich bij mij een idee te vormen. Als ik nu eens mezelf zo volpropte? Tegen de tijd dat er wat met die dreuzels werd gedaan zat ik dan allang vol! Ariadne vulde mijn beker met iets uit een van de kannen. Ik besloot maar gelijk te beginnen met mijn plan en nam een grote slok. Er bleek een alcohol houdende kruidige drank in te zitten, die best goed smaakte, snel nam ik nog een slok. Nieuw plan: zo snel mogelijk zoveel mogelijk van die drank drinken! Al redelijk snel voelde ik me enigszins beneveld, en bekeek ik de bodem van mijn reusachtige mok. Snel vulde ik hem nog een keer bij. De wereld om me heen werd steeds mooier, en ik steeds wilder en onvoorzichtiger. Er werd muziek gemaakt, en ik liet me van mijn stoel glijden om eens rond te lopen en wat te dansen. Overal waar ik keek zaten reuzen. Sommigen aten alleen, anderen hadden hele gesprekken, weer anderen liepen af en aan met nog meer eten en spullen, anderen waren aan het koken. Het begon een beetje raar te ruiken hier en daar, en ik dwaalde meer en meer naar waar de muziek vandaan kwam. Het was heel rare muziek, ik had het nog nooit eerder gehoord. Ik moest gewoon dansen, dansen is leuk.
Niet veel later kwam ik langs een vuur waar van alles op geroosterd werd, nou ja, van alles, terwijl ik er naar stond te kijken viel het me langzaam op dat er een arm uit stak. En een been. Ook de lucht was wat onaangenaam, wat de reuzen die er ook bij in de buurt stonden niet leek te deren. Mij ook niet meer, ik wilde dansen, dansen, en nog meer dansen op die mooie betoverende muziek. Met de mouw van mijn gewaad veegde ik mijn bezwete gezicht af, en liep verder. Mijn mok was leeg, en ik liep naar een tafel om hem bij te vullen. 'Heb jij nog niet genoeg van dat spul op?' hoorde ik iemand zeggen. Ik trok me er niets van aan, mijn mok was vol, en ik had het gevoel alsof mijn leven daarvan af had gehangen, een volle mok. Ik nam nog een flinke slok, en danste verder. Iemand pakte me bij mijn arm, en ik draaide me om, zodat ik kon zien wie het was. Ik herkende diegene niet, dus het boeide me ook niet. 'Vivian.' 'Laat me los.' 'VIVIAN.' 'Laat me nou gaan.' 'Dit gaat niet goed, haal een emmer water.' 'water?' 'Breng haar naar een huis, dit gaat helemaal niet goed.' 'Wat gaat niet goed?' 'Wat is er aan de hand?' 'Vivian is flauw gevallen.' 'Flauwgevallen? Welnee, ik heb het prima naar mijn zin.
'Die is er niet best aan toe.' 'Helemaal bleek.' 'Moet je haar voorhoofd voelen.'
Mijn hoofd, wat deed mijn hoofd pijn. Het voelde alsof er een steen van een berg was komen vallen die precies op mijn hoofd geland was. Ik kreunde zachtjes, niet alleen van de hoofdpijn, maar ook van de misselijkheid. Wat was er gebeurd? De wereld draaide voor mijn ogen. 'Ah, ben je eindelijk wakker,' hoorde ik een stem zeggen die ik niet kon plaatsen. 'Niet echt,' kreunde ik met een zielig stemmetje. Een enorme plens water landde midden in mijn gezicht. 'Moest dat nou?' 'Ja, we gaan zo.' 'We?' 'Ja we, jij, ik en Mcnair.' 'Ik voel me niet goed.' 'Misschien had je er beter aan gedaan je dat te bedenken voor je jezelf ladderzat zoop?' 'Ladderzat? Ik heb een paar drankjes op, meer niet.' 'Schiet nu maar op, we hebben geen jaren de tijd.'
Ik kwam overeind, en viel gelijk weer neer. Lucius trok me terug recht. 'Mee komen, je bent oud genoeg om zelf de gevolgen van je daden te dragen.'
Het hele dorp was uitgelopen om ons uit te zwaaien. Mycene had me nog snel een kop thee gegeven, die weliswaar mijn hoofdpijn minder had gemaakt, maar nog steeds voelde ik me zwak en tot niets in staat. 'En bij wijze van geschenk wil ik namens iedereen hier Voldemort deze ketting aanbieden.' Cyrus hield een ketting omhoog, gemaakt van botjes en tanden. Precies een zelfde als die hijzelf en Areathna en Brontes ook om hun nek hadden hangen. Ariadne vloog me om mijn nek. 'Kom je me nog een keer opzoeken?' 'Zeker, lijkt me erg leuk.' 'mMij ook, tot snel Vivian.' Ik gaf haar nog een laatste aai over de bol en verdwijnselde toen samen met de anderen naar het huis van Lucius.
'Pa, je bent er weer.' Een jongen met blond haar kwam naar Lucius toe gelopen. Dat moest Draco zijn, ik meende me in ieder geval te herinneren dat de zoon van Lucius zo heette. 'Pa, ik heb een hele mooie bezem gezien, mag ik die hebben? Ik weet zeker dat ik eindelijk die Potter kan verslaan met zwerkbal als ik een betere bezem had.' Lucius gaf zijn zoon een draai om zijn oren. 'Houd je mond en gedraag je, je krijgt niets dat je niet verdiend hebt.' 'Maar pa, ik...' 'Naar je kamer!' Draco liep mokkend weg. Wat een verwend kind was dat zeg. 'Schat, ik kom zo snel mogelijk weer terug, maar ik moet nu eerst verslag gaan uitbrengen.' 'Kunnen zij dat niet doen?' vroeg Narcissa. 'Nee.'
'Het Duisterhuis' riep ik tegen de groene vlammen in de haard. De reis via het haarde netwerk was beslist geen verbetering van hoe ik me voelde. De misselijkheid leek haast te erg te worden. Haarden flitsten voorbij, en toen ik langzamer rond begon te tollen deed ik mijn ogen weer open en remde net op tijd af om bij de haard van Het Duisterhuis uit te komen. Lucius duwde de ketting die Cyrus had gegeven in mijn handen. 'Hier, jij kan wel wat positieve aandacht gebruiken.' Ik nam de ketting aan en sjokte achter de anderen aan door de verlaten gangen. Voldemort zag er angstaanjagender dan ooit uit, of kwam dat doordat ik me niet zo goed voelde?
'Vertel' was het enige dat hij zei. Lucius vertelde een zeer beknopte versie van onze avonturen en sprak erg snel, alsof hij het zo snel mogelijk achter de rug wilde hebben. Toen hij bij het einde was aangekomen duwde hij mij naar voren. 'Vivian heeft ook nog wat te zeggen heer.' Voldemorts blik ging van Lucius naar mij. De ketting zweette in mijn klamme handen. 'En om het verbond officieel te maken, namens Cyrus een leidersketting, zoals dat bij reuzen gebruikelijk is,'maakte ik Lucius' verhaal af. Ik overhandigde Voldemort de ketting. Onze blikken kruisten elkaar, en een angstig gevoel bekroop me dat Voldemort WIST dat er wat misgegaan was.
