Disclaimer: Als ik JK Rowling was, dan zou mijn engels een stuk beter zijn… Hiermee lever ik dus het bewijs dat niks van mij is. :-p
Voor Altijd
(3)
"Crucio."
Opnieuw dat woord, opnieuw die pijn!
Een uur geleden was alles nog in orde. Ik zat naast mijn vrouw voor de open haard, en keek naar de TV. Er was een thriller bezig, en onze twee kinderen, Ellen en Bert, mochten daarom voor een keer eens langer opblijven. Ik kan me de naam niet meer herinneren van de film, maar het ging over een jongen die een visioen kreeg van zijn eigen dood. Hij leerde dat de dood je tekens geeft voordat hij je komt halen, en dat iemand die de tekens begrijpt de dood zelf kan beetnemen. Ik vraag me af of er vandaag ook tekens waren, die mij hadden moeten waarschuwen.
Want ik weet zeker dat ik vandaag zal sterven.
De film was net gedaan en we wilden naar bed – de kinderen moeten morgen naar school – toen mijn vrouw, Helena, me riep. Ze stond voor het raam en wees naar buiten, naar de bossen waar we zo dichtbij wonen.
"Ronny, zie jij dat ook?"
Ik ging bij haar staan en keek naar buiten. Tussen de bomen danste licht. Zaklampen? Een kampvuur? Het begin van een bosbrand?
"Wat denk je dat het is, lieve?" vroeg Helena met een bezorgde frons.
Ik schudde mijn hoofd. "Ik heb geen idee. Maar het deugt niet."
Een paar snelle stappen brachten me naar de kapstok. Ik nam mijn jas en een zaklamp. Voor de zekerheid klemde ik een knuppel in mijn hand. (We zijn al drie keer door inbrekers verrast en om een vierde keer te voorkomen liggen er twee knuppels in het huis, één op hoogste keukenkast en één onder ons bed.)
"Ik ga kijken wat er aan de hand is."
Helena keek me afkeurend aan. "Ben je daarzeker van, Ronny? Stel dat –"
"Stel dat het en bosbrand is, die weer één van die kwajongens aangestoken heeft," onderbrak ik haar onmiddellijk. "Dat wil ik niet riskeren."
Haar blik werd nog ongeruster en ik haastte me met: "Het zal wel niets zijn, Helena. Waarschijnlijk zijn het gewoon kampeerders die het leuk vinden om met zaklampen te spelen."
"Het ziet er niet uit als een zaklamp," mompelde ze, maar gaf mij toen een kus. "Wees voorzichtig."
"Altijd."
"Crucio."
De PIJN!
Ik liep naar het licht toe. Hoe dichter ik kwam, hoe zekerder ik was dat het niet om zaklampen ging.
Plotseling doemden donkere gedaanten op uit het woud, met staafjes hout in hun handen. Het waren mensen – of, dat hoopte ik toch, met al die akelige verhalen over bosdemonen – in zwarte kapmantels, allemaal met een wit masker op.
Ik schrok en mijn zaklamp viel op het gras.
"Paralitis." Uit de staafjes hout schoten rode stralen, en meteen voelde ik dat ik mij niet meer kon bewegen. Wat gebeurde er?
De toppen van die staafjes hout begonnen te gloeien en verspreidden een zacht licht. Dus daar was ik op af gekomen!
De cirkel mensen spleet open en iemand stapte naar me toe. Wel, 'iemand'… 'Iets' is een betere omschrijving. Het wezen leek op een kruising tussen een slang en een mens met rode ogen, en ik had acuut medelijden. Totdat het sprak.
"Een Dreuzel." Een onmenselijk hoge, kille stem, druipend van walging. "Vleeschouwer, hij is voor jou. Zorg dat hij sterft voordat hij kan vertellen wat hij heeft gezien."
Het liep langs mij door en de mensen volgden hem. Een van hen bleef bij mij. Was dat die Vleeschouwer? Waarschijnlijk.
Het witte masker keek uitdrukkingsloos op mij neer.
"Crucio."
Onmenselijke pijn vloeit door mij heen, doet mijn zenuwuiteinden branden. Wat voor monsters zijn dit?! God, de pijn…
Het blijft doorgaan. Tijd wordt onbelangrijk, niet meer dan de tellen tussen de keren dat hij dat ene woord uitspreekt. Hij geniet van mijn lijden.
"Crucio."
Dit kan niemand toch verdienen? Oh God, alstublieft, laat het ophouden…
De lucht wordt al lichter en God verhoort eindelijk mijn gebed.
"Avada Kedavra."
Vaarwel, Helena. Vaarwel, Bert en Ellen. Vaarwel.
Alles wordt zwart.
