"Ik weet niet wat er mis met haar is, ze lijkt mij noch Bernard te zien. Voorheen zijden we haar naam en dan begon ze te glimlachen en lachen, soms klapte ze in haar handen, maar nu, niets," vertelde een vrouw Dr. Brown bezorgd. De dokter keek naar een kleine baby van tien maanden met haar dat alle kanten uit stak die op zijn onderzoekstafel zat. De baby was gekleed in een roze pakje, met een bijpassende roze strik op haar hoofd. De moeder, absoluut geen jonge vrouw, zag eruit alsof de hele week nog niet geslapen had en hield de zakdoek in haar hand stevig vast. Dr. Brown deed een aantal simpele tests met de baby. Ogen, neus, mond, reflexen. Het kleine meisje deed ze allemaal perfect, met een licht geamuseerde blik op haar gezicht nog wel.
"Wanneer was ze voor het laatst ziek?" vroeg hij aan de moeder. Ze moest even nadenken.
"Ongeveer twee maanden geleden! Weet u, toen is dit allemaal begonnen!" antwoordde de vrouw alsof dat het antwoord op alles was.
"Wat had ze toen?"
"Ze had een ongeloofelijk hoge koorts. De schuld van mijn man, hij had haar te lang buiten gelaten," vertelde de moeder hem. Dr. Brown krabde aan de baard op zijn kin die af en toe nog jeukte, maar nu krabte hij nadenkend. Hij controleerde de oren van de baby nog een keer, nu op zoek naar iets.
"Aha, daar zijn we dan," zei hij terwijl hij rechtop ging staan en de moeder aankeek. "Ik denk dat ze niet op u reageert omdat ze door de koorts doof is geworden."
"Wat? Dat is onmogelijk!" riep de moeder geschrokken en ze duwde de zakdoek tegen haar gezicht.
"Ik ben bang van niet. Het is bekend dat koorts doofheid kan veroorzaken bij kleine kinderen. Luister, ik zal u de naam geven van een specialist op dit gebied. Als blijkt dat ze doof is zal hij haar kunnen helpen en u vertellen wat u moet doen," zei Dr. Brown terwijl hij een naam en adres op een stukje papier schreef en gaf dat aan de verontruste ouder. Ze pakte het aan maar ze leek nog steeds bijna in huilen uit te barsten.
"Mijn baby! Doof?" veel anders kwam niet meer uit haar.
"Doofheid hoeft geen handicap te zijn, Mevr. Melendez. Helen Keller was doof en blind en een van de beter bekende vrouwelijke auteurs. Er is geen reden dat Pamela anders zal zijn," verzekerde Dr. Brown haar met een glimlach. De moeder glimlachte zwakjes en pakte haar dochter op en legde haar in haar armen. Ze bedankte hem en verliet de kamer. Dr. Brown zuchtte en zakte neer op zijn stoel.

"Oké, wie hier kent het sprookje van Hans en Grietje?" vroeg de leraar aan de klas en als antwoord schoten alle handen omhoog. Alle handen, op een na. Delia Brown zat achter in de hoek van het klaslokaal met een pet op dezelfde knorrige blik die ze altijd leek te hebben op school. Ze kende het verhaal; ze was er gewoon niet zo enthousiast over. Eigenlijk waren er delen van het verhaal waar ze nachtmerries over had. Vooral de ovenscenes jaagden haar schrik aan.
"Oké dan, ik moet jullie iets heel speciaals vertellen! Dit jaar zal onze klas een toneelstuk spelen over Hans en Grietje!" vertelde de leraar hen. De klas brak uit in een mix van vreugdekreten en gefluisterde commentaren tegen elkaar over de rollen en het verhaal. Delia zuchtte en legde haar hoofd op haar gevouwen armen op haar bureau.

Jig liep door de gang en wreef haar handen met handschoenen tegen elkaar aan. Het was te koud. Er had zelfs sneeuw gelegen in de voortuin vanmorgen. Nooit eerder had ze sneeuwe gezien. Ze had amper ooit een koel briesje gevoeld, laat staan sneeuw. Everwood was grootendeels haar voorstelling van de hel, alleen dan kouder. In LA droeg ze gewoon een shirtje naar school of iets dergelijks, nu droeg ze drie coltruien, waarvan eentje heel erg prikte.
"Hé, jij ben toch Juliet Green," vroeg een meisje dat langs haar kwam lopen. Het meisje had een licht getinte huid en had roodachtig, krullend haar. Haar lippen hadden dezelfde kleur als haar haar en haar perfecte tanden glommen als ze lachte. Het had een mooie glimlach kunnen zijn, maar het was zo'n glimlach waarbij je wist dat er wat van je verwacht werd, als bij een politicus.
"Jig, ze noemen me Jig."
"Oh. Hoi Jig dan, ik ben Desdemona Quincampoix. Of Desi," zei ze en ze stak haar hand uit. Jig schudde die snel en ging toen weer verder met haar handen tegen elkaar wrijven om ze warm te krijgen.
"Interessante naam," zei Jig en Desi lachte en knikte.
"Nou, mij vader is een zwarte Fransman en mijn moeder is een blanke Everwoodse," zei ze met een glimlach. Jig knikte.
"Shakespearachtige naam, ik weet hoe dat voelt," zei Jig. Desi lachte.
"Ja dus natuurlijk proberen we ze te ontvluchten door bijnamen te verzinnen. Ik ben een zanger van een Latin band."
"Ik ben een muziek tempo," zei Jig met een glimlach, toen besefte ze opeens iets, "wat wil je?"
"Jij ben toch een vriend van Ephram Brown?" vroeg Desie haar opeens en serieus op een rare manier. Jig schrok er een beetje van.
"Als je het zo wilt noemen..."
"Fantastisch! Dus hoe is hij?" vroeg Desi haar en Jig lachte van verrassing.
"Waarom wil je dat weten?"
"Ik zit bij de schoolkrant, ik schrijf een artikel over hem."
"Ik denk dat je dat moet zeggen voor je begint met vragen stellen."
"Sorry. Dus over hem... Wat is dat rare beest dat op al zijn shirts staat?"
"Het is een varken, of, een man die rekent op... Ik denk niet dat Ephram het goed zou vinden als ik over hem praat zonder dat hij het weet," vertelde Jig haar.
"Oh kom op! Ephram Brown is het mysterie van de school! Hij is rijk! Hij is stil! Hij moet wel een genie zijn met zo'n vader! Zijn beroemde vader! En bovendien ziet hij er heel goed uit! Perfect voor een artikel! Dus kom op, vertel me over hem, dingen die niemand weet!" smeekte Desi haar. Jig zuchtte van ergernis.
"Oké, dingen die niemand weet?" vroeg Jig voor de zekerheid. Desi knikte opgewonden.
"Ja, kom op."
"Oké, iets dat niemand weet over Ephram Brown. Nou, Ephram haat absoluut, zeker weten en tot in den treure...journalisten," zei Jig bijna fluisterend. Desi fronste en Jig liep weg.

"Je ziet er verschrikkelijk uit," zei Ephram terwijl hij aan de tafel ging zitten waar Jig over heen hing. Ze keek op en keek hem dreigend aan. De uitdrukking verraste hem een beetje.
"Er zijn een paar dingen gebeurd sinds we elkaar voor het laatst gezien hebben..." informeerde ze hem. Een zin als die voorspelde nooit goed nieuws, zeker als hij op zo'n toon werd uitgesproken.
"Wat voor dingen?" vroeg hij haar een beetje voorzichtig. "Weet je wie Desi Quincampoix is?" vroeg ze hem. Hij knikte. Het was bijna onmogelijk om zo'n naam te vergeten.
"Hoofd van de schoolkrant, of niet?"
"Ik weet niet of ze het hoofd is, maar ze zit er zeker bij." "Wat is er met haar?" "Ze vroeg me van alles in de gang vandaag."
"Wat voor dingen?" herhaalde Ephram. "Dingen over jou." "Mij? Waarom zou ze jou over mij vragen?" vroeg Ephram terwijl hij bijna in lachen uitbarstte bij de gedachte eraan.
"Ze schrijft een artikel over jou," ze zei en hij verstijfde van verbazing. Nadat hij zichzelf weer bijeengeraapt had ondervroeg hij haar over haar eerlijkheid.
"Eerlijk, ze is er echt mee bezig," antwoordde Jig die absoluut niet beledigd was door de beschuldiging te liegen.
"Waarom?" vroeg Ephram die haar niet geloofde. Hij had liever dat niemand hem kende behalve de mensen die hij aardig vond. Hij haatte het als mensen een heleboel over hem wisten als ze het eigenlijk helemaal niet hoefden te weten. Daarom werd hij altijd zenuwachtig van Wendell. Jig had tenminste recht om dingen over hem te weten, als je bedacht dat ze bij de verpleegster van zijn vader woonde.
"Ze noemde je 'Ephram Brown het mysterie van de school.' Ze zei ook dat je er goed uitzag." "Een 'mysterie?' Dat is belachelijk. Dit is de middelbare school, iedereen is een mysterie!" "Nou, jij bent gekozen tot de 'meest mysterieuze' Ephram, gefeliciteerd."
"Dit zuigt. Wat heb je haar verteld?" vroeg Ephram op een manier die duidelijk maakte dat ze haar maar beter niks verteld kon hebben. "Ik heb haar gezegd dat je een hekel hebt aan journalisten," zei Jig. Ephram knikte goedkeurend.
"Goed, goed. Als ze je weer iets vraagt over mij doe dan, nou, ik weet niet, iets," instrueerde Ephram haar nog steeds in verwarde staat. Waarom iemand iets over hem zou willen schrijven, laat staan lezen, was een compleet mysterie voor hem.
"Iets, begrepen. Oh hé, nu we toch over mensen die over jou praten hebben," begon Jig die onmiddelijk Ephram's aandacht had, "wie is Wendell in hemelsnaam?" "Wendell? Waarom vraag je naar hem?" vroeg Ephram, weer compleet verrast maar een beetje opgelucht deze keer.
"Hij belt iedere dag naar mijn huis sinds ik met je praat," zei Jig duidelijk erdoor geïrriteerd. Ephram trok van verbazing een wenkbrauw op.
"Wat zegt hij dan?" vroeg hij haar. "'Ik kan je helpen je doel te verwezelijken.' Dat is het! Dat is alles wat hij zegt!" zei Jig terwijl ze kort haar handen omhoog deed.
"Doel? Welk doel?" "Jij en Amy denk ik. Dat is het enige doel dat ik nu voor ogen heb. Behalve sparen voor die Ayashi no Ceres DVD," vertelde Jig hem. Ephram zuchtte en begon zijn hoofd tegen de tafel te bonken. Na een tijdje stopte hij en keek op naar Jig. Ze keek naar hem, ze wist zeker dat hij een goede reden had om te doen wat hij aan het doen was.
"Ik moet hier wegkomen, ik word hier echt gek," vertelde hij haar. "Jij? Ik moest helpen sneeuw van de stoep te vegen vanmorgen!" klaagde ze. Hij kneep zijn ogen een beetje toe. Toen herinnerde hij zich dat ze uit LA kwam en waarschijnlijk nooit eerder sneeuw had gezien. En het had niet eens zoveel gesneeuwd.
"Je hebt me nog steeds niet verteld waarom je hier bent," zei hij haar. Jig fronste een beetje.
"Ik zou het liever niet vertellen, Ephram," biechtte ze op. Hij keek haar een beetje bezorgd aan.
"Is het zo'n slechte reden?" vroeg hij haar. Ze knikte. "Slechter dan de jouwe," vertelde ze hem. Hij knikte begrijpend en liet het vallen, tot haar genoegen.