The Bright Crystal

Chapter 1

Ver weg in de woestijnen van het mooie, Oude Egypte, de eerste echte beschaving in de wereld leefde eens een Farao met de naam Yami. In zijn tijd, waren er geesten met magische krachten, die beheerst konden worden door grote tovenaars. De geesten kwamen alleen in de buurt van de heilige tempels, die enkel door priesters en de koninklijke familie konden worden betreden.

Yami was al een hele tijd alleen, zijn vader vond dat hij maar eens een vrouw moest gaan zoeken. Het was voor hem niet erg gemakkelijk. Hij was namelijk erg kieskeurig. Hij kende genoeg mooie en rijke vrouwen, maar hij wilden niet één van hen hebben. Hij was eerlijk en trouw, en zou alleen trouwen uit liefde. Anders als de rest van zijn familie, soms twijfelde zijn moeder eraan of hij wel een goede Farao was. Maar hij vervulde zijn plicht, en dat was het belangrijkst, hoewel.. Als de Farao dood ging, moest er wel iemand zijn die hem op kon volgen... Zijn vader bleef maar zeggen: 'Trouw gewoon met een mooie rijke vrouw, of je zult altijd alleen blijven, en dan is er geen troonopvolger!' Yami negeerde zijn vaders advies. Hij had een hart gekregen, liefde was deel van de emoties die hij bezat. Hij moest het alleen nog maar uiten, maar aan wie? Hij had veel contact met vrouwen, maar hij voelde voor geen een van hen iets bijzonders. Hij zat hem teveel aan het hoofd, en hij liep naar de stad.

In de stad waar hij woonde, Cairo zogezegd, leefden de armen boeren, onder wie veel kinderen. Ze smeekten om extra geld, of iets wat ze konden gebruiken. De Farao was gul, en deelden zijn schatten met het volk. Daarom was hij erg geliefd, bij arm en bij rijk. Ook, had hij de hoeveelheden oogst die de boeren aan de koninklijke familie moest afstaan verkleind, zodat het volk meer eten had. Hij gaf de langskomende kinderen ieder drie goudstukken, en liep verder. Hij had ook slaven die voor hem werkten, maar hij behandelde ze als gewone mensen en gaf hen eten en rust. Sommige mensen dachten dat hij gek was, maar ze kwamen niet in opstand. Hij was tenslotte de Farao.

Uiteindelijk arriveerde hij bij de prachtige rivier die door Egypte stroomd, en hen voorziet van alles wat ze maar nodig hebben. De Nijl. Ze was het belangrijkste in het Egyptische leven, er was verder geen waterbron, daarom grensden alle steden, waaronder Cairo aan deze rivier. De Farao zag een man op de grond liggen, kreunend van de pijn, en biddend om hulp van de geesten. Hij had zijn been gebroken. Hij knielde naast de man neer en stelde hem gerust, twee van zijn bewakers kwamen aan met een soort van brancard, het was een doek, gebonden aan twee stokken, waarin ze mensen makkelijker konden vervoeren, en werd eigenlijk meestal gebruikt voor lijken van mensen die storven aan hongersnood of ziekten. 'Ik kan mijn been niet bewegen.' riep de man hulpeloos naar de Farao. 'Oh, Grote Heer, verdien ik het om te sterven? Zal de heilige geest van Osiris mij, naar het Hiernamaals brengen?' De Farao schudde zijn hoofd. De bewakers tilden de man op de brancard, en voerde hem weg om hem te genezen. In die tijd liep Yami naar de rivier. Hij keek in het water. Eerst zag hij zijn eigen spiegelbeeld, toen zag hij het gezicht van zijn heilige beschermgeest in het water; de Dark Magician. Yami zuchtte. 'Wat zit u dwars Heer?' vroeg de geest. 'Ik weet het niet magische geest, ik kan niet verliefd worden. De armen kunnen dat wel, zij trouwen allen uit liefde, waarom kunnen de rijken dat niet?' vroeg hij. 'De meesten rijken bekommeren zich alleen om de schoonheid van een vrouw, en de schatten die zij bezit. Maar, zelfs de rijken bezitten de mysterieuze emotie, die liefde word genoemt. Spoedig zal er liefde voor u zijn Heer, wacht gewoon af.' zei ze geest, en hij verdween.

De Farao had nieuwe moed gekregen, en liep door Cairo om te zoeken. Hij kon nergens iets vinden. Niet in de straten, niet in de huizen, de velden, de rivier. Nergens. Hij gaf toen de moed maar weer op, en besloot weer naar huis te gaan. Zijn vader, Ranec, had een paar gasten uitgenodigd. Een man genaamd Atoa, zijn vrouw Ilia, en zijn dochter Maroia. Ze stelden zich alledrie voor aan de Farao en genoten verder van het diner. Ranec fluisterde tegen zijn zoon: 'Kijk, dat is nou een mooie vrouw! Ze is mooi, intelligent en ontzettend rijk. Ze mag dan 21 zijn, en jij 17, maar wat maakt dat uit. Ze is perfect voor je!' Hij wees op Maroia. De Farao twijfelde, hij voelde niks voor de vrouw, en al helemaal geen liefde. Maar... Hoe voelde liefde? Prettig? Akelig? Verdrietig? Misschien was het helemaal niet zo iets goeds als hij dacht, misschien dat dat de reden was waarom zijn vader en grootvader niet verliefd werden, maar gewoon een vrouw uitzochten. Maar, wat liefde ook was, hij voelde het zeker niet voor deze vrouw.

De volgende morgen werd de stad aangevallen. Sommige magische geesten waren vertoornd omdat mensen ze probeerden te overheersen, daarom besloten zij het volk te straffen. De heilige tovenaars konden de geesten niet stoppen, ze hadden te weinig kracht. Veel mensen schreeuwden om hulp en beden naar de Farao. Yami zag het verschrikkelijke conflict tussen zijn volk en de heilige geesten. Samen met zijn beschermgeest, de Dark Magician, ging hij op weg om het volk te hulp te schieten. De geesten waren niet sterk genoeg, en lager in rang als de Dark Magician, en dropen af. Het volk was de Farao dankbaar, en schonken hem van alles. Ze bleven hem aanbeden als een god, en hij had moeite om weer terug naar huis te kunnen. Maroia was zo onder de indruk van de macht en de aanzien van de Farao, dat ze verliefd op hem werd. De volgende dag dat ze hem tegenkwam, vroeg ze hem ten huwelijk. De Farao voelde nog steeds niets voor haar, maar hij dacht: Misschien komt liefde wel ná het huwelijk... Misschien moet je wel eerst trouwen voordat je verliefd kunt worden!

Production of the MGco. © Please don't copy, thank you.