Hoofdstuk 3. De prijs

Mächtig ist, wer über den Verstand gebietet. Pyramidentext, Spruch 255 Na twee eindeloze uren werd het Perkamentus duidelijk, dat hij met Sneep niet in de kerker kon blijven. Hij tilde de jonge man op en droeg hem naar zijn eigen vertrek. Terwijl hij door het kasteel sloop met een vormloos zwarte buidel in zijn armen, overwoog hij iedere volgende stap. Dat het alleen een opwelling was geweest, dat wist hij. Als hij Sneep niet een reden kon geven om verder te leven, was het een kwestie van tijd, tot hij weer zal proberen zich het leven te nemen. Albus ontweek een spook uit dat door de gang zweefde, vanavond hoefde niemand hem te zien en zeker niet wie hij bij zich had.

Perkamentus verwonderde zich erover hoe hij Sneep zo lang kon dragen, maar de dooddoener was gewoonweg te licht voor zijn grootte.

Eindelijk kwam hij bij zijn aan, hij gaf de waterspuwer het paswoord, deze kwam tot leven en sprong aan de kant en gaf uitzicht op een trap. Geen seconde te laat, want de hemel begon zich al lichtblauw te kleuren en al gauw zou het kasteel tot leven komen. In zijn vertrek was Sneep veilig hier kon hij uitrusten.

Met zijn ellebogen opende hij de deur naar zijn vertrek. Voorzichtig legde hij hem op zijn bed. Sneeps gewaad was kapot en vies. Met grote behoedzaamheid begon de directeur Sneeps gewaden uit te trekken wat hij toen zag beviel hem helemaal niet. Hij wilde al naar mevr. Pleister roepen, de verpleegster van de school, maar bedachte zich. Sneep had geen tweede persoon nodig, die hem zo zag, daarom verzorgde hij zelf de wonden.

Perkementus had voldoende ervaring van heelkunsten om hem te verzorgen. Een lange bloederige snee aan de bovenarm moest verzorgd worden, de handen waren vol bloed, alsof hij geprobeerd had met blote handen iets begraven of op te graven? De directeur verbond zijn handen met doeken, die hij van tevoren in een desinfecterende oplossing had gedompeld.

Op de borstkast waren enkele zware kneuzingen te zien, alsof Sneep tegen iets opgeslingerd was. De oude man zuchtte en bracht er een zalf op aan. Het zou wat tijd nodig hebben, maar zou Severus zichzelf die tijd geven?

Toen zag hij zijn onderarm. Zachtjes raakte hij hem aan. Onoverkomelijk was daar het teken van Voldemort ingebrand, zwart en lelijk.

Alsof men zijn vee brandmerkt, dacht Perkamentus verbitterd. Eigendom van Lord Voldemort!

Uiteindelijk greep hij een van zijn eigen nachthemden en trok het de verwonde aan. Het bibberen kende Perkamentus en hij vervloekte innerlijk de persoon die Sneep met de cruciatus vloek bestookt had. Was het Voldemort geweest? Of iemand van het ministerie? Zover hij wist gebruikten de mensen van het ministerie geen verboden vloeken. Nog niet.

Hij pakte een zachte deken uit een kist. Hoe zou hij Sneep aan het leven kunnen binden? Moe liet hij zich op de rand van het bed neerzakken en bekeek de uitgemergelde persoon, die daar lag. Weer streek hij bij hem het zwarte haar uit het gezicht. De zon scheen nu fel in de grote ronde ruimte, wat Perkamentus zijn rijk noemde. Het werd warmer en Perkamentus sloot zijn ogen, de kerkers had hij nooit een aangename plaats gevonden. Hierboven was alles licht en vriendelijk. De kerkers waren altijd koud, nat en duister.

De blauwe ogen waren het laatste geweest, wat hij gezien had, voordat het bibberen hem helemaal bevangen had. Hij had de warme handen gevoeld, die hem opvingen en in het licht trokken. Vanuit de schaduw in het felle maanlicht. Maar de schaduwen haalde hem in en hij verdronk in zijn eigen persoonlijke nachtmerries. Innerlijk schreeuwde hij het uit. Hij wilde ze niet meer zien, de doden, de levenden. Hij wilde toch maar zijn rust, zijn vrede. Maar de doden lieten hem niet los?Waarom stonden voor hem? Keken ze hem klagend aan. Waarom heb je niet geholpen?

Hij zich dan bewegen, weglopen. Maar hij kon het niet. Hij kon zich niet bewegen. Dan het trekken aan zijn gewaad. Hij keek naar beneden en zuchtte. Nee! Nee, dat was niet zijn schuld, dat was niet zijn doen. Toen hoorde hij dat koude sissende lachen van zijn Heer Voldemort en schreeuwde.

"Rustig. Alles is in orde." Iemand hield hem aan zijn schouder vast. "Het was maar een droom."

Verward keek hij rond. Waar was hij? Het was licht en het rook naar frisse lucht. Het duurde een tijdje voordat zijn ogen aan het felle zonlicht wende. Hij was een creatie van de nacht, de duisternis was zijn thuis, niet het daglicht. Hij knipperde hevig. Daar waren nog altijd die handen, die op zijn schouders rustten. Sneep herkende hem, Perkamentus.

Verbitterd sloot hij zijn ogen weer en zonk nog dieper in de zachte kussens weg. Hij had weer verloren. Zelfs zijn eigen dood kon hij niet goed plannen en uitvoeren. Hij was een verliezer. Zijn vader had dit altijd tegen hem gezegd. Een verliezer. Die niets kon en niets waard was. Hij die niets plannen kon. Die niet eens in staat was zijn eigen leven zonder bevelen te leven. Ja, daarin was hij altijd goed geweest, bevelen volgen. Maar naar zijn eigen wensen vroeg men niet en als hij eerlijk was, had hij nooit naar zijn eigen wensen gezocht. Sneep doe dit, Sneep doe dat. Zo was het altijd al geweest.

Toverdranken, dat kon hij, daarin zag hij als enige wat hij waard was. Het maakte niet uit hoe gecompliceerd een drank ook was, hij kon het brouwen. Gifmixer had Voldemort hem genoemd, nadat hij een uiterst moeilijke drank had gebrouwd. Voldemort. Sneep bibberde. Zijn Heer, zijn Meester, Degene die bevelen gaf en hij voerde ze uit. Plotseling werd zijn gedachtegang onderbroken, iemand hield hem wat aan zijn lippen. Het was heet en rook duidelijk naar soep.

"Hier eet wat", Hoorde hij de rustige stem van Perkamentus.

Honger? Waarom zou hij honger hebben? Vermoeid draaide hij het hoofd weg. Nee, hij had geen honger.

"Kom, op zijn minst een beetje. Je hebt het nodig." Iets als smeken had zich in zijn stem gemengd. Was Perkamentus bezorgd? Hij opende zijn ogen tot een spleetje en keek de directeur van de zijkant aan. Het was een uiterst zeldzame situatie die zich hier bood. De directeur, zelf nog in zijn lang nachthemd en dunne badjas, zat op de rand van het bed met een kom soep en een lepel in zijn hand. Dit was voor Sneep nieuw. Zorgen? Bij de dooddoeners heette het altijd, bemoei je met jezelf en zorgen is iets voor de zwakke. Hij kende het gevoel niet dat er iemand om hem zorgde. Hij draaide zijn hoofd weer en opende de zijn ogen volledig.

Werkelijk, Perkamentus zag er bezorgt uit. Voldemort was nooit bezorgd, hij hielp hen nooit. Nee, liever kwelde en folterde hij zijn aanhangers als ze fouten maakten. Een tijdje keek hij zich deze zeldzame situatie aan. Was het maar een truc? Misschien zou Perkamentus later zijn plezier met hem hebben. Als hij weer bij krachten was. Voldemort wachtte in ieder geval altijd voordat hij begon. Dat was de prijs die men moest betalen. Perkamentus was Voldemort niet. Of misschien toch? Uiteindelijk liet hij toe dat hij hem enige lepels soep toediende. Daarbij verloor hij de directeur niet uit zijn ogen, hij nam iedere beweging van hem waar.

Perkamentus was zich bewust hoe komisch het eruit zag, met een kom soep in zijn handen. Langzaam en voorzichtig, lepel na lepel diende hij die verzwakte man de soep toe. Sneep volgde hem, sceptisch en nog altijd een spoor van angst. Waarom die angst? Wat verwachte hij? Zijn vingers trilden in het verband en direct zette hij de soep aan de kant en opende de doeken.

Sneep bleef stil liggen, het was alsof hij een pop voor zich had, die alles met zich liet doen. Perkamentus bekeek de handen. De regeneratiedrank, waarin hij de doeken had gedompeld, deden zijn werking. De verwonde huid groeide sneller dan normaal aan en het trillen werd door de zenuwen veroorzaakt, die eerst aan de nieuwe huid moesten wennen. Met grote voorzichtigheid verbond hij de handen weer met de doeken. Sneep keek dit alles aan, maar bewoog zich niet.

"De huid groeit aan, het is bijna voorbij", Verklaarde Perkamentus rustig.

Geen knikken, geen woord alleen deze diepzwarte ogen, die hem niet loslieten.

De wond aan de bovenarm moest nu volledig geheeld zijn. Hij maakte het verband los. In een paar uurtjes was de ontsteking verdwenen en nu kon Perkamentus de wond nu met zijn toverstaf volledig sluiten. Lichte tot middelzware scheuren durfde Perkamentus wel aan, maar de handen gaf hij alle tijd. Hij stond op en trok zijn toverstaf. Sneep haalde bibberend adem en sloot zijn ogen. Wat was dat nu?

Natuurlijk, hij wist het. Nu kwam het. Een toverstaf die op hem gericht was betekende nooit iets goed. Perkamentus had gewacht tot hij wakker was, bijna bij zijn krachten en nu was het tijd. Sneep wist het. Perkamentus kende bijna net zoveel vloeken als Voldemort, als het er niet meer waren! Daarom vreesde Voldemort deze oude man. Onder de dooddoener ging het gerucht dat Perkamentus nooit de verboden vloeken gebruikte, waarschijnlijk een leugen.

Met gesloten ogen wachtte hij op het onvermijdelijke. Wat kon hij Perkamentus nog vertellen, wat had hij nog niet opgeschreven? Misschien wou de directeur ook alleen maar zijn plezier of frustratie aan hem kwijt. Alstublieft! Sneep was het gewend, dat iemand zijn frustratie aan hem uitliet.

Maar in de plaats van de verwachte vloeken en de pijn volgde er een zacht gefluister en een licht branderig gevoel in zijn bovenarm. Sneep herinnerde zich weer, op de vlucht voor het ministerie had hem een vloek geschaafd en zijn bovenarm opengescheurd. De wond had zich verergerd nadat hij aan Voldemort verslag had uitgebracht, en later nog een keer. Deze gedachtegang hoorde hier niet thuis. Hij wachtte verder af. Niets. Langzaam opende hij zijn ogen. Was dit alles? Was dit de prijs die hij diende te betalen? Alleen een licht brandend gevoel?

"Wat nu directeur?", vroeg hij de oude man.

Perkamentus schrok toen Sneep hem aansprak, deze stem was ruw en zeer zacht.

"Geen verdere vloeken? Geen plezier?"

Er staarde de gewonde aan, geloofde zijn eigen oren niet. Plezier? "Ik ben Voldemort niet", fluisterde hij.

"Nee bent U niet. Maar ieder heeft zijn prijs", zei Sneep en sloot weer zijn ogen. Enkele ogenblikken later was hij weer in slaap gevallen.

Perkamentus controleerde een laatste keer zijn ademhaling en liet hem toen alleen. Hij trok de gordijnen van zijn bed dicht en nam plaats aan zijn houten bureau. Dit was het dus geweest. Sneep had van hem verwacht dat hij hem zou folteren. Waarom zou hij zowat doen? Hij tilde een brief op en begon hem te lezen. Maar de woorden van Sneep lieten hem niet los. Ieder heeft zijn prijs. Welke prijs zou hij vorderen? Voldemorts prijs was de pijn en de angst, en die van hem? Geërgerd stelde hij vast, dat hij de brief welles waar las maar de woorden niet tot hem doordrongen.

"Concentreer je", zei tot zich zelf en begon met het werk. Altijd noch in zijn nachthemd en badjas, later zou hij zich omkleden.