Hoofdstuk 4. Beslissingen

Das Gute kann es sich vorstellen, wie es wäre böse zu sein... W.H. Auden Severus Sneep sliep de hele dag en de daarop volgende nacht. De directeur van Zweinstein, Albus Perkamentus, waakte over zijn nieuwe beschermeling. Maar uiteindelijk sloeg de vermoeidheid in de nacht toe. Hij was net een brief van het ministerie aan het lezen, toen hem de ogen dicht vielen. Hij zakte voorover en sliep, voordat zijn hoofd het bureau raakte. Het lange witte haar viel eveneens naar voren en bedekte hem als een natuurlijk deken.

Zo vond Severus Sneep hem. Het geluid of beter het gemis van geluiden hadden hem gewekt. Dit keer was er geen licht, de halve maan, die scheen door de grote ramen. Dit was veel beter, duisternis, daarmee kon hij omgaan. Voorzichtig ging hij recht zitten en bekeek zichzelf. Hij droeg een nachthemd van Perkamentus en een grote zachte deken was over hem heen gelegd. Geen kettingen. Geen handboeien. De oude man was of een nar of, had werkelijk een groot vertrouwen in hem.

Hij tilde zijn handen op, die nog altijd in doeken waren verbonden. Dit kon wel eventjes duren. Langzaam stond hij op. Natuurlijk was hij nog wat wankel op zijn benen. Het was net als met zijn handen, een kwestie van tijd. Voorzichtig trok hij de gordijnen, die het slaapvertrek van het bureau scheidde, aan de kant. Hij kende het bureau van de directeur, te vaak was hij als leerling hier geweest. Op zijn tenen naderde hij de slapende man.

Inderdaad, de directeur sliep diep en vast. Sneep tilde zijn hand op en wilde de haren uit het gezicht van Perkamentus strijken, maar verstarde plotseling midden in de handeling. Had hij het recht, om Albus Perkamentus aan te raken?

Hij trok de hand weer terug, nee dat had hij niet. Toen zag hij de briefopener op de tafel. Als in slowmotion tilde hij hem op, wat met zijn handen, die met doeken waren verbonden, niet gemakkelijk was. De briefopener was spits en ook wat scherp. Het koude metaal glinsterde in het maandlicht.

Hij kon de aderen in de pols zo opensnijden, terwijl de directeur sliep. Hij kon Perkamentus doden en naar de dooddoeners terug keren. Hij kon Perkamentus EN zichzelf doden. Zo veel mogelijkheden en het was een van de weinige momenten in zijn leven waar HIJ, Severus Sneep, kon beslissen wat HIJ wou. Een tijdje dacht hij na, de dood van Perkamentus wilde hij niet en zijn eigen leven? Behoorde hij nog aan zichzelf? Perkamentus had hem gered, hem gestopt. Toen bewoog zich de slapende persoon en mompelde in zijn slaap: "Geen angst ... zal er altijd zijn."

Sneep staarde hem aan, geen angst! Zal er altijd zijn! Sprak hij over hem? Droomde hij van Sneep? Lange tijd stond hij daar geschrokken, toen legde hij zachtjes de briefopener teug op de tafel. Nee hij behoorde zichzelf niet meer toe. Als hij precies nadacht - eigenlijk nooit.

Met een hand duwde hij zich aan het bureau af en ging langzaam op zijn knieën zitten, tilde met de andere hand de zoom van het nachthemd van de directeur op en kuste het. Hij wist niet wat Perkamentus precies van hem wou, of hoe hij zich tegenover hem moest houden. Hij deed wat hij kende, wat hij van Voldemort kende of dacht, dat het gevaarloos was. Daarna keerde hij terug naar bed en liet de oude man slapen.

Bij Voldemort was dit gebaar altijd het standaardritueel bij de begroeting. Sneep deed het omdat men het van hem verwachte, het was een automatisme, die hem was aangeleerd. Maar Perkamentus was geen automatisme, het was een beslissing geweest. Tevreden sloot Severus zijn ogen en viel in slaap, terwijl naar de rustige ademhaling van Albus luisterde.

Toen Sneep weer zijn ogen opende was het vroeg in de morgen en de zon scheen reeds door de ramen. Een snelle blik naar het bureau gaf aan, dat Perkamentus nog altijd diep en vast sliep. Wat nu? Hij had gehoopt dat de directeur al wakker zal zijn. Men maakte Perkamentus niet wakker, men stoorde hem niet, net zo weinig als men hem aanraakte. Wat was de volgende stap? Hij overlegde met zichzelf, wachten!

Voldemort liet zijn aanhangers vaker wachten, alleen om hen te laten zien, dat hij de tijd ervoor had. Voorzichtig stond hij op en ging op blote voeten op de oude man af. Hij zou wachten. Hoe, alsof hij nog op school zat, stelde hij zich aan de andere kant van het bureau op en wachtte af. De koude vloer negeerde hij, net als de zon die op hem scheen. Stil als een standbeeld stond hij voor de directeur en bekeek hem. Als Perkamentus sliep zag hij er nog ouder uit, maar toch ook weer tevreden. Sneeps vingeren trilde af en toe, Bijna zouden zijn handen weer helemaal geheeld zijn. Sneep negerde ook dit. De zon steeg alsmaar hoger en hoger.

Perkamentus knipperde met zijn ogen, verdomme hij was werkelijk aan zijn bureau in slaap gevallen. Al sinds lange tijd was hem dat niet meer gebeurd. Meteen bemerkte hij dat hem iemand aankeek. Verward keek hij om zich heen. Sneep was wakker! Perkamentus lachte, maar het lachen verdween snel. De dooddoener stond als een standbeeld voor zijn bureau.

"Hoe lang sta je al daar?", Vroeg hij bezorgd. De jonge was zwak en had rust nodig.

Sneep zweeg en wachtte verder af, zijn ogen rusten op Perkamentus.

Met een hand streek Perkamentus zich het lange haar uit het gezicht. Wat nu? "Honger. Jij moet honger hebben", Zei hij uiteindelijk en toverde een ontbijt voor twee.

Sneep bewoog nog altijd niet. Perkamentus pakte een broodje en reikte het hem aan. Heel langzaam, alsof in slowmotion, stapte hij naar voren en nam het broodje met zijn verbonden handen aan. Het was het zeldzaamste ontbijt dat Perkamentus ooit beleefd had. Sneep kwam hem voor alsof hij een pop was. Wat men hem zei deed hij, van hemzelf kwam geen reactie. Sneep was de pop en Perkamentus beviel de rol als poppenspeler helemaal niet.

Tijdens het eten sprak de dooddoener geen enkel woord, hij nam de aangeboden stoel ook niet aan en at staande.

'Voldemort moet zijn groep goed in de handen hebben', dacht Perkamentus terwijl hij de laatste slok thee dronk. Het ontbijt was over en Perkamentus wilde naar de verwondingen kijken. Met een ernstige gezichtsuitdrukking liet hij de borden en kopjes met een elegante zwaai van zijn toverstaf verdwijnen.

"Kom, ik wil graag zien hoe goed alles verheeld is." Hij zwaaide Sneep naar zich toe. Het bevel werkte, Sneep ging naar de directeur toe en bleef voor hem staan.

"Ik moet ... uhm." De oude man stopte. "Ik moet je het nachthemd uittrekken om de borstkast te kunnen bekijken."

Zonder ook maar met de wimpers te bewegen liet hij zich het nachthemd uittrekken. Hem scheen het niets uit te maken, maar Perkamentus twijfelde. Hij was een man, die de privacy van anderen altijd respecteerde en dit alleen in noodgevallen verbrak. Als zich zo'n noodgeval voordeed, waren die personen meestal verwond of bijna bewusteloos. Deze man daar in tegen was klaar wakker en zijn verwondingen waren niet levensbedreigend geweest, maar moesten wel gecontroleerd worden.

Lange tijd bekeek hij het lichaam van Sneep, Hier en daar waren enige littekens te bekennen, niet veel, maar genoeg om te herkennen dat hij in zijn dooddoenners loopbaan reeds meerdere malen verwond had.

Hij tilde zijn hand op en streek over de kneuzingen op de borstkast. De blauwe plekken waren, met dank aan de zalf, zo goed als verdwenen en het verwonde weefsel regenereerde zich snel. Geen reactie niets, geen bibberen, geen terug trekkingen.

"Het ziet er goed uit. Met wat geluk is er morgen bijna niets meer te zien en in twee dagen zijn dan ook de laatste verwondingen geheeld". Zei hij tegen zijn patiënt.

Zonder gevraagd te worden hield Sneep hem de handen tegemoet. Perkamentus verwijderde de verbanden en bekeek het zeer nauwkeurig. De huid was weer volledig aanwezig, alleen nog wat rood en zachter dan de oude huid.

"Wees de komende dagen nog wat voorzichtig. Maar het ziet er ook goed uit", verkondigde hij. "Ik haal een schoon nachthemd, deze hier is helemaal bezweet." Met deze woorden stond hij op en liep naar zijn klerenkast.

Sneep wachtte daar waar Perkamentus hem achterliet. Met een schoonnachthemd onder zijn arm kwam hij terug en trok het bij Sneep aan.

"Zo, laat ons hopen dat Voldemort ons nog wat tijd gunt", mopperde hij. "Om nieuwe kleren voor jou bekommer ik me vandaag nog."

Maar wat deed hij zo lang met hem?

Sneep bewoog niet als Perkamentus hem aanraakte. Hij was trots op zich zelf, hij had zijn controle weer terug. Na het onderzoek keek hij de oude man aan, terwijl hij nadacht. Ze moesten het nog enige tijd samen uithouden. Lang zou de roep van Voldemort niet op zich laten wachten, maar tot dan zou hij bij Perkamentus blijven. Als Voldemort hem niet meer nodig had, dit gebeurde de laatste tijd maar zeer zelden, dan ging hij lezen. In zijn kleine woning in Londen had hij ongelooflijk veel boeken. Zal hij het misschien aan Perkamentus vertellen? Er stonden vele boeken op de planken en enkele zagen er zeer interessant uit.

Perkamentus begon op en neer te lopen. Misschien hoopte hij, daardoor beter te kunnen denken.

De schoolbel luidde en Perkamentus keek op. "Ik moet gaan. Af en toe moet ook ik me in de school laten zien", meende hij en trok het gordijn van het slaapvertrek dicht. Enige tijd later stond hij in frisse kleren voor Sneep, Hij was helemaal de schooldirecteur van Zweinstein.

"Ik kom zo vlug mogelijk weer terug, Kijk maar rond. Als je iets nodig hebt, hier is je toverstaf." Hij legde een kleine zwarte stok op het bureau.

Sneep knikte maar langzaam, de directeur was al door de deur verdwenen.

Hij was alleen. Kijk maar rond, had hij gezegd, dat betekende dus ook de boekenplanken. Behoedzaam trok hij een klein boek van de plank, het heette "Physica" en was zeer oud. Hij pakte geen stoel en raakte de zetel ook niet aan, hij ging in kleermakerszit op de grond zitten en begon te lezen.

*Opmerking van de auteur:

Physica werd geschreven door Hildegart von Bingen en in het jaar 1179 beëindigd. Er bestaat geen originele uitgave meer, maar misschien dat Perkamentus er nog een heeft? Wie weet?