De Don barstte in lachen uit en Casper hoorde Jory's blije, irritante gegiechel ook op de achtergrond.
'Laat je pistool vallen en doe je handen omhoog terwijl je ophoudt met hangen en terug het gebouw ingaat', zei Don Ron, ineens op bloedserieuze toon.
Casper liet zijn linkerhand los en stond weer in de kamer. Hij gooide zijn pistool naar achteren en deed zijn handen in zijn nek. Don Ron hield zijn pistool de hele tijd op Caspers hoofd gericht, maar toen hij het pistool achter Casper via de muur op de grond hoorde neerkomen, vertrok zijn gezicht in een woedende blik en sloeg hij Casper met de zijkant van zijn pistool tegen zijn slaap waarna Casper met een zachte kreun op de grond viel, zijn ogen stijf dichtgeknepen. Er sijpelde een klein stroompje bloed uit zijn wang, die blijkbaar ook geraakt was.
'Wat dacht je nou?', schreeuwde Don Ron, terwijl er wat van diens spuug op Caspers gezicht belandde. 'Ik gooi mijn pistool wel even naar achteren en raap hem zo weer op? Denk je dat ik achterlijk ben?' Een combinatie tussen een grom en zucht kwam uit de Dons mond. 'Jory, pak dat pistool op en stop hem diep weg, we willen niet dat onze vriend hier ónze operatie verpest.'
Casper wierp Don Ron een kwade blik toe toen hij de nadruk op het woord onze legde.
'Bewaak hem en hou hem onder schot tot ik zeg dat je mag stoppen, kapish?', zei Don Ron tegen Jory, terwijl hij naar Josse toe liep.
'Ja baas!', zei Jory met een saluut.
Josse lag op zijn zij in de glasscherven, terwijl hij zachtjes snikte en met zijn rechtervuist druk op de schotwond hield. Don Ron pakte hem zachtjes vast onder zijn armen en hielp hem een beetje overeind totdat hij tegen de muur aan zat.
'Denk je dat je die kluis kan kraken?', vroeg de Don vriendelijk.
'Ik zal wel moeten hé?', zei Josse kreunend van de pijn.
'Kop op jong, hierna breng ik je gelijk naar een vriend van me die je van deze pijn af zal helpen. Dus des te sneller je klaar bent met die kluis, des te sneller je van je pijn verlost zal zijn', zei de Don terwijl hij Josse een klapje tegen diens rechterschouder gaf met zijn vlakke hand en een glimlach op zijn gezicht toverde.
Josse stak zijn rechterarm uit en Don Ron greep deze beet en hielp hem overeind. Josse bukte nog even om zijn gevallen pistool op te rapen en slenterde toen achter de Don aan om de kluis te zoeken.
Ondertussen was Mr. Quack ook door het raamkozijn naar binnen gevlogen. Hij keek om zich heen en leek zich richting de zaal waar Iris en Julie waren te begeven.
In het kamertje van de kluis aangenomen, zagen Don Ron en Josse een open Pregex-kluis, met wat gereedschap dat er voor lag. De Don maakte een schrikgeluid en rende gelijk op de kluis af. Hij stak zijn hoofd erin, haalde het er vervolgens 2 seconden later weer uit en schreeuwde:
'Michozz! Amateurkraker, waar ben je? Ik zal die edelsteen zo hard in je oog duwen totdat je minuscule hersenen door je lege, verminkte oogkas naar buiten komen zetten. Waar ben je, verdomme?'
Josse deed een stapje terug. De Don had vaak tegen hen geschreeuwd, maar zo erg als dit had Josse hem nog nooit gezien. Hij had ook niet in zijn ergste nachtmerries durven dromen dat hij op een moment als dit bij Don Ron zou zijn.
En terwijl de Don daar hevig hijgend stond, met een gelaatsuitdrukking die zoveel woede uitsprak dat geen duizend woorden die zouden kunnen beschrijven, hoorde hij een zacht geluid achter zich. Maar voordat hij zich kon omdraaien werd er een slagersmes tegen zijn keel aangelegd. Hij voelde de hete adem van Michozz in zijn nek en hoorde diens gegrinnik achter hem.
'Zozo', sprak Michozz vrolijk, sadistisch genietend van het moment. 'Amateurkraker hé? Wie had er een Pregex-kluis in 11 minuut 32 open? Wie heeft jouw leven nu in zijn handen? Ik zou maar opletten wat je zegt, manneke.'
'Wat mij betreft snij je mijn keel zo door. Als deze operatie mislukt en ik in de handen van de politie val heeft mijn leven toch geen enkele inhoud of waarde meer voor me. Het is echt een alles of niets-situatie, en mocht ik met niets blijven zitten, mag het leven me ook wel ontnomen worden. Dus je dreigementen hebben hier geen waarde, manneke', antwoordde de Don, het laatste woord met pure minachting benadrukkend.
'Stoere praat redt je niet van dit mes.'
'Luister je eigenlijk wel. Ik behoef geen redding, lamlul!'
Michozz was verward. Wat moest hij nou doen. Waarom moesten die gangsters je ook altijd zo verwarren? Dood kon hij zich eraan ergeren. Duidelijke taal was niet voor niets uitgevonden.
'Casper!', riep hij uiteindelijk. Hij zou wel weten wat er moest gebeuren.
'Die komt je niet helpen. Die ligt op de grond onder bewaking van één van mijn mannen. Je staat er alleen voor, knul.'
En zo voelde Michozz zich ook: helemaal alleen op deze aardkloot. Maar hij bleef het mes stevig op zijn plaats houden en dacht na.
Ondertussen heerste er in de zaal waar Iris en Julie stonden een overweldigende stilte. Het enige geluid dat het afgelopen kwartier had geklonken was de plotselinge kogel die de ruit van de deur naar achteren had vernietigd. Het liefst waren zowel Iris als Julie door die deur gerend om te zien of hun makkers nog wel leefden, maar dat was natuurlijk uitgesloten. Beiden hoopten ze op het beste, maar vreesden ze het ergste.
Toen kwam opeens door het ruitloze kozijn van de deur een oude bekende van Julie aanzetten. Mr. Quack, die zij kende onder de naam Birdy, vloog door het kozijn en bleef een paar meter boven de menigte mensen in de lucht hangen en keek om zich heen. Julie keek met wijdopen ogen naar dit beest wat haar met zijn stalkersbestaan al vele griezelige momenten had bezorgd. En nu wist ze dat de Don erachter zat. Ze had het moeten weten, alleen zo'n schoft traint zo'n beest op zo'n manier dat het mensen onbeschrijfelijke en gruwelijke angsten kan aanjagen.
En op dat moment wist ze dat ze nu moest handelen. Ze vuurde een schot op de vogel af, die rakelings miste. Mister Quack stortte zich meteen in duikvlucht op Julie en probeerde haar te pikken, maar Julie bukte net op tijd en draaide zich om en vuurde nog een kogel af.
'Ik krijg je wel, stom rotbeest! Deze keer ontkom je me niet! Ik zal voor eens en voor altijd met je afrekenen!'
Ondertussen, achterin het postkantoor, was Casper tegen de muur aan gaan zitten terwijl Jory recht voor hem stond, zijn pistool omklemd met beide handen.
'Mag ik wel een sigaartje opsteken?', vroeg Casper zeurderig. 'Of wordt dat ook al als moordwapen beschouwd?'
'Ga je gang', zei Jory. 'Maar als ik iets anders in je handen zie dan een sigaar of aansteker, los ik zonder waarschuwing een schot.'
'Maak je geen zorgen', zei Casper relaxed terwijl hij in een paar seconden een sigaar uit de zak van zijn vest toverde en deze binnen een seconde had aangestoken.
Er viel even een moment van stilte, terwijl Casper steeds meer rook verspreidde met zijn lange Oud Kampensigaar, de favoriet van hemzelf en ook zijn zusje. Goede smaak zat blijkbaar in de familie.
'Moeten die teringdingen nou zo vreselijk meuren?', zei Jory, die een beetje begon te hoesten.
'Meuren? Dit ruikt fantastisch. Hier', zei Casper en nam een zo groot mogelijke hijs en blies deze uit richting Jory's gezicht. Toen deze damp hier aankwam, barstte Jory uit in een vreselijke blafhoest.
'Klootzak, ik heb astma', zei Jory kwaad, terwijl hij zijn ogen toekneep, één hand van zijn pistool afhaalde en onophoudelijk diepe blafhoesten uitbracht.
'Nou, dan is het vandaag zeker mijn geluksdag', grinnikte Casper, terwijl hij zich afzette tegen de muur, onder Jory's pistool door dook wat hij tevens uit diens handen sloeg en greep zijn eigen pistool, dat Jory met de loop in zijn broek had gestoken. Meteen schoot hij Jory ermee in zijn linkerbeen. Jory zakte met een schreeuw en nog steeds hoestend op de grond in mekaar. Casper stond vervolgens op en keek met een glimlach naar het gruwelijke gebeuren dat hij net had aangericht. Zo hulpeloos lag Jory erbij, maar toch gaf Casper hem voor de zekerheid nog maar een stoot met zijn pistool tegen Jory's achterhoofd, hem bewusteloos rammend.
Hierna rende hij meteen naar de kluiskamer waar hij Michozz zag staan, met een slagersmes voor Don Rons nek. Hij liep de kamer in toen ineens de loop van een pistool dat hem al eerder bedreigd had tegen zijn slaap werd gedrukt. Uit zijn ooghoeken zag hij een woedende zwaar hijgende Josse staan.
Daar stonden ze dan. Twee bedreigers en twee bedreigden, die allebei ten dode opgeschreven leken. Zowel Michozz als Josse bluften niet en zowel Casper als Don Ron waren niet bang om te sterven. En zowel voor Casper als voor Don Ron leek er geen uitweg meer.
