Hoofdstuk 5: De overval

Alsof hij een stroomschok had gekregen sprong Casper direct op en ramde de achterdeuren van het busje over. Gelijk werd iedereen verblind door het felle zonlicht, maar allen negeerden het. Alle vier de gangleden renden twee aan twee het busje uit en liepen in een rij rechtsom het busje heen, gewapend en uitgerust met alles wat ze nodig hadden.

Door het gelukkig al geopende paar schuifdeuren renden ze naar binnen. Ze passeerden de postvakjes, posttassen en kaartjesautomaat. Bij hun binnenkomst draaiden alle hoofden gelijk hun richting uit. Eén vrouw slaakte een gil uit. Het personeel achter de balie keek hen met open ogen aan. Alles ging zo snel, maar Casper wist dat hij nu sneller moest zijn en schreeuwde:

'Dit is een overval. Jullie, medewerkers, alle vier, opstaan en leg je handen in je nek!'

De vier medewerkers achter de grote balie deden direct wat ze opgedragen werd.

'Jij ook, slet!', schreeuwde hij agressief, terwijl hij zijn pistool wees naar de vrouw achter de andere balie, die verschrikt opstond.

Julie, Iris en Michozz hadden inmiddels met hun pistolen het hele postkantoor onder controle. Iris bewaakte de deur, Julie had de linkerkant, Casper het midden en Michozz de rechterkant.

'Tweede positie innemen', schreeuwde Casper naar Iris, terwijl het eigenlijk ook voor Julie gold.

Iris bleef staan waar ze stond alleen richtte haar pistool nu op de linkerkant en het midden van de kamer. Julie ging in de hoek tegenover die van Iris staan en hield de rechterkant en ook het midden onder schot vanachter de balie waar Casper als laatst de vrouw bedreigd had.

Nu sprongen Michozz en Casper over de toonbank. Michozz ging al door de deur naar achteren, maar Casper drukte nog even zijn pistool tegen het hoofd van een medewerker en zei:

'Als er ook maar iemand hier de politie waarschuwt, ben jij de eerste die er aangaat.'

Na deze boodschap rende Casper ook door de deur, de medewerker trillend en zwetend achterlatend.

Achter de deur lag een lange gang die uitkwam op een ruimte met twee witte tafels, waar, aan de overgebleven kruimels te zien, pas nog gegeten was. Hij zocht naar Michozz maar voordat hij deze kon roepen werd Casper zelf al geroepen.

'Casper! Hier!'

Het geluid kwam uit een kleine zijgang. Aan het eind van die gang stond een deur open, waarachter hij in de grote, donkere ruimte het geknielde silhouet van Michozz al zag. Hij rende de kamer in en zag dat Michozz al druk bezig was met de Pregex-kluis.

'Het gaat goed, misschien gaat het toch wel in een kwartier lukken', zei hij hijgend.

'Dat hoop ik voor je, want de juten wachten niet voor eeuwig.'

Michozz knikte en keek even moeilijk zonder zijn ogen ook maar één moment van de kluis af te nemen. Casper rende even terug naar de anderen en vroeg hoe het daar ging.

'Goed', zei Iris. 'Iedereen is zo stil als een muis.'

'Mooi, dat houden we zo, anders gaan er koppen rollen', zei Casper met een kwaadaardige lach.

Casper liep weer door de deur naar achteren. Toen gebeurde het. Wekenlange planning voor niets. Iets als dit had Casper, of welke andere deelnemer van de operatie nog niet eens durven dromen. De stilte en secretie van hun operatie was verbroken. De overval simpelweg verpest.

In de ruimte met de twee witte tafels werd een pistool door het raam geslagen. Vervolgens werd er nog twee keer geslagen om de hele ruit vrij te maken van glas. En daar stapte professor Josse gebukt door het kozijn terwijl Casper zijn rechtervoet krakend hoorde neerkomen op de glassplinters. Toen zijn andere been ook door het kozijn was en hij zich omdraaide herkende hij Casper meteen. Een moment lang was het stil, er was niets anders dan zij. Als in een westernfilm stonden ze tegenover elkaar, beiden een pistool bij hun hand. Toen, na één seconde, die een eeuwigheid had geleken, greep Josse naar het pistool dat hij met de loop in zijn broek had geschoven. Casper had het geluk zijn pistool al in zijn hand te hebben, en terwijl hij dit op Josse richtte sprong hij meteen een stukje naar links voor zover dat kon in de smalle gang.

Het geluid van twee pistolen weerklonk tegelijk in de stille gang. Achter Casper barstte de ruit die naar het postkantoor leidde, terwijl Caspers kogel vlak onder Josses linkerschouder, iets naast diens pectorale spier, een explosie van bloed veroorzaakte, dat over hemzelf en de vloer heen spatte, waarna het overging in een klein stroompje dat naar beneden liep en zijn T-shirt doorweekte. Na dit moment dat hooguit een seconde geduurd zou hebben, vertrok Josses gezicht en barstte hij uit in een pijnlijke schreeuw en luidruchtig gevloek. Dit leek Casper zijn kans om de operatie nog te redden. Hij rende op het raam af en sloeg Josse met de zijkant van zijn pistool tegen de vlakte. Casper greep met zijn linkerhand het raamkozijn vast en ging toen naar rechts met zijn pistool in zijn andere hand het raam uithangen. Hij keek naar links en terwijl hij verwachtte Don Rons maffiagang te zien kreeg hij een leeg pad onder ogen. Casper keek verbaasd en toen hij net weer naar achteren wilde gaan, terug het gebouw in, voelde hij de koude loop van een pistool in zijn nek en Don Rons stem:

'Jammer jong, als je de andere kant had opgekeken had je die zielige operatie van je misschien nog kunnen redden. Maar jij moest natuurlijk weer de kant van je belachelijke ideologie opkijken. Sukkel!'