Donkere schaduwen leken overal te volgen. Verder en verder kroop ik weg over de drassige grond. De lucht rook muffig, en de hemel had een paarsig rode kleur. De wind woei zachtjes, geluiden van nergens met zich mee voerend. Ik rilde even, maar klom toen snel over een omgevallen boom. Heel in de verte brandde een klein lichtje. Ik moest het halen, ik moest naar dat lichtje toe. Hoe ik ook mijn best deed, het lichtje leek maar niet dichterbij te komen. Eeuwigheden gingen voorbij terwijl ik angstig achterom keek. De schaduwen kwamen dichterbij. Ik moest bij het licht zien te komen. Ik zou het halen. Een hand sloot zich om mijn enkel.

'AAAAAAAAAAAAAAAAh' Badend in het zweet werd ik wakker van mijn eigen gegil.

Het was een nachtmerrie geweest, gelukkig maar. Door een kiertje tussen de gordijnen zag ik dat het buiten nog donker was. Toch hoorde ik geluiden aan de andere kant van de deur. Ik stond op en liep nog trillend op mijn benen naar de deur. Wat zou er aan de hand zijn? Heel zachtjes deed ik de deur op een kiertje open en gluurde de lange donkere gang in. Een stuk of vier in donkere kleding gehulde personen sloop aan het andere einde van de gang. Wat zou ik doen? Terug mijn bed ingaan? Of kijken wat er aan de hand was? Ik besloot het laatste te gaan doen, en trok een mantel van de haak naast de deur.

De gang was nu verlaten, en ik liep op mijn tenen achter de gestalten aan die er net nog doorheen geslopen hadden. Aan het eind van de gang twijfelde ik. Naar links of naar rechts? De linker gang zou uitkomen bij de tuindeuren, de rechter ging verder het huis in. Rechts leek me de meest logische keuze. Op mijn tenen liep ik de gang in.

'Ga nu' De stem had behoorlijk dichtbij geklonken, en ik drukte mezelf tegen de ijskoude stenen muur aan terwijl ik mijn adem inhield. Ik was bang dat het bonzen van mijn hart me zou verraden als er nu iemand de gang in zou komen, maar ik zag of hoorde niets meer. Even stond ik gespannen te luisteren, toen liep ik verder. Ik wilde weten wat er aan de hand was. Voor me was een deur, de deur naar de hal. Ik zag aan het kleine lichtje dat door het sleutelgat scheen dat er volop licht aan de andere kant van de deur was. Ik hurkte neer, en gluurde door het sleutelgat. Het enige dat ik zag was een wapperend zwart gewaad, dat achter de deur naar de ontvangst kamer verdween. Daar was de enige weg naar de buitenwereld, de grote openhaard. Wat gebeurde er toch allemaal? En waarom mocht niet iedereen mee? Ik keek nog eens goed rond, en nadat ik mezelf ervan verzekerd had dat er niemand meer in de hal was deed ik de deur langzaam en zachtjes open. Snel en geluidloos sloop ik naar de volgende deur. Weer gluurde ik door het sleutelgat, en hield mijn adem in. Wie het ook waren, ze waren zeker te weten aan de andere kant van deze deur. Als ik midden in de nacht buiten mijn kamer gesnapt zou worden, zou Voldemort zeker niet blij met me zijn. Op een vuur in de haard na was er geen licht in de kamer, en ik zag niet veel. Helaas kon ik ook niet horen waar ze heen gingen, en ik had geen idee wie het waren. Ik kon maar beter snel terug naar bed gaan, ik stond op en draaide me om. En keek vervolgens recht in de rode ogen van Voldemort. 'Zo laat nog op stap? Was het interessant?' De kilte droop gewoon van zijn stem. Ik wist niet wat ik moest zeggen, en ik voelde mijn wangen rood worden. Ik knielde neer. 'Het spijt me heer, ik was wakker, en hoorde geluid. Ik wilde weten wat er aan de hand was.' Even dacht ik er makkelijk vanaf te komen, heel even maar, want toen viel mijn blik op de toverstaf in zijn hand. "Crucio" 'Neeeeeeeeee, niet weer,' schreeuwde ik uit. 'Je verdient niet beter, dat besef je toch hopelijk wel he?' 'Ja heer,' snikte ik. Voldemort bewoog zijn toverstok, en ik voelde tegen mijn zin mijn gezicht omhoog gaan zodat ik niet anders kon dan hem aankijken. 'Had ik niet duidelijk verboden zonder reden je buiten je kamer te begeven?' 'Ja heer.' 'Wat doe je dan hier?' 'Ik was nieuwschierig heer.' "Crucio" Met moeite bleef ik op de been. Brandende pijn vocht zich een weg door heel mijn lichaam, ik gilde het uit. 'Ik bepaal wanneer jij nieuwsgierig mag zijn.' 'Ja heer.' 'Sta je hier nu nog?'

Ik rende terug naar mijn kamer. Hoe stom was ik geweest. Ik had duidelijk mijn lesje geleerd: het zou lange tijd duren voor ik 's nachts nog eens van mijn kamer zou gaan.

Toen ik de volgende ochtend wakker werd, had ik het avontuur van 's nachts nog vers in mijn geheugen. Eigenlijk wilde ik niet naar het ontbijt, maar ik moest wel. Het zou alleen maar erger worden als ik op mijn kamer bleef. En zo gezellig was mijn kamer niet. Eigenlijk zelfs gewoon saai. Heel anders dan de gezellige rommelboel dat mijn eigen huis was geweest. Dat had gezellige kleurtjes, en meestal stonden er wel bloemen in de keuken en de woonkamer. Niet dat ik ooit bezoek kreeg, maar dat vond ik ook weer niet zo erg. Het hield ook in dat niemand mij zocht, en niemand mij nog ergens van verdacht. Eigenlijk had ik de afgelopen jaren een heel on-dooddoener achtig leven geleid. Was ik daardoor zo soft geworden?

Ik kon maar beter gaan, het begon al laat te worden, en te laat komen was haast nog erger dan niet komen. Ik rende door de gangen naar de eetzaal, en kwam gelukkig net op tijd. Ik wilde net stilletjes op mijn plaats aan het eind van de tafel gaan zitten, toen Voldemort mij naar zich toe wenkte. Wat was ik blij met mijn nieuwe plaats, op de hoek naast Voldemort. Niet echt dus. Wat een nachtmerrie, als ik de mogelijkheid had gehad, was ik ter plekke door de grond gezakt.

Zo ongelukkig als de dag begonnen was, dat was nog niets bij wat nog moest komen. Voor het middag werd had ik al hardgelopen, in de kruidentuin gewerkt, en spreukenboeken doorzocht op zoek naar spreuken die tijdens gevechten van pas zouden komen. Na de lunch, die me niet echt smaakte, was het tijd om wat toverspreuken in de praktijk te gaan brengen.

'Concentreer je op de spreuk.' Uit alle macht concentreerde ik me. 'Zwaai je toverstok omhoog op het moment dat je de spreuk noemt.' "Vulcano totalus" schreeuwde ik. Een miezerig vlammetje schoot uit mijn toverstok. 'Wil je daar iemand mee in de fik steken? Vroeg Gaius lachend. 'Dat zal niet best lukken he,' zuchtte ik. 'Nog een keer' "Vulcano totalus" Een blauwe vlam schoot uit mijn toverstok, maar schoot totaal de verkeerde richting op. 'Nu nog eens, en concentreer je wat beter.' Ik concentreerde me uit alle macht, ik zag de vlammen die ik zou moeten maken al bijna voor me. "VULCANO TOTALUS" Een enorme vlam schoot recht uit mijn toverstok. Het boompje dat voor me stond brandde binnen enkele tellen tot de grond toe af. 'Zie je wel dat je het kan?' Trots stak ik nog wat struikjes in de fik. 'Volgende spreuk Vivian, concentreer je weer.' Ik ademde een paar keer diep in en uit, en plantte mijn voeten stevig op de grond toen ik me concentreerde op de volgende spreuk. "Aegrotavus horarum" Gaius schoot in de lach. 'Je moet echt beter je best doen, zeg de spreuk met krachtige stem, op deze manier krijg je nog geen zieke mus.' "Aegrotavus horarum" De kat die voor me had gezeten rolde met weggedraaide ogen over de grond. 'Kijk, die is goed ziek, dat was de bedoeling.' 'Kunnen we nu stoppen?' vroeg ik, 'ik ben echt kapot moe.' 'Nog 1 spreuk,' zei Gaius. Ik zuchtte, concentreerde me weer, en hield mijn toverstok gereed. "amens" Puur per toeval was Walden net aan komen lopen, en ik raakte hem. 'Gelooid peren bweegh.' "Finite incantatem" zei Gaius. Walden keek me erg boos aan. 'Hoe kon ik nu weten dat die spreuk in een keer zou lukken?' 'Ja, ja, het is al goed, laat nog eens wat van je kunsten zien.' "fulmine tactus" Er gebeurde helemaal niets. 'Je richt toch niet weer op mij he?' 'nee, natuurlijk niet, op die kat nog steeds' 'Concentreer je,' zei Gaius. Ik deed mijn ogen dicht en ademde weer een paar keer in en uit om rustig te worden. "fulmine tactus" 'Concentratie Vivian, we zijn hier niet aan het spelen.' 'Ik concentreer me ook, het lukt gewoon niet.' 'Laat dat dan ook zien.' 'Ik ben gewoon moe, kunnen we straks niet verder gaan?' 'Nee, concentreer je, en doe die spreuk.' "FULMINE TACTUS" schreeuwde ik kwaad. De haren van de kat stonden alle kanten op, en er kwam rook uit zijn oren. Walden en Gaius applaudisseerden.

Het was avond, en ik stond met mijn kap ver over mijn hoofd getrokken op mijn plaats in de kring. Zoals gewoonlijk stond Kwast naast me, met zijn lange aapachtige armen, en wat kromme benen door al het gewicht dat hij meedroeg, zag hij er een beetje uit als een aap. Ik moest een glimlach onderdrukken toen ik hem ook nog eens heel aapachtig zag geeuwen. Ondertussen verschijnselden er nog een paar dooddoeners her en der om ons heen, die snel ook in de kring gingen staan. Voldemort stond in het midden ongeduldig te wachten. 'Dooddoeners, jullie stellen me teleur.' Dreigend keek Voldemort de kring rond. Sinds de laatste keer dat ik hier had gestaan, was die een stuk groter geworden, maar dezelfde siddering als vroeger trok door de kring toen Voldemort rond keek. Er was geen dooddoener die op dit moment niet dacht zijn uiterste best te doen Voldemort tevreden te houden. 'Alleen de herinnering aan mijn naam laat tovenaars sidderen. Laat het heden de herinnering overtreffen. Zaai dood en verderf, laat het duistere teken zegevieren. Iedere tovenaar die niet met mij is, is tegen mij, en moet sterven. BEGRIJPEN JULLIE DAT?' 'ja heer,' stamelden een paar dooddoeners, waaronder ik. Ik had inmiddels wel geleerd dat als Voldemort een vraag stelde, je maar beter gelijk antwoord kon geven. 'IK VROEG OF JULLIE DAT BEGREPEN.' 'Ja heer,' zei elke aanwezige dooddoener. 'Goed, ik had ook niet anders verwacht. Ik wil dat jullie beter je best gaan doen. Het stikt overal van de smerige dreuzels, dwazen die totaal niet in de gaten hebben dat hun zielige leventjes op het spel staan. WAAROM LEVEN DIE ALLEMAAL NOG? 'Heer, ik doe mijn best,' zei een van de dooddoeners ergens rechts van mij. "Crucio" zei Voldemort ijzig traag, met een grijns van voldoening op zijn gezicht. 'Jullie gaan beter je best doen,' zei Voldemort, die de op de grond rollende dooddoener volledig negeerde. 'En als die idioten van het ministerie komen, wil ik dat jullie ook met hen afrekenen.' 'Het ministerie? Is dat niet nog wat gevaarlijk?' Voldemort draaide zich om en keek naar de dooddoener die de opmerking had gemaakt. De dooddoener viel jammerend op zijn knieën. 'Ten eerste is er maar een die bepaald wat er gebeurd, en dat ben ik. Ten tweede kan ik zulke bange luizen van dooddoeners als jou missen als kiespijn.' "Avada kedavra" Iedereen staarde gechoqueerd toe hoe de dooddoener ter plekke neerviel. 'Laat het een les voor jullie allemaal zijn.' Ineens viel het me op dat het crucio-en van de ene dooddoener me eigenlijk niets had gedaan. Begon ik dan toch weer in mijn oude doen te komen? Snel richtte ik mijn aandacht weer op Voldemort, die ondertussen weer was begonnen te praten. '.de afspraken na te komen die gemaakt zijn.' Voldemort wees een aantal dooddoeners aan, die gelijk verdwijnselden. Dat was wel weer typisch iets voor mij, iets belangrijks missen. Ik hield mijn gezicht strak in de plooi, zodat het niet op zou vallen dat ik geen flauw idee had wat er net gezegd was. 'We gaan,' zei Voldemort, ten teken dat de bijeenkomst afgelopen was. Meestal zei hij dat nog niet eens, en verdwijnselde gewoonweg. Ik keerde terug in ons landhuis, en veegde het roet van de haard van me af.

De volgende dag bracht ook een hoop nieuwe dingen voor mij. Ik werkte in de tuin, en was begonnen met het maken van een aantal toverdranken. Een wisseldrank stond al te pruttelen, en ik roerde in de ketel, ook al zou de drank pas over vier weken klaar zijn.

Ik zat in de zon in het gras met een groot oud boek op schoot. Lusteloos bladerde ik door het boek, opzoek naar iets dat van pas zou komen. Er stond genoeg in het boek, het woog duidelijk niet voor niets als lood. Ik keek naar een plaatje in het boek, en naar de plant voor me. Ze zagen er toch hetzelfde uit. ARNICA MONTANAlas ik in het boek. Wij noemen het valkruid of wolverlei.

Zeldzame plant die op grote hoogtes groeit. Goed voor het verwijden van bloedvaten om verstuikingen. Valkruid helpt ook schaaf en snijdwonden te genezen. De werkzame stof zit in de bloemen en in de wortel. Deze plant kan niet alleen uitwendig gebruikt worden, door inwendig gebruik zijn er ook vele ziekten die bestreden kunnen worden, zie verder bladzijde 978 van "Magische planten en hun werking". Bij verkeerd gebruik is deze plant zeer giftig.

Ik kon niet zeggen dat deze tuin op grote hoogte lag, dus ik vroeg me af waarom deze plant hier gekweekt werd. Waarschijnlijk omdat hij ook giftig was. In het boek stond verder niet in welke toverdranken hij gebruikt werd.

Ik dacht weer aan het leren van geneeskunde, en geneeskrachtige planten waren daar ook een onderdeel van. Wat zou ik daar graag meer over weten. In vergelijking met gisteren verliep deze dag rustig. Ik haalde aardig wat kennis op, het weer was goed, en er waren maar weinig dooddoeners "thuis". Alleen tijdens het eten zag ik Voldemort, maar hij leek me nauwelijks op te merken. Ik lette goed op dat ik verder geen aandacht op me vestigde, en at zwijgend mijn boterham. 's Avonds zat ik in de stoel op mijn kamer op mijn gemak in een boek te lezen..

De dagen gingen voorbij, terwijl ik meer en meer kennis begon te vergaren. Ik zag Voldemort nu ook vaker, en ik betrapte mezelf erop dat ik goed oplette me naar zijn zin te gedragen. Het begon een gewoonte te worden eerst vier keer na te denken voor ik wat zei of deed. Het hielp; ik kreeg minder en minder straf. Ik begon in de gaten te krijgen dat het niet alleen een pak minder straf opleverde, ik voelde ook meer zelfvertrouwen dan ik in jaren gehad had. Regelmatig ging ik 's avonds en 's nachts mee op strooptocht, en het ging altijd perfect. Ik bleef het een geweldig gevoel vinden om na een goede moord partij het duistere teken hoog de lucht in te zien zweven.

Op een dag, laat in de middag, kreeg ik een uil, met een briefje of ik naar Voldemorts kamer wilde komen. Snel liep ik alle gangen door, en klopte op de deur van zijn kamer.

'Zo Vivian, ik moet zeggen, je bent echt vooruit gegaan de afgelopen dagen.' 'Dank u heer, ik heb er ook erg mijn best voor gedaan.' 'Heb je je toverstok bij je?' Ik haalde mijn stok uit een zak van mijn gewaad. 'Altijd heer.' 'Kom mee,' zei Voldemort.

Ik liep achter Voldemort aan naar buiten. Ik had geen enkel idee van wat hij van mij wilde. Bij een stuk grasveld aangekomen stonden we stil. 'Je hebt de afgelopen dagen een hoop kennis over spreuken opgedaan toch Vivian?' 'Ja heer.' 'Dan lijkt het me nu tijd voor een duel.' Een duel? Ik snapte nu wel waarom hij had gevraagd of ik mijn toverstok bij me had gehad, maar dueleren met Voldemort?

In de late namiddag stonden we tegenover elkaar. Hij, de meest gevreesde tovenaar allertijden. Ik, de dooddoenster met het pas herwonnen zelfvertrouwen. We keken elkaar recht in de ogen, en op dat moment leek de wereld stil te staan. Geen vogel maakte een geluid, insecten zoemden niet meer bedrijvig rond, en het zacht groene gras golfde niet meer mee in de wind. Wat slechts enkele seconden was leek minuten lang te duren. We knikten na elkaar en ik bracht mijn hand omhoog om de duelleer positie in te nemen.

Voldemorts vloek raakte me met zo'n kracht, dat ik minstens drie meter door de lucht vloog vóór ik met een harde smak op de keiharde grond viel. Alles deed pijn, vooral mijn linker been. Ik keek ernaar, en kwam tot de conclusie dat het gebroken moest zijn. Nogal versuft schudde ik wat haar uit mijn gezicht, en probeerde overeind te krabbelen. Nog voor ik ook maar half overeind was werd ik voor de tweede keer door een vloek getroffen. Met een enorme klap viel ik achterover. Door de kracht van de vloek gleed ik nog een aantal meters verder naar achteren.Ik hoorde een geluid van scheurende stof, en gelijk daarna voelde ik een brandende pijn op mijn schouderbladen, onderrug en benen. Als een zielig hoopje bleef ik op de grond liggen. Ik kreunde zachtjes. Deze pijn was absoluut erger dan de cruciatus vloek. Mijn hoofd leek uit elkaar te klappen van de pijn, en een golf van misselijkheid overspoelde me. Het lukte me niet meer nog overeind te komen.de wereld golfde voor mijn ogen, en elke seconde werd ik misselijker. Uiteindelijk werd het mijn maag teveel, en ik braakte naast me in het gras. Ik hoorde Voldemort zachtjes lachend mijn kant op lopen. Het geluid van zijn lach klonk als donderslagen in mijn pijnlijke hoofd. Ik deed mijn ogen dicht, dit moest het einde zijn, dat kon niet anders. Waarom dacht ik nog, na alle verbeteringen van de afgelopen dagen? Waar had ik zo'n einde aan verdient? Al kreunend wachtte op de genadeslag die een eind aan mijn leven zou maken. Het kon me allemaal nog maar weinig schelen, de pijn was ondraaglijk, ik kon alleen nog maar wachten tot de verlossing van de dood. Beelden van mijn leven schoten door mijn hoofd, de pijn werd minder. Ongetwijfeld een teken dat ik deze wereld achter me begon te laten.

Ik deed mijn ogen langzaam open en probeerde vat te krijgen op alle rare dingen die ik voor me zag. Het was zo wazig allemaal, wat was dat allemaal? Langzaamaan begon mijn bewustzijn terug te keren, en de wazige vlek veranderde in een kast. Ik voelde zachte lakens in mijn handen, en het begon door te dringen dat ik in bed lag. Mijn eigen bed, en dat was mijn kast. Er stond een raam op een kiertje open, en een koele avond broes woei in mijn bezwete gezicht. Ik genoot er even van voordat ik verder om me heen begon te kijken. Ik was alleen in de kamer, en ik had mijn nachthemd aan. Hoe lang zou ik hier al zo liggen? En wie had mijn nachthemd aangetrokken? Ik besloot daar nog maar even niet aan te denken, er waren niet veel vrouwen in dit huis, eigenlijk maar een: ikzelf. Ik herinnerde me de pijn, en het idee van een gebroken been weer, en ik keek naar mijn been. Tot mijn verbazing was het niet gebroken. Sterker nog, ik had geen schrammetje meer. Hoe ik ook keek, ik kon nog geen blauwe plek vinden.

Ik was dus niet dood, lag gewoon in mijn eigen bed, en blijkbaar had iemand de moeite genomen mijn verwondingen te verzorgen. Ik snapte er niets van. Waarom wilde Voldemort met me duelleren als hij me niet de kans gaf wat van mijn kunnen te laten zien? Er was een ding wat ik wel wist: nooit meer zou ik duelleren zoals het hoorde. Het zou me beslist geen tweede keer overkomen verrast te worden door een tegenstander die zich niet aan de regels hield. Als ik ooit nog zou duelleren zou ik een stuk beter voorbereid zijn.

Ik begon enorme honger te krijgen, en kwam overeind. Ik zwaaide mijn benen over de rand van het bed en bleef zo even zitten, ik had nog steeds meer vragen dan antwoorden.

De deur ging open, en Voldemort kwam binnen. 'Ah, je bent er weer,' begon Voldemort. Hij duwde me met een zwaai van zijn toverstok weer terug op bed. 'Hoe voel je je nu?' 'Beter heer, dank u.' 'Bedank je me nu voor het feit dat ik je een aframmeling heb gegeven?' 'Nee heer, voor het feit dat ik nog leef.' Voldemort keek me even zwijgend aan. 'Dat ik je wat wil leren, betekend niet dat je gelijk dood moet als je de les nog niet begrijpt. Wat heb je geleerd van deze ervaring Vivian?' 'Ik begrijp u niet helemaal heer.' 'Ik wil weten, of je wat geleerd hebt van ons duel Vivian, laten we het er nu maar even op houden dat je net wakker bent, en nog niet zo helder denkt.' 'Oh, ik begrijp het ja, en ja, zeker heb ik wat geleerd. Volgende keer zal het heel wat minder makkelijk zijn mij te verrassen, wat dat betreft denk ik dat ik de les begrepen heb. 'Het is altijd beter zelf de eerste klap uit te delen Vivian, eerst toeslaan, vragen stellen kan later ook nog wel. Het maakt ook niet uit of je op de grond ligt of niet, ook vanaf de grond kun je je toverstok gebruiken.' Ik dacht weer aan het moment dat ik liever eerst opgestaan had. Voldemort had gelijk, als ik dat niet had gedaan maar gelijk in de tegenaanval was gegaan, had het duel vast heel anders afgelopen, ook al was ik bij lange na geen partij voor de kunsten van Voldemort. 'Ik begrijp het heer,' mompelde ik. 'Een gevecht is pas afgelopen als je je toverstok niet meer vast kunt houden, gaf Voldemort nog een laatste raad. Hierna klapte hij in zijn handen. Een van de huiselfen kwam binnen met een blad in zijn handen, waarop een kop thee en een paar boterhammen lagen.

Beduusd lag ik in bed met het dienblad nog in mijn handen. De kamer was verder leeg nu, en ik dacht aan wat er net was gebeurd. Al bij de eerste slok merkte ik dat de thee wel erg slaapverwekkend was, en ik at eerst de boterhammen maar op, voor ik aan de rest van de thee begon. Ik zette het nu lege dienblad naast mijn bed op de grond, en viel met een tevreden maar vermoeide zucht terug in de kussens. Vrijwel gelijk viel ik in een rustige droomloze slaap.