Jen draaide zich nog eens om in het grote, warme bed. De zon scheen aangenaam op haar gezicht en Jen was zich amper bewust dat ze maandenlang op de houten vloer van een gammele boomhut had geslapen. Ze was nog niet echt wakker toen ze iets hoorde wat leek op het gebrabbel van een kleine baby. Verblind door het felle zonlicht streek ze haar haren voor haar gezicht uit en probeerde ze te zien waar het geluid vandaan kwam.
Ze had maar één seconde nodig om te zien wat het gebrabbel veroorzaakte.
Een luide gil galmde door de gangen van Zweinstein.
Jen kon amper bewegen van de schrik. Voor haar hing een roodharige, kleine man met een verschrikkelijke smaak van kleren, die meteen was opgehouden met brabbelgeluidjes te maken zodra Jen had gegild. Verrukt begon hij te giechelen en hij zweefde, ja hij zweefde, tot in het midden van de kamer, waar hij op zijn hoofd ging staan en begon te zingen.
"De dreuzel is bang van geesten, de dreuzel is bang van geesten, bangerik!"
Jen sprong meteen recht uit haar bed, en trok haar jurk meteen aan. Ze staarde de 'geest' aan terwijl hij kopjerol deed over de mat in het midden van de kamer.
Plots vloog de deur open.
"Ben jij het die zo gilde of is het misschien weer je bedoeling dat Zweinstein bestormd wordt door een bende reuzenspinnen?"
Professor Sneep stond geënerveerd in de deuropening en Jen knikte, maar Sneep keek al naar de geest.
"Foppe!", riep Severus. "Hoe ben jij hier binnen geraakt?"
Foppe ging in de kroonluchter van de kamer zitten en keek naar beneden, naar Sneep.
"Ik mag overal in Zweinstein komen waar ik binnen kan. Dus ook deze kamer.", zei hij uitdagend.
Severus keek hem boos aan.
"Oke.", mompelde de jonge professor. "Het is niet jouw schuld dat we geen spreuk over deze kamer hebben uitgesproken, maar ik had beter van je verwacht. En de Bloederige Baron ook."
Plots zweefde Foppe tot recht voor de toverdrankmeester.
"Dat meent u toch niet? U zegt toch niets tegen hem?"
Severus glimlachte sluw en Foppe begreep de boodschap. Mokkend zweefde Foppe de kamer uit.
Jen stond met grote ogen en ingehouden adem te kijken.
"Wat… was dat?", vroeg ze uiteindelijk.
"Foppe. Onze klopgeest."
Jen trok grote ogen.
"Maak je niet druk om hem. Als hij iets mis doet, dreig dan dat je het de Bloederige Baron vertelt, dan houdt hij zich wel koest."
Jen keek hem niet-begrijpend aan.
"De Bloederige Baron is de geest van Zwadderich. Ieder huis heeft er een. En de Baron is de enige waar Foppe naar luistert."
Jen knikte.
"Ik zal professor Banning deze middag sturen om een spreuk over je kamers uit te spreken waardoor Foppe niet binnen kan geraken. De oude spreuk was waarschijnlijk vervallen.", mompelde hij terwijl hij de kamer bestudeerde.
Jen knikte weeral. Plots keek ze naar buiten, waar de zon al hoog boven haar raam stond.
"Wacht even, hoe laat is het?"
"Elf uur. Wat me eraan doet herinneren, ik heb les."
"Oh nee… Ik moest deze ochtend in de grote zaal zijn geweest!", panikeerde Jen.
"Ach nee. Perkamentus zei dat het niet erg was als je je uitsliep. Niemand heeft je gemist. Kom deze middag dan. In een uurtje."
"Oke.", mompelde Jen.
Severus liep terug naar de deur, waar hij zich nog even half naar haar omdraaide.
"En o ja, neem een bad."
Hij sloot de deur weer en Jen gromde. Zo een opmerking hoefde ze niet te nemen van een man die zelf zich niet bewust was dat er zoiets als shampoo bestond.
Maar hij had waarschijnlijk wel gelijk, ze had zich afgelopen nacht ook niet gewassen en ze zag bruin van het stof. Snel begaf Jen zich naar het badkamertje.
Jen staarde in de spiegel. Wanneer was het de laatste keer dat ze dat had gedaan? Twee, misschien drie maanden geleden? Het had eigenlijk nooit lang geleken toen ze in het Verboden Bos woonde, maar nu herkende ze amper zichzelf. Haar wangen waren niet meer bol, haar ogen leken leeg, haar gezicht was bruiner, haar haren waren langer dan ooit want ze kwamen zelfs tot onder haar schouders. En dat was misschien nog niet zo erg geweest, maar ze voelde zich ook merkwaardig verschillend. Alsof ze plots herboren was en nu uitkeek naar hetgeen ze allemaal zou leren, maar tegelijkertijd diezelfde nieuwe dingen vreesde.
Jen liet een borstel door haar natte haren gaan en bond ze daarna samen in een lange staart. Een klop op de deur deed haar schrikken.
"Wie is het?", vroeg ze.
"Minerva Anderling, Jen. Ben je klaar?", vroeg de oudere vrouwelijke stem aan de andere kant van de deur.
"Ik kom.", antwoordde Jen en ze bergde de borstel terug op.
"Het is nog geen twaalf uur.", begon Minerva toen Jen uit de badkamer kwam. "Dus de leerlingen hebben nog even les. Maar als je vroeger bent kan ik je misschien al voorstellen aan enkele van de andere leerkrachten."
Jen knikte blij en volgde Minerva door de gangen en trappen van het kasteel.
"Severus zei me dat Foppe op je kamer was geraakt?"
"Eeuh, ja.", zei Jen aarzelend. "Hij deed nogal… vreemd."
Minerva glimlachte.
"Foppe doet altijd vreemd. Hij zit altijd wel leerlingen te plagen of Vilder te jennen."
"Wie is Vilder?", vroeg Jen.
"Onze conciërge."
Jen en Minerva zwegen tot ze in de grote zaal aankwamen. Jen's aandacht werd meteen getrokken door het reusachtige plafond, waar het leek alsof de wolken voorbijzweefden.
"Het is betoverd.", glimlachte Minerva toen ze Jen zag staren. "Al eeuwenlang."
"Het is prachtig.", gaf Jen toe.
Jen gaf zich de tijd om ook in de rest van de grote zaal rond te kijken. Vier lange tafels stonden naast elkaar opgesteld, en aan het uiteinde van de zaal was een verhoog, waar nog een tafel stond, waar al enkele volwassen tovenaars gezeten waren.
Anderling en Jen liepen naar hen toe en de tovenaars knikten beleefd. Jen knikte nerveus terug, niet zeker of zij eerst iets moest zeggen of Anderling aan het woord moest laten.
"Dit is dus Jen. Jen, dit zijn enkele van mijn collega's.", zei Minerva.
"Hallo.", zei Jen nerveus.
"Wel wel. Ik had je amper herkend.", zei een al wat oudere man.
"Herkend?", herhaalde Jen voorzichtig.
"Ik heb je eens een avondje zien optreden met die jongen van Ravenklauw. Het was niet slecht hoor. Ik had met een aantal andere tovenaars afgesproken om de vernieuwde kenmerken van het speciale getal 22 in verband met de geboortegetallen te bespreken, maar er is niet veel meer van in huis gekomen nadat Merlo een discussie met me zocht over de verbintenissen die er bestaan tussen oneven lotsgetallen en naamgetallen die ook priemgetallen zijn."
Jen gaapte de professor niet-begrijpend aan.
"Professor Vector. Hij geeft Voorspellend rekenen.", lichtte Minerva haar snel in.
"Aah…", reageerde Jen nogal laat. "Klinkt… Moeilijk."
Professor Vector lachte uitbundig, iets wat hem niet ontsierde.
"Ja, ja! Daar heb je gelijk bij! Voor de leek, natuurlijk, voor de leek! Het is eigenlijk niet zo moeilijk zodra je de basis onder de knie hebt."
Een vrouw die niet veel ouder was dan Minerva stapte naar voren.
"Poppy Plijster.", zei ze terwijl ze Jen een hand gaf. "Zeg maar Poppy. Ik ben de schoolverpleegster."
"Ow.", zei Jen, niet goed wat ze daar op moest zeggen. "Veel werk?"
"Zwijg me ervan!", zei de vrouw terwijl ze haar handen in de lucht gooide. "Ik heb daarnet nog de ogen van een jongen terug in zijn oogkassen moeten steken. Ze hingen nog wel vast aan de oogdraadjes hoor… Maar echt vreselijk, die spreuken die de kinderen tegenwoordig kennen."
Jen slikte en staarde Poppy met reusachtige ogen aan. Dergelijke leerlingen wou ze niet tegenkomen in de gangen.
"Het was nog een geluk dat hij niet per ongeluk op zijn ogen is gaan staan! Of iemand anders… Dat zou echt vies zijn geweest."
Jen slikte en probeerde zich voor te stellen hoe die jongen had uitgezien… Twee vieze lelijke gapen in zijn oogkassen waar bloederige draadjes uithingen tot op de grond, waar hij twee kleine bolletjes met zich mee zou slepen terwijl hij op de tast naar de ziekenzaal liep. Eventjes grinnikte Jen bij de gedachte.
"Klinkt me niet echt smakelijk.", gaf Jen toe.
"Nou, laten we zeggen dat je een sterke maag moet hebben. Wat ik de laatste jaren wel niet gezien heb! Professor Anderling hier zorgt ook niet bepaald voor een afname in patiënten… Vooral in het zevende jaar gaat het vaak mis."
Professor Anderling werd lichtjes rood.
"Voor zover ik heb gehoord was jij ook nooit perfect in gedaantverwisselingen. Zeg me nou niet dat jij nooit iemand hebt gemixt in jouw laatste jaar!"
Jen durfde niet eens vragen wat Minerva daarmee bedoelde.
Professor Anderling stelde Jen aan de andere aanwezige leerkrachten voor en daarna gingen ze aan tafel zitten terwijl ook de leerlingen de zaal binnenstroomden. Jen vond het fantastisch om ze te zien. Alle leerlingen droegen een zwart gewaad over hun uniform en ze hadden het logo van hun afdeling op dat gewaad genaaid staan. Jen merkte dat ze per afdeling aan een tafel gingen zitten. Enkele leerlingen keken wel naar de tafel van de leerkrachten, maar er ging niet veel aandacht naar Jen. Er kwamen zeker wel vaker gasten langs.
Enkele minuten later arriveerden ook Perkamentus en Sneep. Albus zette zich in de grootste stoel van allemaal neer, naast Minerva, en Severus zette zich aan de andere zijde van Albus.
"Dag Jen.", groette het schoolhoofd. "Goed geslapen?"
Jen werd lichtjes rood.
"Nogmaals sorry dat ik me heb verslapen…", begon ze snel maar Perkamentus stak zijn hand in de lucht als teken dat Jen moest zwijgen.
"Een goede nachtrust kan wonderen doen. En je had doodmoe geen goede indruk kunnen achterlaten bij de rest van de staf.", knipoogde Albus.
Jen glimlachte blozend.
De zaal was bijna vol en plots verschenen er als uit het niets schotels met eten op de tafels. Er was een ruime keuze aan groenten, vlees en aardappeltjes. Voor het eerst viel het Jen op hoeveel honger ze wel niet had. Iedereen nam wat eten af en Jen behielp zich ook. Het eten smaakte gewoonweg verrukkelijk.
"Eet nog iemand dat koteletje op?", vroeg Jen een halfuur later.
"Ga je gang.", zei Minerva, die al twintig minuten geleden klaar was met eten, net als de rest van de leerkrachten.
Jen at ook het laatste stukje vlees wat nog op de schotels lag op en moest toegeven dat ze nu eigenlijk best wel genoeg eten had gehad. Perkamentus had haar de hele maaltijd met die vreemde fonkeling in zijn ogen aangekeken.
"Wat een gezonde eetlust toch.", zei Perkamentus.
"Vreetlust, bedoel je.", corrigeerde Severus hem zo stil dat enkel Albus het kon horen.
"Ah daar is Hagrid.", zei Perkamentus snel terwijl hij Sneep negeerde. "Hij zal je wel die nieuwe gebrande houtstaafjes uit Zweinsveld hebben meegebracht, Minerva."
Jen keek op. Hagrid was inderdaad de zaal binnengekomen. Met grote passen kwam hij dichterbij terwijl hij knikte tegen enkele griffoendors die dingen tegen hem zeiden.
"We hebben Hagrid nog niet over je kunnen spreken, Jen.", zei Anderling stil. "Hij was al van deze morgen in Zweinsveld, we hebben hem niet meer te pakken gekregen."
"Ow.", reageerde Jen aarzelend.
"'Middag allemaal.", groette Hagrid iedereen terwijl hij voorbijliep.
Jen kuchtte stilletjes om zijn aandacht te trekken.
Hagrid draaide vliegensvlug zijn hoofd naar Jen en staarde haar met grote ogen aan.
"Jen!", zei hij luid en paniekerend. "Wa doe je hier? Ik zeg je, 'k heb me mond gehouwe! 'k Heb ech niets gezeg! Kweenie hoe ze je hebbe gevonde, maar ik wasset nie!"
De volledige lerarentafel staarde Hagrid met grote ogen aan en Jen zonk knalrood door in haar stoel. Hagrid keek even de andere leerkrachten allemaal aan en keek toen naar Perkamentus, die Hagrid streng aankeek.
"Jij kende juffrouw Lovsky al, Hagrid? En je hebt ons niets gezegd?"
Perkamentus keek Hagrid door zijn brilletje aan en Hagrid werd knalrood en begon te stamelen. Jen merkte dat Hagrid in een nogal benauwde positie was en nam het snel voor hem op.
"Eeuhm, dat kwam door mij… Dat hij niets heeft gezegd, bedoel ik. Ik had Hagrid…", Jen aarzelde.
Alle leerkrachten keken haar nu aan en Jen voelde het warm worden.
"Nou ja, ik had hem gechanteerd.", mompelde ze net verstaanbaar.
Minerva keek haar met open mond aan, Perkamentus leek het niet goed te begrijpen en Severus grijnsde breed. Hagrid was rood tot achter zijn oren en hij greep in zijn zak naar de rose paraplu. Perkamentus volgde met zijn blik Hagrid's hand en een seconde later begreep hij het.
"Dusseuh… 'k Had het wel wille zeggen…", probeerde Hagrid zijn eigen hachje nog te redden.
"Zet je neer Hagrid.", stelde Severus saddistisch grijnzend voor. "Voordat je nog dieper de grond in zakt."
Hagrid slofte verward naar een lege stoel, een drietal plaatsen van Severus.
"Nu ja, gezien Jen's onaangename verhouding met het Ministerie valt zoiets nog wel te vergeven, niet Hagrid?", zei Perkamentus vriendelijk met een knipoog naar Hagrid. "Severus is gisterennacht Jen in het bos tegengekomen. Hij heeft haar meegenomen naar mijn kantoortje aangezien bleek dat Jen niet een volledige dreuzel is."
Hagrid schudde niet-begrijpend met zijn hoofd.
"Jen kan toveren.", legde Albus verder uit. "En totdat het tegendeel bewezen kan worden is ze hier welkom op Zweinstein. Ik heb al een korte brief naar het Ministerie gestuurd en hoop dat die snel behandeld wordt. Tot dan is Jen hier tegen de wensen van het Ministerie in en zijn we genoodzaakt de zelfgebogen wetten na te leven."
Hagrid knikte begrijpend en glimlachte daarna naar Jen, die terug glimlachte.
"Professor Perkamentus, mot Jen dan les volge?"
Minerva keek Albus aan en het schoolhoofd aarzelde even.
"Daar hebben we nog niet zozeer over nagedacht… Wat wil jij, Jen?"
Jen slikte.
"Lessen volgen met elfjarigen?", vroeg ze aarzelend.
Perkamentus keek haar denkend aan.
"Dat zou inderdaad nogal vreemd zijn. Je bent tien jaar ouder dan hun."
"Misschien kan ze op zichzelf leren?", stelde Minerva voor.
"Je kan de basis niet op jezelf leren.", merkte Severus op. "Ze zal de beginselen moeten leren zoals wij het ook geleerd hebben."
"Ja maar ze kan toch niet met de eerstejaars lessen volgen?", zei Minerva gepikeerd.
"Misschien kennen jullie haar privéles geve.", zei Hagrid.
De leerkrachten draaiden zich naar Hagrid, die weer rood werd.
"Tot ze de beginsele ken en in de hogere jaren ken meevolge?", stelde die verdedigend voor.
Perkamentus glimlachte breed.
"Een uitstekend idee. Dan kunnen jullie haar nog steeds begeleiden bij de dingen die ze op zichzelf moet leren. En natuurlijk kan Jen haar eigen lessenpakket samenstellen."
"Maar… Ik weet niet eens welke lessen allemaal gegeven worden!", merkte Jen op.
"Dat komt nog wel.", glimlachte Minerva. "Je komt vanavond maar naar de stafkamer, daar kunnen we het allemaal rustig bespreken."
"Oke.", knikte Jen nerveus. "Oh, er was nog iets…"
"Zeg maar.", zei Perkamentus.
"Ik heb nog wat spullen in het Verboden Bos liggen. Kan ik die zodadelijk gaan halen?"
"Geen probleem.", glimlachte Perkamentus. "Maar Hagrid gaat met je mee. Past dat voor jou Hagrid?"
Hagrid knikte van ja.
"Dat is dan geregeld.", zei Perkamentus enthousiast. "Oh Hagrid, zou je Jen ook een snelle tour van Zweinstein kunnen geven?"
"Een makkie professor Perkamentus. Laat 't maar aan mij over.", grijnsde Hagrid.
"Heb jij haar gezien?"
"Wie? Die jonge meid aan de tafel?"
"Ja, daarnet, in de grote zaal."
"Ja, die! Weet jij wie ze is?"
"Geen enkel idee. Geen leerkracht veronderstel ik."
"Misschien iemand van het ministerie?"
"Het ministerie? Zo jong? Nou ja, kan wel zijn, maar zo zag ze er toch niet uit…"
"En waarover denken wij dat we zijn aan het praten tijdens de les?"
De twee jongens van Zwadderich draaiden zich snel om en keken de strenge toverdrankmeester in de ogen. Hij was plots uit het niets achter hen verschenen. De twee laatstejaars grijnsden allebei, wetende dat professor Sneep niet snel punten van zijn eigen afdeling zou trekken. En ook al was zijn toon streng, zijn ogen keken hen geïnteresseerd aan.
De hoofden van alle leerlingen van Zwadderich en Griffoendor draaiden zich naar de twee jongens en de professor. Velen hadden het gesprek van de twee zwadderaars gevolgd en wouden ook wel weten wie dat meisje was.
"Wel?", vroeg hun professor. "Spreek op."
De twee jongens keken elkaar twijfelend aan, maar ze werden al snel onderbroken door een derde zwadderaar, die nogal vlot sprak.
"We vroegen ons af wie dat meisje was aan de lerarentafel deze middag, professor."
Professor Sneep draaide zich om en keek de jongen in zijn ogen.
"Waarom zou die kennis jou tot nut zijn, Slatero?"
De zevendejaars met de bruine ogen grijnsde zelfzeker.
"Dat moet en zal ik nog ontdekken, professor."
De toverdrankmeester keek zijn jonge leerling een paar seconden aan en glimlachte half.
"Ze heet Jen Lovsky en ze zal voor nog onbepaalde duur hier op Zweinstein verblijven."
"Als wat?", vroeg Slatero.
Severus twijfelde even en zocht naar een gepast antwoord op die vraag. Hij kon Jen geen leerling noemen.
"Als gast.", antwoordde de professor.
Professor Sneep draaide zich snel om, want hij had geroezemoes gehoord bij de griffoendors, die meteen zwegen zodra hun professor hen aankeek.
"En waarover gaat deze conversatie?", vroeg hij streng.
Enkele zwadderaars grijnsden terwijl een blond meisje van griffoendor nerveus slikte.
"We… Haar naam… kwam ons bekend voor."
"A zo…", zei de toverdrankmeester sluw.
"Is ze niet… Nu ja, ik kan me vergissen… Ik dacht gewoon… Misschien…"
"Schiet wat op.", zei Sneep bits tegen het meisje, die hem plots met vlammende ogen terug aankeek.
"We dachten dat Jen Lovsky die dreuzelmeid was die in the Wiz heeft meegedaan en later uit de Drie Bezemstelen was ontsnapt nadat ze het Ministerie hadden opgeroepen om haar geheugen te wissen."
"U weet er meer van dan mij.", zei Severus met een koele blik.
Het meisje keek haar leraar terug aan.
"Wel, moet haar geheugen dan niet worden gewist?"
"Neen.", antwoordde professor Sneep. "Ze is geen dreuzel zoals de krant iedereen deed geloven."
"Oh.", zei het meisje en het leek ook een aantal andere leerlingen duidelijk te worden.
"Er is dus geen reden om het Ministerie erbij te roepen.", zei Sneep spottend. "Daarenboven hangt er geen prijs aan haar hoofd of zo, dus veel winst valt er niet uit te slaan moest je wel het Ministerie erbij halen."
"Maar er hing toch wel een prijs aan haar hoofd?", sputterde het blonde meisje verward tegen.
"En hoe zou jij daar zoveel van weten?", vroeg Sneep uitdagend.
"Ik woon in Zweinsveld.", antwoordde ze kort.
Sneep gromde. Een aantal zwadderaars begonnen al hun ketel op te ruimen. De les was al een minuut gedaan.
"Vergeet jullie opstel over de oude Egyptische marteldrankjes niet tegen volgende week.", zei hij voordat ze het lokaal een minuut later allemaal waren verlaten.
Severus veronderstelde dat wel in meerdere klassen over Jen verteld was geworden, dus kon het geen kwaad dat hij dat ook had gedaan. Met tegenzin haalde hij een zakje met paddenstoelensporen van een rek en verliet hij de vochtige kerkers.
"Ik ga nooit kunnen onthouden waar al die klaslokalen liggen, Hagrid!", zuchtte Jen. "We hebben zeven verdiepingen gezien. Het enige wat ik nog zonder problemen weet terug te vinden zijn de kassen van kruidenkunde, maar dat is dan ook omdat die buiten liggen! Ik ben al vergeten waar de klassen van gedaanteverwisseling liggen!"
"Op 't eerste verdiep.", grijnsde Hagrid. "Dat kom nog wel, maak je d'r geen zorge om."
Jen zuchtte diep terwijl ze terug in de grote hal aankwamen.
"Late we nou die spulle van je halen.", stelde Hagrid voor.
"Oke.", ging Jen akkoord terwijl de gangen drukker werden door leerlingen die zich naar hun volgende les begaven. "Maar je hoeft niet mee te gaan hoor. Je weet dat ik voor mezelf kan zorgen, ook in het verboden bos."
"Ik mot wel.", zei Hagrid streng. "Kheb 't professor Perkamentus beloof."
"Nee, echt niet Hagrid, ik kan het ook alleen aan. Zeker dat je niet iets anders te doen hebt of zo?"
"Probeer je me af te schudde Jen? Tzal je nie lukke.", grijnsde Hagrid.
Jen probeerde een oprechte glimlach te forceren, maar ze was veel liever alleen gegaan, zodat ze Silver en Liesl had kunnen spreken.
Hagrid en Jen verlieten de grote hal en liepen buiten de trappen af naar het grote grasveld tussen Zweinstein en het Verboden Bos. Plots zagen ze Silver tussen de bomen van het Verboden Bos schieten en haastte hij zich naar Jen toe.
"Silver!", zei Jen blij terwijl Silver voor haar stopte.
Jen aaide hem over zijn manen en Silver hinnikte tevreden.
"Hey mot je zien, daar is professor Sneep.", zei Hagrid plots.
Jen draaide zich om en zag professor Sneep ook naar buiten komen.
"Hey professor Sneep. Waar mot je heen?", vroeg Hagrid.
"Hopelijk niet naar dezelfde plek als jullie.", antwoordde hij onenthousiast terwijl hij de trappen afliep.
Jen grinnikte en Hagrid leek Severus' antwoord niet echt te begrijpen.
Silver blies woedend door zijn neus en stapte onrustig met zijn hoeven.
"Kdenk niet dattie je erg mot hebben.", zei Hagrid tegen Severus.
"Het gevoel is wederzijds.", gromde Severus.
"Hij zal zich wel gedragen.", zei Jen streng tegen Silver, die Jen met zielige ogen terug aankeek.
Jen sprong op Silver's rug en aaide Silver nogmaals.
"Ik ga alvast voorop.", grijnsde ze.
"Voorop?", herhaalde Hagrid geschrokken. "Nee, Jen, je mot op ons wachte!"
"En wie gaat me tegenhouden?", knipoogde ze ondeugend.
Hagrid keek haar boos aan maar plots schoot Silver er al vandoor. Hagrid en Severus keken haar verrast aan.
"Tot zodadelijk!", riep Jen terwijl ze op Silvers rug wegreed.
"Stop haar!", zei Hagrid meteen tegen Severus, die zijn toverstaf erbij had genomen.
"Nee.", zei Severus denkend.
"Wat nee?", herhaalde Hagrid.
"Ben je gek? Wat als ik die eenhoorn raak?", zei de toverdrankmeester gepikeerd. "Nooit gehoord dat je een eenhoorn geen pijn mag doen?"
"Nou, wat motten we dan doen?", vroeg Hagrid wanhopig.
"Rennen?", stelde Severus tegen zijn zin in voor.
Hagrid en Severus keken elkaar zuchtend en onenthousiast aan, maar omdat ze allebei wisten dat er niet veel anders opzat, spurtten ze Jen en Silver achterna.
Silver schoot als een pijl tussen de bomen door en in geen tijd waren ze bij Jen's hut. Jen sprong meteen van Silver af en klom het touwladder op naar haar hut.
"Waar is Liesl, Silver?", vroeg Jen toen ze zag dat het ook in de hut verlaten was.
Ze had het amper gevraagd of een zilver licht schoot tussen de bomen naar de hut heen, waar Jen zich bevond.
"JEN!", riep Liesl luid. "Oh Jen! Ik vreesde al dat je uitgeleverd was aan het Ministerie toen je verdwenen was!"
Jen glimlachte terwijl Liesl zenuwachtig voor haar op en neer flitste.
"Nee hoor! Maar ik kan je nu niet alles uitleggen.", zei Jen op een stillere toon. "Die man waarvoor je me waarschuwde was een professor aan Zweinstein. Maar voordat hij de kans had me uit te leveren aan het Ministerie kwamen er een heleboel spinnen uit het niets en zijn we op de vlucht moeten slaan! Toen ik de man zijn toverstaf gebruikte, zag hij dat ik geen dreuzel was en even later kwamen Silver en de andere eenhoorns ons redden. In ieder geval, hij heeft me toen meegenomen naar Perkamentus en ik mag op Zweinstein blijven!"
"Op Zweinstein?", vroeg Liesl ademloos. "Wow! Maar, wat doe je nu hier?"
"Mijn spullen halen. Maar ik had nog een metgezel die ik heb kunnen afschudden. Ze zullen ieder moment hier zijn."
"Ze?", herhaalde Liesl.
"Die man van gisteren, Severus Sneep, en Hagrid."
"Ken je Hagrid?", vroeg Liesl verrast.
"Ken jij Hagrid?", vroeg Jen nog verraster.
"Niet persoonlijk.", zei Liesl. "Maar mijn moeder kent hem wel. Hij is geen vreemde hier in het Verboden Bos. Hij is een van de enige mensen die hier ooit komt zelfs!"
Liesl en Jen hoorden beiden takken kraken en Jen keek vanop het balkon van haar hut tussen de bomen in.
"Ze komen eraan.", fluisterde Jen. "Ik heb een kamer op de tweede verdieping. Ik zal in een uurtje het raam openen, oke? Dan kunnen we bijpraten."
"Oke.", fluisterde Liesl
en ze schoot meteen terug de bomen in.
"Jen!", riep Hagrid
luid en Jen draaide met haar ogen.
"Kan het iets stiller Hagrid?", vroeg Jen terwijl ze van boven naar Hagrid
keek.
Hagrid liet zijn handen op zijn knieën zakken en
hijgde van het rennen. Severus keek Jen woedend aan.
"Als je ons nog eens zoiets lapt vervloek ik je!",
gromde hij.
"Oeh wat ben ik
bang.", zei Jen spottend. "Overdag is het niet eens erg gevaarlijk
hier in het verboden bos. En Silver was bij me."
Severus keek naar Silver,
die zelf Severus nauwlettend in het oog hield. Severus keek de zilveren eenhoorn vuil aan en liep toen
naar hetgeen er over was gebleven van de
paddestoelentuin. De spinnen hadden niets heelgelaten
met hun grote poten. Met toverspreuken zorgde de jonge professor ervoor dat de
vernielde paddestoelen onder de grond bedolven werden.
Hagrid klom ondertussen ook aan het
touwladder omhoog.
"Hulp nodig?", vroeg hij aan Jen.
"Niet meteen.", antwoordde Jen. "Zoveel moet ik niet
meenemen."
Hagrid kwam het kleine hutje binnen en keek even
verbaasd rond.
"Hebbie hier al die maande gewoond?", vroeg hij stil.
"Jup.", knikte Jen terwijl ze al haar
kleine spulletjes, dus een paar kleren, een viertal boeken en een paar
uitvindingen van Fedor, op een laken legde.
Hagrid staarde naar de doek en wist niet wat te
zeggen.
"Ik ben klaar.", zei Jen nadat ze het laken bij de punten had
samengebonden en opgeraapt.
"Oh... Oke.", antwoordde Hagrid een beetje afwezig.
Jen klom terug naar beneden en keek naar professor Sneep, die zorgvuldig de
paddestoelsporen in de grond stak.
"Kan ik helpen?", vroeg Jen.
"Nee.", antwoordde Severus kort.
Hagrid sprong van het
touwladder naast Jen.
"We kenne terugkeren.", zei Hagrid.
"Nee.", reageerde Jen kort en ze liep naar Severus.
Zonder iets te zeggen raapte Jen het zakje paddestoelsporen dat naast de
professor lag op en nam ze een handvol sporen in haar hand. Severus
stopte meteen en keek haar geënerveerd aan.
"Ga met Hagrid mee.", zei hij boos.
"Neen. Ik wil helpen.", verdedigde Jen zichzelf.
"Ik heb je hulp niet nodig."
"Ik ben het je verschuldigd aangezien het mijn fout is dat de oude
paddestoelen vernield zijn."
Severus keek haar boos aan.
"Ik doe het liever alleen.", zei hij.
"Ik ben ook geen team player maar als ik dan
toch een schuld moet verlossen doe ik het liever nu meteen in plaats van het
nog maanden uit te stellen."
"Wel, beschouw het als een schuld verlossen als je nu met Hagrid mee terug zou keren.", probeerde Severus een laatste keer.
"Nee.", zei Jen kort. "Beschouw dit anders als mijn eerste
les."
"In godsnaam! Je moet gewoon wat sporen in de grond steken! Dat noem ik
geen les."
"Klinkt makkelijk genoeg voor een dreuzel zoals mezelf. Ik doe het."
Jen begon de sporen in de grond te steken zonder Severus
nog een keer aan te kijken. Hagrid keek hen beiden
aan en hij was ervan overtuigd dat Severus haar
probeerde neer te bliksemen met zijn blik alleen, wat niet lukte omdat zij
bewust geen oogcontact zocht. Hij grinnikte in zichzelf en wachtte tot ze
beiden klaar waren om terug naar Zweinstein te keren.
Jen waste haar handen terwijl Liesl rondvloog
in het kleine badkamertje.
"Oh wow!", bleef Liesl
maar herhalen terwijl ze alles bestudeerde.
"Ben je dan nog nooit een gebouw ingeweest?"
"Nee, nog nooit!", antwoordde Liesl. "Dit is fantastisch! Wow!"
Liesl probeerde de dop van een fles badschuim te
trekken, wat niet vanzelfsprekend was aangezien haar hoofd even groot was als
de dop. Met een plofje trok ze er de dop vanaf en rook ze eraan.
"Hmmm... Wat ruikt dat heerlijk zeg!"
Jen grijnsde.
"Je mag hem meenemen hoor.", glimlachte Jen.
"Ik krijg hem niet opgetild.", reageerde Liesl
sip.
Jen lachte luid.
"Dan zal ik hem je eens komen brengen. Weet jij hoe laat het is?", vroeg Jen.
"Ik kan geen klok lezen.", zie Liesl.
"Dat is iets voor dreuzels en tovenaars."
Jen liep het badkamertje uit en keek naar de grote staanklok
die bij de haard stond.
"Ik denk dat ik moet gaan Liesl. De leraren
verwachten mij. Ik moet een lessenpakket of zo samenstellen..."
"Oeh! Je moet Fabeldieren nemen! Dat is
leuk!", stelde Liesl
enthousiast voor.
"Fabeldieren?", herhaalde Jen. "Oke, mij goed. Dat zal ik doen."
"Nou ja, laat je me even uit? Ik krijg dat venster ook niet open.",
zei Liesl weer sip.
"Dat verklaart waarom jullie niet in Zweinstein
wonen maar wel in het Verboden bos.", grijnsde Jen. "Jullie zouden
gewoon de deuren niet openkrijgen."
Liesl glimlachte flauwtjes terwijl Jen het venster
opendeed.
"Laat je nog iets van je horen?", vroeg Liesl.
"Zeker.", antwoordde Jen.
"Nu ja, als je dat niet zou doen, ik weet waar je woont.", knipoogde Liesl.
Jen wuifde Liesl na terwijl ze het zilveren licht
richting het Verboden Bos zag schieten.
Jen sloot het venster weer en verliet even later haar kamer, om de lerarenkamer
te bezoeken.
