Hoofdstuk 8

De inwijding

Jen zuchtte terwijl ze boven op het balkon zat. De bladeren waren bijna allemaal van de bomen en de takken die boven haar hingen leken de volle maan in kleine stukken te snijden. Weeral zuchtte Jen diep en ze veegde langzaam een paar tranen uit haar ogen. Het was koud buiten en Jen blies witte rookwolkjes telkens dat ze uitademde. Jen stond op en liep naar binnen. Het was al oktober. Ze zat hier nu al een maand in het verboden bos. En ze leefde nog. Daar kon ze misschien wel trots op zijn. In de verte hoorde ze de weerwolven huilen. Ze vond het vreemd hoe ze nooit dichtbij kwamen. Ze had er nog nooit een gezien. Jen nam een deken van een rek en hing de deken rond haar heen terwijl ze buiten Silver hoorde hinniken. Jen liep naar het balkon en Silver sprong beneden wild rond.

"Wat is er Silver? Scheelt er iets?", vroeg Jen stil terwijl Silver wild verder sprong.

Jen vond het niet normaal en klom naar beneden, nog steeds met de deken om haar heen. Silver sprong nog steeds wild rond, het leek wel alsof hij iemand van zich af probeerde te gooien, ook al wist Jen dat er niemand was. Hij bleef wild rondspringen totdat Jen dichterbij ging.

"Wat is er Silver? Waarom ben je zo wild? Is er iets mis?"

Silver hinnikte luid en duwde met zijn hoofd tegen Jen. Jen duwde het hoofd weer weg.

"Wat wil je?", vroeg Jen. "Je doet zo vreemd…"

Silver bleef rond Jen draaien en duwde haar nu hard in haar rug, weg van de boomhut.

"Moet ik weggaan?", vroeg Jen verward.

Silver hinnikte luid en bukte zich. Jen aarzelde maar ging toch op zijn rug zitten, met de deken rond zich heen geslagen. Ze had amper zijn manen vast toen hij terug recht schoot en het bos in spurtte. Jen greep snel naar zijn manen voordat ze van hem af zou vallen en bukte zich om niet alle takken in haar gezicht te krijgen. Silver spurtte door delen van het bos waar Jen nog nooit was geweest. Jen hield zich goed vast en probeerde te onthouden waar ze heen gingen. Het bos werd steeds dichter en Jen kreeg voortdurend takken tegen zich aan en moest voortdurend zich aan de deken vastklampen zodat deze niet bleef hangen in de bomen.

"Wow Silver! Rustig! Ik vlieg er bijna vanaf!", riep Jen luid terwijl Silver onvermoeid verder galoppeerde.

Silver luisterde niet en bleef verder rennen. Pas na een uur verlangzaamde Silver zijn pas en stopte hij langzaam. Jen sprong van hem af en keek rond zich. Ze was nog steeds in het bos, en ze was omgeven door hoge bomen die bedekt waren met klimop. Jen zag dat de klimop boven in de takken zich naar de andere bomen vertakte en daardoor een groen dak vormden. Het was er nog steeds koud en Jen rilde in de deken.

"Waar zijn we nu Silver?", vroeg Jen stil.

Silver liep voor Jen op, naar een muur van klimop. Jen kon er niet doorheen kijken. Silver was toch niet van plan door de klimop te rijden? Daar zou hij nooit doorkomen volgens Jen. Silver stopte voor de klimop en Jen ging naast hem staan. Plots leek het erop alsof Silver een paar keer met zijn hoorn in de klimop hakte en Jen keek met opgetrokken wenkbrauw toe terwijl Silver verder hakte.

"Dat gaat nooit helpen Silver, het is veel te dik hier! Zelfs met een bijl kom je hier niet…"

Plots zweeg Jen. De klimop begon weliswaar te bewegen. Silver deed een stap achteruit en Jen bleef achter hem. Voor Jen's ogen opende plots een magische tunnel omringd door klimop. Aan het uiteinde ervan kon Jen een opening zien. De klimop hield op met bewegen en Silver stapte er kalm doorheen. Jen was nogal onzeker, maar vertrouwde Silver wel genoeg om hem te volgen. Zodra ze zich in het midden van de tunnel bevonden, hoorde Jen geritsel achter haar en zag ze de klimop dichtgaan aan één kant. Ze slikte en stapte snel naast Silver door, uit de tunnel. Daar zag Jen een paar lagere bomen onder het dak van klimop. Het was er donker en Jen kon niet veel zien. Ze volgde Silver, die tussen de bomen doorliep. Een tiental meter verder stopte Silver en Jen probeerde aan het donker te wennen, want ze zag zo goed als niets. Silver bukte zijn hoofd en toen zag Jen dat Silver uit een klein meer dronk. Plots hield Silver op en spitste hij zijn oren. Jen ging dichter naast hem staan. Het was muisstil. Jen durfde geen adem te halen.

Plotseling ging het dak van klimop open. Het volle maanlicht scheen binnen en Jen sloot haar ogen om de felheid ervan. Eens Jen gewend was aan het zilveren licht keek ze rond zich heen. Haar adem stokte van wat ze zag. Aan het kleine meer waarvan Silver net had gedronken waren wel 25 eenhoorns verzameld. Silver was een van de enige zilveren eenhoorns. De meeste waren volledig wit en Jen zag ook een gouden eenhoorn, die was aan het drinken bij zijn moeder. Jen keek terug naar boven, naar het plotse gat in het dak van klimop, en vond dat de maan anders scheen dan normaal. Hij leek echt zilver. Haar ogen dwaalden terug af naar het kleine meer. Het was echt niet groot. Amper één tiende van een voetbalveld. Aan de andere kant van het meer waren rotsen opeengestapeld. Er kon wel een grot zijn, vond Jen.  Jen was verrast dat er nergens in het meer een beekje of rivier uitmondde. Waar kwam het water vandaan? Grondwater?

Jen werd verstoord in haar gedachten door nog een nieuwe verrassing. Jen hoorde iets wat op gegiechel leek en draaide zich om. Ze kon zweren dat ze iets had gehoord, maar toch zag ze niets. Jen ging nog dichter bij Silver staan, maar plots voelde ze iets aan haar haren trekken. Jen sloeg met haar hand, maar voelde niets. Ze hoorde weeral gedempt gegiechel. Jen draaide zich om en liep naar de bomen. In de bomen waren vele gaten te zien. Jen kon zweren dat het gegiechel van daaruit afkomstig was. Ze nam diep adem, want ze was een beetje bang voor wat er in de bomen kon zitten, en stak voorzichtig haar hand in de holte. Plots leek het alsof ze gebeten werd in haar benen. Jen liet een klein kreetje en keek snel naar haar been. Ze bloedde niet, maar er had iets geprobeerd haar te bijten! Groot was het niet geweest.

"Godverdomme…", mompelde Jen en weeral hoorde ze datzelfde gegiechel.

Jen liep boos terug naar Silver en zette zich naast hem neer. Ze had geen idee wat ze hier deed. Plots voelde ze weer iets aan haar haren trekken, maar ze reageerde er niet op. Het gegiechel was nu minder. Koppig bleef Jen op de grond zitten en staarde ze in het water. Ze voelde de wezens aan haar haren trekken, maar ze weigerde erop te reageren totdat…

Vliegensvlug draaide Jen zich om en griste ze door de lucht. Ze voelde dat ze iets in haar hand had en keek ernaar in het maanlicht. Haar mond viel open.

"Laat me los! Laat me los!"

Jen grijnsde terwijl ze het wezentje inspecteerde. Het zag er precies uit als een mens… Behalve het feit dat het vleugels had, totaal anders gekleed was en niet groter was dan een hand. Het was een elf. Jen was er zeker van. Deze was een meisjeself met zwart haar en een blauwe jurk.

"Laat me los laat me los laat me los!", herhaalde het wezentje.

Plots zag Jen een zilveren lichtflits naderen en kraste iets over haar hand. Jen liet in een reflex het elfje los en greep naar haar hand. Ze zag meteen de snee op de rug van haar hand.

"Godverdomme!", vloekte Jen terwijl ze haar hand inspecteerde.

"Wie ben je en wat doe je hier!"

Een zilveren elfje zweefde woedend voor haar in de lucht. Jen zag dat haar vleugels een soort van zilveren licht gaven, en het elfje had ook een zilveren jurkje aan. Ze had blauwe ogen, die op het moment Jen erg woedend aanstaarden en haar blonde haren hingen wild in haar puntige gezicht.

"Ik ben Jen Lovsky. En ik heb geen idee wat ik hier doe.", zei Jen geënerveerd.

Jen zag dat achter de bomen nu opeens nog meerdere vliegende elfjes verschenen, wiens vleugels alle mogelijke kleuren licht afgaven.

"Hoe kwam je hier binnen?", vroeg de zilveren elf.

Jen keek achter het zilveren elfje heen en zag dat er wel honderden elfjes waren. Ze slikte en keek de meisjeself terug aan.

"Door Silver. Hij heeft me hierheen gebracht, ik weet ook niet waarom, hij deed nogal vreemd."

Alle elfjes begonnen door elkaar te praten met hoge stemmetjes. Jen kon er niet meteen iets van begrijpen.

"Wie ben jij en wat doen jullie hier allemaal?", vroeg Jen aan de zilveren elf.

De zilveren elf keek Jen wantrouwig aan.

"Liesl. Wij wonen hier. Of ja, niet hier.", Liesl wees naar het meer en de bomen die er groeiden, "Gewoon hier in het bos. In de buurt. Hier komen we enkel met volle maan. En jij mag hier niet zijn."

"Waarom niet?", vroeg Jen.

"Dit is enkel voor ingewijden.", antwoordde Liesl met een gemeen lachje.

Plots werden alle elfjes stiller en zag Jen dat ze allemaal achteruit vlogen en een soort van pad in de lucht maakten. Jen zag een oogverblindend gouden licht dichterbij vliegen.

"Liesl! Hoe durf je dat te zeggen!"

Liesl slikte en draaide zich om en staarde in de ogen van de gouden elf.

"Maar mam! Je moet toch ingewijd worden om hier te mogen komen?"

"Precies.", zei de gouden elf, die een pak ouder dan Liesl leek en Jen vriendelijk aankeek. "Wie heeft deze 'Jen Lovsky' naar hier gebracht?"

Silver deed een paar stappen naar Jen en de gouden opperelf toe. De gouden opperelf glimlachte.

"Ik zie het al.", zei ze dromerig.

"Wat zie je mam?", vroeg Liesl.

De blik van de opperelf verstrakte toen ze haar dochter aankeek.

"Wat jij ook had moeten zien, Liesl! Drie heeft deze Jen Lovsky meegenomen om haar te laten inwijden."

"Drie?", onderbrak Jen de opperelf.

"Drie is deze eenhoorn.", legde de opperelf uit terwijl ze naar Silver wees. "Ik geloof dat jij hem Silver noemde?"

Jen knikte en Silver hinnikte luid, wat enkele elfjes deed giechelen. De opperelf keek strak naar Liesl.

"Als één van de ingewijden besluit een nieuweling mee te brengen, moet deze ook ingewijd worden. Als hij niet in de test slaagt, wordt hij of zij verbannen en mag zij nooit meer een stap in het verboden bos zetten."

Jen slikte en keek Silver met grote ogen aan. Een test? En als ze niet slaagde moest ze ook nog eens het bos uit? O jee.

De opperelf keek Jen en Liesl allebei aan.

"Om middernacht worden jullie ingewijd. Dat is nog maar eventjes. Ik stel voor dat jullie je klaarmaken en op de juiste plaats gaan staan."

De opperelf draaide zich om en vloog weer weg. Jen begreep er niets van. Snel deed ze een paar stappen vooruit.

"Excuseert u mij, eeuh, gouden elf, maar…"

De opperelf draaide zich om en glimlachte toen ze Jen's wanhopige gezicht zag.

"Noem me maar Diana.", glimlachte de gouden elf.

"Ik… Ik heb hier niet voor gekozen! En ik… Ik mag, neen, ik kan het bos gewoonweg niet uit! Mag ik niet gewoon passen?", vroeg Jen met een klein stemmetje.

Diana vloog dichterbij en glimlachte vriendelijk tegen Jen.

"Het is ook Liesl's inwijding. En ook Eén wordt ingewijd."

"Eén?", herhaalde Jen.

"De jongste eenhoorn, de gouden."

Jen keek over haar schouder naar de eenhoorn die nog steeds bij zijn moeder zat te drinken.

"Geven jullie hen nummers?", vroeg Jen.

"Zoiets.", antwoordde Liesl. "Het is niet aan ons om hen een naam te geven."

"Maar wel om hen een nummer te geven?", vroeg Jen sceptisch.

"Dat is anders.", antwoordde Liesl ongeïnteresseerd.

Liesl vloog over het meer tot op de hoogste rots en Jen zag de gouden eenhoorn ook langzaam zich naar daar begeven. Jen gromde naar Silver.

"Als ik niet slaag op deze test maak je iets mee Silver!", mompelde Jen boos tegen Silver, die enkel geamuseerd wist te hinniken op die opmerking.

Met knikkende knieën liep Jen naar de andere kant van het meer en klom ze tot op de tien meter hoge rots , bij Liesl en de eenhoorn.

"Wat is die test eigenlijk?", vroeg Jen aan Liesl.

"Een geheim. Je weet pas wat het inhoud eens je het gedaan hebt. Het is al een eeuwenoude traditie hier in het verboden bos."

"Zijn al veel mensen… gebuisd erop?", vroeg Jen nerveus.

" O nee, nog geen enkel!", zei Liesl snel.

Jen zuchtte opgelucht.

"Maar je bent dan ook de eerste mens die de test neemt."

Jen gromde weer.

"En van de elfen dan?"

Liesl dacht even na.

"Nou, mijn achterneefjes zijn er een paar maanden geleden niet op geslaagd. Ze wonen nu in de wouden van Notthingham, maar dat vinden ze helemaal niet erg. Als je het mij vraagt zijn ze allang blij dat ze nu niet bij hun vader in de klerenzaak moeten werken."

"Hebben jullie klerenzaken?", vroeg Jen verbaasd.

"Nee joh, we worden geboren met onze kleren aan!", antwoordde Liesl ironisch. "Tuurlijk hebben we klerenzaken! Onze kleren moeten toch ergens van komen, of niet?"

Jen keek naar beneden. Het was best een hoge val. Acht meter. Minimum. Het water was donker. Plots dacht Jen dat ze licht zag, maar voordat ze iets tegen Liesl erover wou vragen, begon het water te schijnen alsof er magische lampen brandden onder water en steeg er rook en mist op boven het water. Alle elfen en eenhoorns verzamelden zich in een halve cirkel rond het meer, hun aangezicht naar de rots waarop Jen, Liesl en de gouden eenhoorn stonden. Alsof dat nog niet alles was, hoorde Jen plots lawaai… Het lawaai van hard stromend water. Jen draaide zich om en zag dat de rots waarop ze stond op een soort van langgerekte heuvel gelegen was, en niet het hoogste punt was in de omgeving, want er kwam water aangestroomd naar de rots waar Jen op stond toe.

"Is dit de test?", vroeg Jen aan Liesl. "Niet verzuipen?"

Liesl leek ook nerveus.

"Ik denk het niet. Ik vlieg hier in de lucht, dat water kan mij niets doen… Maar het zal wel iets met water te maken hebben denk ik…"

Het water kwam angstaanjagend snel dichterbij en reikte tot Jen's knieën. Jen verschrok zich. Het leek alsof er ijs in haar benen werd gestoken, zo koud was het water. Jen rilde terwijl het water over haar voeten stroomde, van de rots af viel en in het meer donderde.

"Tis koud….", rilde Jen tegen Liesl.

De eenhoorn leek het ook niet warm te hebben, want hij hinnikte angstig dingen naar zijn moeder.

Diana kwam naar boven gevlogen, haar gouden vleugels schitterden in het licht dat uit het water leek te komen. Ze glimlachte naar Jen, Liesl en de eenhoorn en begon toen plechtig aan het voorlezen van de opdracht. Ze had een piepkleine rol perkament vast en begon te lezen.

"Ingewijd zult u wezen

als u het koude niet durft vrezen

aanschouw hier het Wawameer

dat met volle maan in wawa keert

wawa's queeste zult u vervullen

als u het geheim kan onthullen.

Duik in het water en zoek de steen

Lees de boodschap en zwijg meteen

Doe dan het laatste wat u moet

Zo compleet u de queeste goed."

Jen en Liesl keken Diana fronsend aan. Ze begrepen niet echt wat de opdracht was.

"Eeuhm… Moeten we een steen zoeken?", vroeg Jen.

Diana glimlachte.

"Het wawagedicht is al eeuwen oud. Vroeger kon men het goed interpreteren, maar de laatste jaren is het mij opgevallen dat het niet erg compleet is. Zien jullie die rode stenen in het water? Die wat glimmen? Jullie moeten in het water duiken, de steen nemen, terug naar boven zwemmen, en dan de boodschap die erin zit ontdekken. Eens jullie de boodschap begrijpen doen jullie hetgeen er in de boodschap staat. Lukt dit, dan zijn jullie ingewijden. Lukt dit niet, dan worden jullie verbannen."

Jen en Liesl slikten.

"Maar het water is zo… ijskoud…"

"Inderdaad.", zei Diana duister. "Dat is het moeilijke aan de opdracht natuurlijk. Eventjes duiken is niet alles wat jullie moeten doen."

"Maar kan je daar niet een hartstilstand van krijgen?", vroeg Jen aarzelend terwijl ze in haar ooghoek kon zien hoe Liesl's kleur wegtrok.

Diana knikte.

Liesl en Jen keken elkaar weer met grote ogen aan.

"Jullie tijd begint nu. Jullie hebben een uur om erin te springen… Of verbannen te worden. Aan jullie de keus. Ik wens jullie veel sterkte en moed."

Diana vloog weer naar beneden en Jen, Liesl en de gouden eenhoorn staarden naar beneden.

Liesl snoof plots luid.

"Ik ga erin. Ik moet. Ik word later zelf ceremoniemeester net als ma als ik hierin slaag. Ik moet. Ik moet doorbijten, ook al is het ijskoud… En ook al kan ik niet echt zwemmen… En ook al kan ik doodgaan… Of…"

Liesl werd weer bleek en staarde levenloos voor zich uit.

"Ik moet ook.", zei Jen nerveus. "Als ik uit het verboden bos wordt verbannen… O jee…"

"O jee inderdaad.", herhaalde Liesl.

Liesl en Jen staarden elkaar aan.

"We kunnen het beter tesamen doen.", stelde Liesl voor.

"Akkoord.", knikte Jen.

De gouden eenhoorn hinnikte jammerend.

"Blijf dan maar hier.", zei Liesl tegen Eén.

Eén hinnikte weeral en Liesl haalde haar schouders op.

"Je moet het toch ooit doen!"

Plots vloog Liesl tot boven de waterval en trok ze haar vleugels samen. Ze viel sierlijk naar beneden, in het dampende water. Jen zag haar naar beneden duiken. Zo koud kon het dan toch niet zijn? Nu of nooit. Jen deed een paar stappen door het ijskoude water, en sprong van de waterval. Haar adem stokte zich terwijl ze zich voorbereidde op de ijskoude slag die zou volgen. Jen probeerde zichzelf te overtuigen dat de val niet zo erg zou zijn, dat ze zich niet moest verschieten of dat ze dan zou sterven van de schok, maar dat was geen geruststelling. Nog drie meter… Twee… Een… Water…

Jen dook tot meters onder het water en ze glimlachte terwijl ze verder dook naar een rode steen op de bodem. Het water van het wawameer was niet koud. Alles behalve! Het was heerlijk warm!

Jen zag een rode steen liggen, niet groter dan haar pink, en haalde hem van de bodem van het meer. Meteen zette ze zich weer af tegen de bodem en steeg ze naar boven. Ze hapte naar adem toen ze terug boven water was en keek naar de steen. De boodschap in de steen… Toen zag ze dat er een stukje papier in de steen was opgerold, dat aan de buitenkant ook aan een puntje uitstak, maar dat had ze natuurlijk niet gezien. Ze trok het minuscule papiertje uit de steen en rolde het open. Het geschrift was piepklein en Jen kon het amper lezen.

"Queeste volbracht. Trek niet de aandacht van zij die niet nog niet geslaagd zijn en zwem onder de waterval door."

Jen keek rond zich en zag Liesl als een klein zilver licht in het water door de waterval heen verdwijnen. Met het papiertje nog steeds in haar hand geklemd zwom ze ook door de waterval heen. Achter de waterval zag ze Diana in een grote troonachtige stoel zitten, die drie meter hoog stond tegen de hoge muren van de grot. Liesl was ook al net uit het water en vloog tot voor de troon en bleef daar zitten. Jen hees zichzelf ook uit het water en ging naast Liesl zitten.

Diana glimlachte weeral vriendelijk, en deze keer grijnsden Liesl en Jen ook.

"Proficiat. Jullie hebben beiden de test gehaald. En helemaal niet in een slechte tijd ook niet!"

Diana vloog op van haar troon en vloog naar een van de muren, waar haar gouden vleugels een tekst verlichtten. Diana hief haar arm en plots veranderde de tekst. Liesl en Jen gingen allebei dichterbij om te kijken.

"Tweede plaats?!", vroeg Liesl verrast.

"Ik derde?", vroeg Jen verward. "Waarom?"

"Jullie waren snel. De meeste springen pas na een halfuur. Ze aarzelen erg lang omdat ze bang zijn voor het ijskoude water…"

"Het is helemaal niet eens ijskoud!", zei Liesl verontwaardigd. "Waarom maken jullie ons dat dan wijs?"

"Dat is net de opdracht. Durven jullie iets te doen wat jullie het leven zou kosten?"

"Wat is daar nou eigenlijk het nut van?", vroeg Jen. "We zijn nu wel ingewijd… Maar waarom met die opdracht? Waarom moeten we iets durven doen wat ons het leven zou kosten?"

Diana grinnikte.

"Jullie moeten moed tonen. Dat is alles. Als jullie geen moed kunnen tonen, horen jullie niet thuis in het verboden bos. Jullie zouden er niet kunnen overleven. Daarom sturen we degenen die niet slagen in deze taak het Verboden Bos uit. Het is hier te gevaarlijk."

Jen en Liesl dachten er even over na.

"Klinkt wel logisch.", gaf Jen toe.

"Waarom noemt dit meer eigenlijk het wawameer?"

"Het is een afkorting.", zei Diana simpel. "Voor warmwatermeer."

Jen en Liesl lachten luid. En keken elkaar giechelend aan.

Buiten werd luid gejuicht door alle elven toen Jen, Liesl en ook Eén, die een half uurtje later was binnengezwommen, achter de grot uitkwamen. Het gejuich stopte toen Diana ook van achter de waterval kwam gevlogen.

"Jullie mogen beginnen.", zei ze plechtig.

Alle elven vlogen tot boven het water en doken er terug in. Jen keek naar alle lichtjes die daardoor glommen in het water. In de bomen zaten ook een heel aantal elven die op vreemde van houtgemaakte muziekinstrumenten speelden. De muziek was erg gracieus en opwekkend.

Jen liep naar Silver toe, die aan de oever op haar stond te wachten. Jen kon het niet laten om te glimlachen naar de eenhoorn, en gaf hem een klopje op zijn rug.

"Goeie Silver. Goeie."

Eindelijk. Ik weet, het heeft lang geduurd. Ik heb geen idee hoe het komt, maar in de vakantie heb ik nooit zoveel inspiratie en zin om te schrijven als tijdens het schooljaar. Daarenboven was dit ook niet het makkelijkste hoofdstuk om te schrijven… Het volgende zou sneller moeten verschijnen, maar ik moet zien wanneer ik de tijd heb om het af te maken. Ik ben nu begonnen aan mijn opleiding in de Toegepaste Informatica, en ik kan nu al met zekerheid zeggen dat ik erg veel moet gaan leren.
Ik hoop dat jullie het hoofdstuk leuk vonden en dat het niet te omschrijvend was in het begin. (Dat is een nadeel als je maar met één sprekend personage werkt.) En ik hoop dat jullie zin hebben om het volgende hoofdstuk binnenkort ook te lezen!

Veel groetjes en laat me weten wat jullie ervan vonden

Jessie