Hoofdstuk 12

Perkamentus

Toverdrankprofessor Sneep bleef niet op Jen wachten en liep meteen richting de trappen die in het midden van de grote hal naar boven leidden. Een paar kandelaars gaven een zwak licht af tegen de muren van de grote ruimte, en Jen durfde geen adem te halen. Severus was al bovenaan de trappen en Jen wandelde langzaam van de deur weg, hem achterna.

"Kom je nog?", snauwde hij ongeduldig.

Jen hield zich voor zich even niet te laten afleiden door het kasteel en al de nieuwigheden erin, en rende achter Severus aan, die maar trappen op bleef lopen. De muren hingen vol schilderijen, en Jen zag dat de mensen en de figuren erop net als op de schilderijen van de Drie Bezemstelen bewogen en zelfs konden praten. Ze hoorde veel geroezemoes van de schilderijen komen en ze kon enkele dingen oppikken zoals 'Wie is dat?' en 'Moet je haar kleren zien, zo vuil!'. Jen durfde niet naar de schilderijen te kijken en stapte snel naast Severus mee. Op de tweede verdieping liep Severus een gang in. Jen hoorde iets piepen en keek argwanend naar de harnassen die aan beide kanten ervan stonden opgesteld. Ze had het vreemde gevoel dat ze door hen bekeken werd.

"Ik denk dat we professor Anderling er ook bij moeten halen…", mompelde Severus peinzend en hij klopte aan bij een houten deur in de gang.

Jen keek om zich heen. Achter de harnassen hingen wandtapijten in duistere, maar toch prachtige kleuren. Jen liep er wat dichterheen en hoorde even later een paar meter achter haar de deur krakend tot op een kleine kier openen.

"Severus!", hoorde ze een strenge stem zeggen. "Wat bezielt je nou weer om me midden in de nacht te wekken? Ik dacht dat je het verboden bos in zou gaan!"

Jen stapte stil wat dichterbij om de vrouw die sprak te kunnen zien.

 "Daar ben ik al geweest Minerva. En ik heb er iets gevonden wat je misschien zal interesseren…", zei de toverdrankmeester stil maar krachtig tegelijk.

"Wat dan?", vroeg de vrouw niet-begrijpend.

Severus deed een stap opzij en de deur ging verder open. Jen zag een vrouw met een slaapkapje en een lange peignoir haar aanstaren. Jen slikte en de vrouw bleef haar even aanstaren, totdat ze besefte dat ze nogal onbeleefd bezig was. Ze draaide zich snel naar Severus.

"Severus, is dit…"

"Het vermiste dreuzelmeisje. Jen Lovsky.", vulde hij aan terwijl hij Jen streng aankeek. Jen wendde haar blik af en keek naar de oudere vrouw.

Weeral staarde de vrouw haar aan en ze leek geen woorden te kunnen vinden.

"Ze heeft sinds haar verdwijning in het Verboden Bos gewoond."

"Gewoond?", herhaalde de vrouw fel. "Dat noem ik niet wonen, ze is heel verwilderd!"

Jen was zich wel vaagjes bewust dat haar haren waarschijnlijk belachelijke vormen aan hadden genomen, dat ze vol met kretsen, insectenbeten en andere wondjes stond, dat haar kleren niet gewassen waren geworden in maanden en ze wist ook dat ze meer naar de planten en bomen van het verboden bos rook dan wie dan ook, maar verwilderd? Het was toch niet alsof ze professor Sneep had aangevallen alsof ze een wild beest was en ze kon nog steeds iedere conversatie perfect volgen.

"Ook al ben ik een 'verwilderde' dreuzel, dat wil nog niet zeggen dat jullie in derde persoon over mij moeten spreken waar ik bij sta.", zei Jen stil, maar duidelijk.

Minerva opende haar mond, maar sloot die weer meteen en Jen dacht dat ze Severus met zijn ogen zag rollen, dat ze verkoos te negeren.

"Natuurlijk.", zei professor Anderling plots. "Het moet vreselijk voor je zijn geweest. Kom binnen, dan laat ik snel wat huiselfen komen met wat thee."

De vrouw stapte dichterbij en legde haar arm rond Jen's schouder en wou haar mee naar binnen nemen.

"Minerva, ik ben je niet komen opzoeken om jonge juffrouw Lovsky melk en koekjes aan te bieden.", siste Severus.

"Je wilt haar toch niet meteen aan het ministerie uitleveren?", schrok Minerva.

"Neen.", zei Severus. "Ik denk dat we dit aan professor Perkamentus moeten overlaten… Ze is geen dreuzel."

"Wat bedoel je ze is geen dreuzel?", vroeg de oudere vrouw verward.

"Ze heeft daarnet een spreuk met mijn toverstaf kunnen uitspreken."

Minerva's ogen werden zo groot als theeschoteltjes.

"Misschien is er iets misgegaan met het bezorgen van de brief van Zweinstein toen ze 11 werd?", suggereerde Severus.

Minerva knikte peinzend.

"Zeker dat ze kan toveren?", vroeg Minerva aan Severus.

"Ja, daar ben ik zeker van.", zei Jen, die het beu was dat ze over haar spraken alsof zij er niet bijstond.

Minerva en Severus keken elkaar veelbetekenend aan en Minerva wendde zich daarna weer tot Jen.

"We gaan naar Perkamentus.", besloot Minerva.

Ze liepen de lange gang af en sloegen toen een duistere gang in. Toen ze aan het einde van de gang kwamen, kon Jen een groot beeld van een waterspuwer zien staan. Minerva en Severus bleven voor het beeld staan.

"Dropslakken.", zei Minerva kortaf, en Jen realiseerde dat het een paswoord was, want de waterspuwer sprong opzij en een trap verscheen. Minerva liep de trap op en Severus wachtte totdat Jen ook op de trappen stond voordat hij achter haar ging staan en de waterspuwer terug op zijn oorspronkelijke plaats sprong. Jen hoefde geen stap meer te zetten want de tredes leek vanzelf naar boven te gaan, als een soort van magische roltrap.

Uiteindelijk kwamen ze boven aan een deur uit waar Minerva drie korte kloppen op gaf voordat ze de deur opendeed. Jen volgde Minerva naar binnen en Severus sloot de deur. Er stond een bureel in het midden van de ronde kamer, en de muren waren niet zichtbaar door de boekenrekken die ertegen gestapeld waren. Iets hoger hingen schilderijen van mannen en vrouwen die lagen te slapen. Jen vond ze er nogal vredig uitzien en glimlachte erdoor.

"Ik haal Perkamentus.", zei Severus, en hij liep een draaitrap naar de gallerij erboven op.

Severus was amper boven of Jen hoorde een geamuseerde, diepe, mannelijke stem vragen: "Goedenacht Severus. Ik had je al gehoord. Is het niet wat laat om de afdelingspunten te komen bespreken?"

Severus kneep uit frustratie zijn ogen halfdicht en Jen wachtte tot ze Perkamentus kon zien.

"Albus, we denken dat u dit moet zien.", riep Minerva, die naast Jen stond en die Perkamentus dus ook nog niet had opgemerkt, naar boven.

Jen hoorde op de gallerij enkele stappen naderen en plots stond Perkamentus, in een paars tovenaarsgewaad met gele sterren, voor de leuning van de gallerij en hij keek Jen aan door zijn halvemaansbrilletje.

"Juffrouw Jen Lovsky.", zei Perkamentus met een geamuseerde blik in zijn ogen, die Jen ergens wel geruststellend vond, maar tegelijkertijd haar ongemakkelijk deed voelen.

Perkamentus en Severus kwamen weer naar beneden en onder aangekomen gaf Perkamentus Jen een hand.

"Ze hield zich schuil in het Verboden Bos.", lichtte Severus Perkamentus toe.

"Dat kan ik zien.", zei Perkamentus terwijl hij Jen bekeek.

Jen werd lichtjes rood.

"Heb je al een uil naar het Ministerie gestuurd, Severus?", vroeg Albus terwijl zijn blik niet van Jen afweek.

"Neen.", antwoordde Severus kort.

Perkamentus keek Severus plots aan.

"Het schijnt dat ze kan toveren, Albus.", zei professor Anderling.

Perkamentus keek Jen terug aan.

"Ik heb het zelf gezien. Ze heeft met mijn toverstaf een spreuk uitgesproken en zo een tiental spinnen gedood in het Verboden Bos."

"Spinnen?", herhaalde Perkamentus.

Severus knikte.

"Klinkt al meteen als een avontuur… Dat verklaart natuurlijk die scheur in je mantel."

Severus werd rood en greep meteen naar zijn mantel, waar hij inderdaad over vaststelde dat er een grote scheur in zat.

"Ik merkte het toen je voor mij op van de trappen liep.", glimlachte het schoolhoofd van Zweinstein.

"Geef maar hier Severus, ik repareer het wel.", zei Anderling.

Professor Sneep gaf Anderling nijdig zijn mantel, die er een spreuk overuitsprak waardoor de scheur zich herstelde alsof hij er nooit was geweest. Jen keek met grote ogen toe. Minerva leek haar lach niet te kunnen inhouden toen ze de mantel teruggaf aan Severus. Perkamentus grijnsde ook en kuchte om de aandacht van Severus weg te trekken.

"Dus, juffrouw Lovsky… U kan toveren?", glimlachte Perkamentus, terwijl hij haar liet zitten voor zijn bureau en zelf plaats nam aan de andere kant.

"Kennelijk.", antwoordde Jen kort.

"Hoe bent u er zelf achtergekomen?", vroeg Perkamentus.

"De eerste keer? Ik denk… Toen ze Silver probeerden te stelen…"

"Silver?", onderbrak het schoolhoofd haar.

"Mijn eenhoorn."

Perkamentus vond het vreemd te geloven en keek Jen streng aan.

"Het is waar.", nam Severus het voor haar op. "Ze heeft inderdaad een eenhoorn."

"Hij heeft mijn bloed gehad.", vulde Jen aan. "Vandaar dat hij me trouw blijft."

Perkamentus knikte en was enigszins verrast door Jen's correcte uitleg. Ze was duidelijk niet een gewoon dreuzelmeisje.

"Natuurlijk. Gaat u alstublieft verder. U zei dat iemand Silver probeerde te stelen?"

"Ja.", knikte Jen. "En met een toverstaf van een van de dieven heb ik toen een spreuk uitgesproken."

"Vanwaar kende je die spreuk dan?", vroeg Anderling.

"Je leert veel in de Drie Bezemstelen door alleen al te kijken en te luisteren.", glimlachte Jen zwakjes. "Niels, Fedor en Kenny spraken voortdurend nieuwe spreuken uit."

"De Ravenklauwers?", zei Anderling verrast.

"U kent ze?", vroeg Jen nog verraster.

"Alle leerkrachten kennen ze.", gromde Severus, en iets in zijn blik beviel Jen niet.

"Ze waren de ergste onruststokers die Ravenklauw ooit heeft gekend.", zei Albus met een geamuseerde tinteling in zijn ogen. "Niet zo erg als vele Griffoendors en Zwadderaars die hier nog steeds op school zitten. Maar o ja… Iedereen kent ze wel."

Jen voelde zich al iets meer op haar gemak.

"En volgens Niels, Fedor en Kenny ben ik ook geen dreuzel. Ze hebben me vliegles gegeven… Eén keertje maar, want dat was de dag voordat… Nou ja, voordat het Ministerie mijn herinneringen wou wissen en me terug wou sturen."

Albus keek Jen geconcentreerd aan.

"Minerva… Ga jij de inschrijvingsboeken controleren? Als juffrouw Lovsky inderdaad een heks is, zou haar naam daarin genoteerd moeten staan… U bent geboren in Engeland?"

"Jazeker.", knikte Jen. "In Anker."

"En hoe oud ben je?"

"Eenentwintig."

"En Jen Lovsky is niet gewoon je artiestennaam, maar je geboortenaam?", controleerde Perkamentus met een knipoog.

Jen lachte.

"Voor zover ik weet wel ja.", grijnsde ze.

Professor Anderling liep de draaitrap naar de gallerij op en verdween in een van de kamertjes.

"Nu, het is niet goed voor een toverstaf om een andere tovenaar of heks er spreuken mee te laten uitspreken… Maar ik wil toch graag controleren of je inderdaad tot magische dingen in staat bent, dus ik zoek even iets waarmee ik dat kan nagaan."

Professor Perkamentus stond op en draaide zich om en liep naar een kast. Jen zelf herinnerde zich plots iets en zocht in de zak van haar rok. Severus keek haar vreemd aan.

"Bedoelt u iets als dit?", vroeg Jen.

Jen hield de glazen bol die ze van de jongens had gekregen in de palm van haar hand voor Perkamentus uitgestrekt. Severus snoof.

"Een glazen bol lezen bewijst niet meteen dat je een tovenaar of heks bent.", zei hij laatdunkend. "Iedere dreuzel kan doen alsof hij er iets in ziet."

Jen keek Severus uitdagend aan.

"Spiritus.", fluisterde ze duidelijk en de bol zweef snel tot boven haar hand, waar hij zich hulde in een rode waas en de warmte zich verspreidde.

Severus keek haar venijnig aan, maar Jen glimlachte half. Albus sloot zijn kast weer en liep naar Jen. Langzaam bewoog hij zijn hand naar de bol, maar die zweefde automatisch een paar centimeter van de hand weg.

"Dat is ingebouwd.", zei Jen. "De bol is nogal warm, dus hij laat zich door niemand aanraken."

"Hoe zet je het dan uit?", vroeg Albus geïnteresseerd.

"Suti."

De bol viel weer ijskoud in Jen's hand.

"Een merkwaardige bol… Hoe bent u eraan geraakt?"

"Van Fedor… Het is een van zijn uitvindingen. Kenny heeft hem mij gebracht omdat het steeds kouder werd in het Verboden Bos."

"Dat trio is dus medeplichtig aan je onderduiking?", zei Severus streng.

Jen slikte.

"Ja maar… Ik bedoel, dat brengt hen toch niet in moeilijkheden?"

Severus wou net antwoorden toen Albus zijn hand omhoog stak en hem onderbrak.

"Die jongens kunnen zichzelf al goed genoeg in moeilijkheden brengen, zonder uw hulp. Wat ons betreft hebben we nooit iets over hen gehoord.", glimlachte Perkamentus.

Severus fronste zijn wenkbrauwen en Jen grijnsde.

"En wat het Ministerie betreft… Ik zal hen binnenkort over u aanspreken…"

Professor Perkamentus keek Jen aan.

"U bent inderdaad geen dreuzel, Jen Lovsky."

Jen glimlachte terug. Boven op de gallerij kraakte een deur terug open en Minerva liep met een boek dat dik genoeg was om een hernia van te krijgen de trap terug af. Severus nam het boek van haar over toen ze beneden was en Perkamentus maakte zijn bureau vrij om het boek op neer te leggen.

"Niets Albus.", zuchtte Anderling. "Het jaar dat Jen is geboren zijn alle ingeschreven naar Zweinstein gekomen, en ook het jaar daarvoor en daarna."

Severus en Albus bestudeerden een paar vellen van het dikke boek en Minerva keek Jen onderzoekend aan.

"Ik weet niet hoe het komt kind, maar als je echt in Groot-Brittannië bent geboren zou je hierin moeten staan, aangezien je magische krachten hebt. Maar ik ken iedere heks en tovenaar van jouw leeftijd die in dit boek staat… Je bent nooit ingeschreven geworden."

Jen slikte.

"Is dat erg?", vroeg ze nerveus.

Perkamentus keek even professor Anderling en professor Sneep aan, daarna draaide hij zich naar Jen.

"Welkom op Zweinstein Jen."

Samen met professor Anderling en professor Sneep liep Jen door de gangen van de tweede verdieping.

"Ik denk dat je de oude kamer van professor Vertos kan krijgen. Hij is verleden jaar op pensioen gegaan.", zei Minerva.

"Welk vak gaf hij?", vroeg Jen geïnteresseerd.

"Voorspellend Rekenen.", antwoordde Severus kort.

"Voorspellend Rekenen?", vroeg Jen terwijl ze tussen de twee professors inliep.

"Een soort van Waarzeggen, maar dan met getallen en véél betrouwbaarder.", glimlachte Anderling.

"Interessant…", knikte Jen.

Anderling stopte bij een deur.

"Als je iets nodig hebt, mijn kamer ligt hier om de hoek, zoals je daarstraks hebt gezien. Mocht je het afvragen. Die deur daar…"

Anderling wees naar een zwarte houten deur die aan de andere kant van de gang lag, enkele meters naar rechts.

"Die is van hem hier.", zei Minerva terwijl ze de jonge toverdrankleraar plagend aankeek.

Severus keek Minerva met een dodelijke blik aan, maar Minerva was er niet door geïmponeerd.

"Laat je niet door hem doen, omdat hij eerstejaars aan het wenen kan brengen door ze enkel aan te kijken betekent het niet dat jij per se schrik van hem moet hebben."

Jen grijnsde om dat commentaar van Anderling en Sneep werd rood.

"Vrouwen.", mompelde hij terwijl hij zich omdraaide.

"Kruip je terug het bed in?", vroeg Minerva hem terwijl hij doorstapte.

"Terug erinkruipen? Ik ben er nog niet in geweest vandaag, vrouw! Dat ene uur wat me nog rest voordat ik me klaar moet maken voor de les zou ik graag in vrede doorbrengen, en niet met twee vrouwen die zich gedragen als giechelende vijfdejaars!"

Nors sloeg hij de deur achter zich dicht en Anderling lachte terwijl ze ook de deur van Jen's kamer opende.

"Kom binnen, Jen."

Jen volgde Anderling naar binnen en keek rond in de kwamer. Er waren een aantal grote ramen die uitkeken over het schoolterrein. Aan de ene kant van de grote kamer stonden wat zetels rond een uitgedoofd haardvuur en aan de andere kant stond een grote kleerkast en een groot hemelbed met twee nachtkastjes langs. Er was ook aan elk van die twee kanten van de kamer nog een deur.

"Die deur van het bed leidt naar een badkamertje.", was Minerva Jen voor. "En de deur bij het haardvuur leidt naar een studeerplaats. Volgens mij liggen er nog steeds een heleboel boeken van Voorspellend Rekenen, dus je hebt genoeg leesmateriaal voor het komend trimester."

"Het is een mooie kamer.", zei Jen onmiddellijk.

Anderling glimlachte.

"Ik denk dat de zon zodadelijk terug zal opkomen… Tijd om te slapen dus. Morgenochtend kan je meteen naar de grote zaal komen voor het ontbijt."

Voordat Jen kon vragen waar de grote zaal lag was Minerva haar weer voor.

"De grote zaal ligt naast de inkomhal, dus je zal het zonder probleem vinden. Zoniet volg je maar de studenten die ernaar op weg zijn. Je kan bij ons aan tafel komen zitten, dan stellen we je ook meteen voor aan de rest van de staf. We zullen ze morgenochtend nog wel eens apart in de leerkrachtenkamer aanspraken over je. Het zou zonde zijn als we niets met je magische gaven zouden aanvangen. Je moet toch minstens een paar lessen volgen eer we je terug naar Zweinsveld kunnen sturen. En het kan nog even duren eer Albus het Ministerie over je heeft gesproken…"

Jen knikte snel. Anderling keek haar terug aan.

"Ik denk niet dat er vrouwenkleren in die kast hangen tenzij professor Verto…", grinnikte Anderling even in zichzelf voordat ze snel verderging. "Nou ja, hij was duidelijk een man. In ieder geval…"

Anderling richtte haar toverstaf op Jen.

"Vestito Reparo!"

Jen had geen tijd om te zien wat er gebeurde, maar plots waren haar kleren volledig gerepareerd en gewassen.

"Wow.", zei Jen kort.

"Binnenkort zal jij dat ook kunnen.", glimlachte Anderling. "Maar ik zal je maar laten zeker. Dus, morgenochtend in de grote zaal, vergeet het niet!"

"Nee hoor!", antwoordde Jen snel.

Professor Anderling knikte nog een keer en verliet toen de kamer. Jen keek om zich heen en grijnsde breed.

"Cool. Ik ben geen dreuzel."