Hoofdstuk 7. Warmte

Selbst ein Weg von Tausend Meilen, beginnt mit einem Schritt.

(Japanische Weisheit)

Hij dook op in zijn woning in Londen en stond direct op zijn benen. Zonder te twijfelen greep hij naar een stapel perkamenten. Hij rolde het samen en verstopte ze onder zijn gewaad. Zoekend keek hij om zich heen. Hier was niets persoonlijks, de woning was koud en chaotisch. Een oude matras diende als slaapplaats, de grote hoeveelheid boeken stapelden zich op tegen de muren, alleen een kist die in het midden van de kamer stond diende als het enige meubilair. Hij ontdekte het inktpotje en de oude veer die erin stak. Dat was alles dat hij nodig had. Sneep wierp een laatste blik om zich heen, de woning was alleen maar een slaapplaats en een kamer waarin zijn weinige bezittingen stonden, maar werkelijk thuis was hij hier niet. Het tegenoverliggende huis wierp altijd een schaduw over de kamer en het had de zonnestralen nog nooit gezien. Daarom was het appartement ook zo goedkoop. De auto's van de dreuzels toeterden op de straat, die ver beneden het raam voorbij reden, rustig was het hier ook niet. Enkele dagen geleden hadden die auto's hem niet gestoord. Hij zal op het matras zijn ingestort en de dag verslapen hebben. Ergens diep in de nacht zal hij dan voor wat te eten hebben gezorgd en dan zal hij in een of ander boek zijn verzonken. Maar nu stoorde hij zich aan het lawaai. Rust, dat had hij nu nodig – en de woning was weer leeg.

Severus Sneep dook in het verboden bos weer op. Hij moest tot de nacht wachten en het was net voormiddag. Het was tijd om zijn toekomstige aankomstplaats beter te onderzoeken. De zon scheen door de kale takken en een koele bries streek door het dalletje. Het zou bijna gaan sneeuwen. Het licht prikte in zijn ogen, en hij trok de capuchon van zijn gewaad dieper over zijn gezicht. De wortels van een omgevallen boom reikten in de hoogte. Het gat, dat de wortels hadden achtergelaten, was een uitstekende plaats om het perkament en de inkt te verstoppen. Sneep schreef namen en datums van de volgende slachtoffers op een stuk perkament. Onzeker keek hij om zich heen. De oude wortels waren het enige onderkomen dat hij had, voor de rest floot de wind door het dalletje. Bladeren werden omhoog geblazen, of waaiden in spiraaltjes over de grond. Een klein diertje rende door de bomen heen en ergens zong een vogel.

Daar stond hij, een dooddoener, een persoon, die dood en angst veroorzaakte, alleen midden in het kleurenspel van de natuur. Een blad waaide over zijn schouder, hij greep erna. Het was diep rood en behoorde tot een van de ahornbomen. Iets ruiste in de struiken en het zingen van de vogel ging over in een schitterende finale. Het was als een zilveren draad, dat door de lucht zweefde. De spanningen, die Sneep, sinds de laatste ontmoeting met Voldemort had gehad, vielen van hem af. De zon scheen nu vol in het dalletje en de bladderen gloeiden letterlijk.

Sneep sloot zijn ogen, liet de armen ontspannen omlaag hangen, het ahornblad nog steeds in zijn handen. Uiteindelijk legde hij zijn hoofd in zijn nek en de capuchon gleed van zijn hoofd. De zon streelde over zijn gezicht. Geen dreuzel-auto's, geen geluiden van de buren, dit een goede plek om te wachten. Een laatste rilling jaagde over zijn lichaam en de kou, die Voldemort in zijn botten had gelaten, verdween en maakte plaats voor een ongelofelijke vermoeidheid. Severus schoof enkele bladeren bij elkaar en ging op zijn bladerenbed liggen. Het dalletje was zijn plaats om te wachten en de zon was zijn deken. Dit was een goede plek. Met gesloten ogen, wachtte hij op de zonsondergang.

De dieren van het bos waren verwonderd over het wezen dat daar, in het dalletje lag en zich niet bewoog. Direct merkten zij op, dat hier iets zijn nieuwe gebied had afgetekend, maar dit nieuwe "dier" was zeldzaam. Nog jager nog prooi, iets ertussen in. Zoals ieder dier in het bos, liet het zijn oereigen magische spoor achter. Een eenhoorn, die daarom kwam, ging een stap terug, hier rook het hem te sterk naar zwarte magie. Met een luid gehinnik vluchtte het terug in het bos, hier was het hem op het moment te duister.

De jagers merkten de sterkte, die het uitstraalde op. Te sterk als prooi. De jagers vluchtten huilend terug het bos in, teleurgesteld, maar wel wetend, dat deze toestand ooit kon veranderen. Dit nieuwe gebied zal men in het oog houden. Enkele kleine dieren waren niet bang, ze doorkruisten, zoals voorheen gewoon het dalletje. Het nieuwe dier volgde ze met de ogen, maar het bewoog zich niet. De zon wandelde over de hemel en de schaduw, van de bomen, wandelden over de grond. Bijna verloor ze aan kracht en de wind werd kouder. De prooien zochten een onderkomen voor de nacht, misschien zocht het nieuwe dier ook een onderkomen, want het stond op en schudde zich uit.

Het was tijd, naar het kasteel was toch nog een lange weg. De verdwijnselbescherming, was zeer ver om het kasteel heen getrokken. De bescherming functioneerde, onafhankelijk van zijn bewoners, niemand wist meer wie hem had opgericht. Magie van deze grote omvang was zeldzaam geworden en nog maar weinige konden het in de praktijk brengen. Voldemort, bijvoorbeeld kon het nog, hij was een van de weinige magiërs, die nog werkelijk grote dingen volbrachten.

Perkamentus? Men zei altijd dat hij groots was, maar echt gezien had nog niemand het. Niemand kon bewijzen gezien hebben, hoe Perkamentus werkelijk grote magie gebruikt had. Sneep twijfelde en keek naar de rand van het dalletje. Zijn hand omklemde het perkament met de nieuwe namen en datums. Twijfelend deed hij de eerste stap en toen nog een. Het was alsof men Voldemort verslag uit bracht. Precies zo was het, men gaf verslag en hoopte er heel vanaf te komen. De schoonheid van het nachtelijke bos zag Sneep niet. De wind werd sterker en floot door de toppen van de bomen. Met de nacht kwam de kou van Voldemort terug en het ging weer in zijn botten zitten. Misschien was het ook alleen maar zijn geweten. Geweten? Sinds wanneer had hij een? Een absurde gedachtegang, dooddoeners hebben geen geweten. Deze eigenschap was storend en werd snel en schoon uit de aanhangers van Voldemort geveegd.

Een kraai kraaide zacht en het kasteel kwam in zicht. In de scherming van de bosrand bleef Severus staan en zijn blik wandelde over het grondstuk. In de grote hal werden de lichten net gedoofd en een ander ging in het terreinknecht-huisje aan. Hagrid was wakker. Sneep trok zich uit voorzorg enkele stappen terug. Hagrid mocht hem niet. Wie deed dat wel? Perkamentus misschien, hij had hem aangeboden te allen tijde te mogen komen. Deed men dit als men iemand graag mocht? Hij kon zich het gevoel niet meer herinneren, hoe het was als iemand je graag had. Daar, eindelijk doofde ook het licht in de hut, nu was het zeker tijd om naar het kasteel te gaan.

Hij snelde over het gras en ging door de grote poort. In de gangen ontweek hij ieder wezen, het maakte niet uit of het dood of levend was. Een dooddoener in Zweinstein was meer dan ongewoonlijk en een ontdekte dooddoener was zo goed als dood. Sneep gezicht vertrok, een dode dooddoener, wat een ironie! De doorgang naar Perkamentus kantoor stond weid open. Een zichtbaar frustreerde waterspuwer staarde hem tegemoet. Dat was niet zijn opdracht, de weg naar Perkamentus kantoor open te houden. Voordat de waterspuwer zich kon bedenken, snelde Sneep langs hem heen de trappen op naar boven. Aan de deur luisterde hij gespannen.

Stilte.

Voorzichtig opende hij de deur, het kantoor was donker en alleen het hout gloeide na in de openhaard. Perkamentus sliep. Sneep sloot de deur weer en naderde het slaap vertrek. Daadwerkelijk, de oude man sliep, diep en vast. Sneep legde het nieuwe stuk perkament op het nachtkastje neer. Wat nu? Terug naar zijn woning? Onbesloten stond hij voor het bed. Weer terug het bos in, naar het dalletje en dan weer verdwijnselen?

Een rilling ging door hem heen en hij merkte hoe zijn knieën week werden. Hij had zich weliswaar in het dalletje uitgerust maar elke spier van zijn lichaam schreeuwde letterlijk om wat enkele uurtjes slaap. Misschien kon hij hier slapen? Maar een beetje, wat van de warmte van deze ruimte in zich opnemen en de kou van Voldemort laten verdwijnen.

Zo ging hij zich zachtjes op het tapijt voor het bed liggen, wikkelde zich in zijn gewaad om en sloot zijn ogen. Op de grond slapen maakte hem niets uit, om onverklaarbare reden kreeg hij het gevoel van zekerheid terug. Iets wat hij bij het treffen van Voldemort gemist had. Hier was dat anders, bij Voldemort had men het gevoel alsof men onder een soort drugs stond, klaar wakker bereid alles te doen, het maakte niet uit wat het was. Hier was het helmaal anders, het was rustig, niet dwingend, het vrat niet aan de krachten, het gaf kracht. Tevreden sliep hij in.

Perkamentus werd wakker hij had het gevoel niet meer alleen te zijn. Direct waren de laatste resten van zijn slaap uit zijn hoofd verdwenen. Hij luisterde. Er was nog iemand in de kamer. Met scherpe ogen keek hij om zich heen. Het was toch geen goed idee geweest om de doorgang naar zijn kantoor open te laten. Er waren nogal wat praatjes nodig geweest om de waterspuwer, de noodzaak van de open doorgang te verklaren. Hoe blij zijn deurwachter was geweest had hij aan eigen lijf mogen ondervinden, toen hij een ijskoude straal water in zijn gezicht gespuwd kreeg. Maar Sneep kende het paswoord niet. Sneep. Albus zuchtte. Het was waanzinnig om te denken dat de jonge man naar hem zou terugkeren, na wat er eerst met hem gebeurd was.

Een geluid alsof iemand zich omdraaiende en een diep doorademen. Verwonderd keek de oude man op de grond naast zijn bed waar het geluid vandaan kwam. Samen getrokken lag daar niemand minder dan Severus Sneep. Te verbluft om zacht op te schreeuwen staarde hij de man gewoon aan. Het perkament op het nachtkastje merkte hij pas later op. Hij las weer nieuwe namen, nieuwe datums. Weer wandelde zijn blik over de slapende persoon.

Informaties uit eerste hand.

Perkamentus greep naar de tweede deken en legde deze voorzichtig over Sneep. De jonge had rust nodig. Maar waarom had hij zich niet op de bank neergelegd, voor de openhaard? Waarom voor zijn bed? Misschien was hij er simpelweg te moe voor geweest? Zijn gedachten raceten door zijn hoofd. Informatie, hij had de informatie die hij altijd al nodig had! Sneep had ze hem gebracht, vrijwillig en zonder dwang.

Perkamentus geeuwde, het was midden in de nacht en Sneep was niet de enige die wat rust kon gebruiken. Volgens het perkament had hij nog wat tijd. Zachtjes ging Perkamentus weer liggen - nu niet wakker maken. Met een glimlach sliep hij in. Het was dus toch niet zo'n slecht idee geweest om de doorgang open te houden.

Sneep voelde de opkomende warmte en liet zich helemaal vallen. En voor het eerst sinds weken had hij geen nachtmerries.