Hoofdstuk 10. Fouten
Dunkelheit trug einen Mantel, Hülle für einen fahlen Reiter auf Schwarzem Ross. Die Nazgûl
Sneep was naar het dalletje gegaan en naar zijn woning verdwijnselt. Voldemort liet hem ongewoon lang met rust, op deze manier had hij tijd om zijn boeken te sorteren en om zijn toverdrankingrediënten bij te vullen. Af en toe ging hij helemaal op in een van zijn boeken. Sneep kon urenlang op de grond zitten en lezen. Voor hem betekende dit rust en ontspanning, net als wanneer hij een drankje brouwde, daarvan werd hij ook heel rustig.
Maar diep van binnen, verlangde hij naar het kantoor van Perkamentus, naar de rustige aard van de directeur, zijn nieuwe Heer. 's Nachts ging hij naar een supermarkt en kocht met dreuzel geld eten. De verkoopster kende hem en zijn karaktereigenschappen al. Zij liet hem met rust en hij haar. Hij betaalde contant en de vrouw was allang blij dat er 's nachts af en toe een klant kwam.
Net toen hij het wisselgeld wilde aannemen, brandde het donkere teken op. Sneep schrok en omklemde krampachtig zijn onderarm, de buidel met geld glipte uit zijn vingeren en viel op de grond.
"He meneer alles in orde?", Vroeg de vrouw bezorgt. Snel kwam ze achter de kassa vandaan gelopen.
Maar Sneep omklemde alleen zijn onderarm en snakte naar adem. Toen voelde hij een vrouwenhand op zijn schouder en zag hoe de verkoopster hem de gevallen buidel aanreikte. "Door ontwenning hè? Mijn zus moest dit ook doormaken. Is niet aangenaam."
Waar sprak die dreuzel over? Maar hij knikte alleen en liet zijn hand van de onderarm los en nam de buidel aan.
"U kunt beter een arts opzoeken, als het erger wordt. Geloof me maar, dat is beter", raadde ze hem aan en ze klopte hem een laatste keer op de schouder. Daarmee was het probleem voor de dreuzel vrouw blijkbaar opgelost. Begrijpt iemand iets van die dreuzels?!
Hij moest naar het kerkhof en direct naar Voldemort. Zo snel het ging, verliet hij de kleine supermarkt en snelde terug naar zijn woning. Het donkere teken brandde meestal alleen zo erg als er iets mis was gegaan. Sneep verdroeg de pijn en glimlachte. Het was dus gelukt, de Dillarts en die dreuzelfamilie waren in veiligheid. Zo snel hij kon gooide hij zijn dooddoeners gewaad om, pakte het masker op en verdween uit zijn woning.
Dit keer vond de bijeenkomst direct op het kerkhof plaats, er was werkelijk wat mis gegaan. Sneep zag van af zijn plaats, dat de andere dooddoeners naar de kleine kapel in het midden van het kerkhof snelden. Sneep volgde hen, enkele waren aan het fluisteren onder elkaar.
"Hè, gifmixer al gehoord?" Die stem behoorde tot Lucius Malfidus. Sneep schrok een beetje en draaide zich naar hem toe. Achter het masker en met het gewaad zag iedereen er bijna hetzelfde uit. Alleen de stem kon iemand verraden wie zich erachter verschuilde.
Sneep schudde zijn hoofd en wachtte op zijn voormalig studiegenoot. Lucius was gelijktijdig met hem tot Voldemorts volgelingen bijgetreden. Als hij niet zijn dooddoeners kleding droeg, was hij een dominant persoon. Groot, slank met lange, slijkblonde haren en bijna altijd met een arrogante glimlach op zijn lippen. In de gewaden waren ze allemaal gelijk, geen verschillen.
"Die drie bij de dreuzelfamilie hebben verloren. De dreuzels waren verdwenen, ondanks het zoeken hebben ze die familie niet gevonden. En op het laatst kwam er ook nog eens een groep schouwer bij, en eentje wordt sindsdien vermist", fluisterde Lucius en werd stil op het moment dat ze uiteindelijk de donkere Heer zagen.
Hij stond groots en dominant op de treden van de kapel, de capuchon diep over zijn gezicht getrokken, maar de ogen glommen gevaarlijk in de duisternis.
Sneep keek rond, deze keer was de opgeroepen groep groter. Het zou een lange nacht worden en de twee verliezers zouden uiteindelijk wensen, deze nacht te sterven. Een geritsel werd geproduceerd, door de verzamelde groep dooddoeners, toen ze zich allemaal in het stof wierpen om hun Heer te begroeten.
Sneep wierp zich weliswaar ook onderdanig in het stof, maar niet omdat Voldemort zijn Heer was. Hij behoorde nu tot Perkamentus. Perkamentus had hem nodig, meer als de donkere Heer. Met dit geheim in zijn achterhoofd wachtte hij.
"Dooddoeners. Welkom!", Galmde de zachte maar toch krachtvolle stem van Voldemort over het kerkhof.
"Twee nachten geleden zouden drie van jullie een opdracht vervullen." Voldemort scheen direct de verzamelde tovenaars en heksen vergeten te zijn en wendde zich naar de twee jammerende personen aan zijn voeten. "Maar wat zie ik vannacht? Maar twee van jullie?"
Twee nachten? Sneep probeerde zijn onderdanig gedrag te behouden. De tijd was snel gegaan.
"Heer... Heer vergeeft u ons, maar de dreuzelfamilie was niet meer daar. Zelfs naar lang ...", piepte een van de personen angstig.
"Die hebben geen ruggengraat", mompelde Lucius naast Severus zachtjes.
Sneep waagde het om een blik opzij, naar Lucius, te werpen. 'Alsof jij er een hebt, of iemand anders van ons', dacht Sneep spottend en wendde zijn blik weer af.
Sneep sloot zijn ogen toen de donkere Heer met zijn preek begon. Het schreeuwen van de twee dooddoeners, galmde over het kerkhof en had Sneep het niet zelf al zo vaak gezien of zelf ervaren, dan zal het hem schokken, of zal hij op zijn minst medelijden met de slachtoffers hebben. Niemand had ooit met hem medelijden gehad. In gedachten probeerde hij deze omgeving te verlaten en stelde hij zich het kantoor van Perkamentus voor, het zonlicht en het goedgelovige gezicht van zijn nieuwe Heer. Hij hield zijn ogen stevig dicht en droomde over ver weg, vooral weg.
De schreeuwen ebde weg en Sneep opende zijn ogen weer. De twee dooddoeners leefden nog, maar lagen bevend en naar lucht happend op de grond.
"Laat dit allen een les zijn. Ik duld geen fouten!", Zei de zwarte magiër en liep aan hun voorbij. Voldemorts gewaad streelde ook Sneep, die drukte zijn voorhoofd stevig tegen de grond. Alleen weg, ver weg.
"Gifmixer! Jij blijft. De rest van jullie kan gaan", riep de donkere Heer plotseling.
Met een zachte plop verdwenen ze om de beurt allemaal, alleen de twee slachtoffers en Sneep bleven over. Lucius mompelde hem nog een "veel geluk" toe voordat ook hij verdween. Sneep bleef op de grond, knielend en hij wachtte af. Had men hem betrapt? Of ging Voldemort met zijn kleine persoonlijke preek met Sneep verder? Was das eerste dan niet genoeg foltering geweest?
Voldemort negeerde de twee kreunende tovenaars en stelde zich voor Sneep op. "Gifmixer!", Siste hij. "Ik wil in drie dagen een flesje met het veritaserum en eentje met de 'koude dood'."
"Zoals U wenst Heer", zei Sneep.
Kou en nog veel meer energie hingen in de lucht, Voldemort was geladen en Sneep bereidde zich voor op het onvermijdbare.
"Crucio."
Severus wereld explodeerde in pijn, hij viel op zijn zij en schreeuwde. Zijn huid brandde en zijn hoofd leek te barsten. Net voordat hij geloofde geen lucht meer te krijgen, hief Voldemort de vloek op.
"DAT gifmixer was alleen een waarschuwing! Wees dankbaar!", Zei Voldemort. "Tot wie behoort jouw loyaliteit!?"
Sneep merkte hoe Voldemort hem schopte en hem in de buurt van zijn maag raakte. Hij kreunde en kromde zich.
"LOYALITEIT?!", Zei Voldemort koud.
Sneep krabbelde overeind en kuste de zoom van het gewaad.
"U Heer. U beschikt over mijn leven en mijn loyaliteit", fluisterde Sneep. Zo verharde hij kuchend en bibberend tot Voldemort verdween. Hij liet zich op zijn zij vallen, hij wilde weg van deze omgeving, ver weg. Enkele seconden later was er niemand meer op het kerkhof.
Ergens in een dalletje, in het verboden bos dook dit zeldzame wezen weer op. De dieren schrokken. Ze hadden het niet horen aankomen. Er was niemand van de groten in de buurt om het te vertellen, dus vergaten ze het snel weer. De jagers kwamen van een succesvolle nacht terug, ze hadden het verwonde wezen niet meer nodig. Het krabbelde overeind en struikelend baande hij zich een weg door het bos.
Hij moest het kasteel bereiken voordat het dag werd, anders was het te laat. Voldemort had niet zomaar gehandeld, ook de duistere Heer wist van de bijwerkingen van de cruciatus-vloek af en hij wist dat Sneep er onder leed. Als iemand er in zo'n korte tijd meerdere malen mee geraakt werd, voordat de vorige golf van de bijwerking over was, waren deze dubbel zo erg en men kon er blijvende schade aan over houden.
Voldemort interesseerde het niet wat er met hem zou gebeuren, of hij iemand vond die hem hielp of niet. Severus was dan weliswaar zijn gifmixer, maar waar het een nummer een was voor een opdracht,loerde altijd al een nummer twee op de achtergrond, om zijn plaats te veroveren. De pijn was niet helemaal verdwenen ,maar hij moest opschieten. De kleur van de hemel wisselde van een donkerblauw, bijna zwart naar een lichter blauw. Als in een trance struikelde hij over het gazon van het kasteel, door het portaal, naar de waterspuwer. De ingang was gesloten, wachtwoord hij had het wachtwoord nodig. De pijn zonk iets maar kwam weer terug, net als eb en vloed. Maar nog even en ze zou zich in zijn spieren en botten vastzetten. Het wachtwoord, hij stortte neer op de grond.
"Heer", fluisterde Severus en toen sprong het dier aan de kant. De pijn maakte zijn blik reeds wazig, maar hij keek omhoog en ontdekte het gezicht waar hij op gehoopt had.
"Perkamentus?..." Dat was het laatste wat hij nog over zijn lippen kon brengen en toen was het te laat. Zijn ruggengraat boog zich tot dat hij het gevoel had het zou gaan breken. Armen en benen bibberde ongecontroleerd. Iemand trok hem omhoog en droeg hem. Sneep beet op zijn lippen, totdat hij bloed proefde. Vooral niet schreeuwen, vooral niet hier schreeuwen.
Perkamentus had een komisch gevoel gehad en zacht geknor van de waterspuwer hadden hem erop attent gemaakt dat er iemand was. Wat hij vond schokte hem zeer. Sneep was doodsbleek en leed duidelijk aan pijn.
'Cruciatus-vloek', schoot het Perkamentus direct door zijn hoofd en voordat hij wist wat hij moest doen, schudden reeds de bijwerkingen Sneep.
Albus moest snel reageren, dit waren tot nu toe de ergste bijwerkingen die hij ooit gezien had. Het hele lichaam van de dooddoener had besloten zich zelf botten te breken en spieren te laten scheuren. Een sterk bibberende man, een trap omhoog, om hem te dragen was zwaar ondanks dat Severus zeer licht was. Maar de krampen wilden maar niet stoppen. Hij legde Sneep op de grond van zijn kantoor en hij vergrendelde met een snelle spreuk zijn deur. Een verdere zwaai met zijn toverstaf maakten zijn vertrekken zo goed als geluidsdicht. Hoe kon hij de spieren zover krijgen zich te ontspannen? Hij hield Sneep aan de polsen vast en drukte hem tegen de grond. De dooddoener was ijskoud maar zweette desondanks.
"Het is in orde, ik ben hier", zei Albus rustig.
Sneep had lang op zijn lippen gebeten om niet hard te schreeuwen, maar langer kon hij deze controle op houden en uiteindelijk schreeuwde hij het uit van de pijn.
Het was niet eens zeer hard, stelde Perkamentus verwonderd vast. Het was meer een grauwe schreeuw, die mensen uitstoten, als de pijn zo sterk was, dat meer niet op te brengen was. Minuten streken voorbij. Wat moet ik doen? In het ziekenhuis voor magische ziektes had men medicijnen, maar hier? De spieren moesten zich eindelijk ontspannen. Severus was zo koud. Koud! Warmte! Hij tilde Sneep weer op en ging naar zijn badkamer.
"Heel rustig we hebben het bijna gehaald", mompelde Perkamentus, maar meer tegen zichzelf, dan tot Sneep die zich in zijn armen draaide en weer een grauwe schreeuw uitstootte. Het bad was groot, bijna een klein zwembad. Perkamentus draaide de warme kraan aan en liep, volledig aangekleed met Sneep het bad in.
"Dadelijk is het over", zei hij keer op keer.
Het water steeg langzaam,tot het hem tot de borst reikte, toen draaide hij de waterkranen dicht. Perkamentus moest oppassen dat het hoofd van de man boven water bleef. De grauwe schreeuwen galmde door de kachels van het bad en vormden een gruwelijke ondertoon tegenover het rustgevende plenzen van het water. Na verdere eindeloze minuten stelde de verwachte werking in. De spieren ontspanden zich en de bijwerkingen ebden weg. Perkamentus ademde diep in en veroorloofde het zich, om te gaan zitten op de ingebouwde zitbank in het bad. De eindelijk bewusteloze man, hield hij als een klein kind in zijn armen en drukte hem stevig tegen zijn borst.
"Oh jongen het spijt me zeer."
Dunkelheit trug einen Mantel, Hülle für einen fahlen Reiter auf Schwarzem Ross. Die Nazgûl
Sneep was naar het dalletje gegaan en naar zijn woning verdwijnselt. Voldemort liet hem ongewoon lang met rust, op deze manier had hij tijd om zijn boeken te sorteren en om zijn toverdrankingrediënten bij te vullen. Af en toe ging hij helemaal op in een van zijn boeken. Sneep kon urenlang op de grond zitten en lezen. Voor hem betekende dit rust en ontspanning, net als wanneer hij een drankje brouwde, daarvan werd hij ook heel rustig.
Maar diep van binnen, verlangde hij naar het kantoor van Perkamentus, naar de rustige aard van de directeur, zijn nieuwe Heer. 's Nachts ging hij naar een supermarkt en kocht met dreuzel geld eten. De verkoopster kende hem en zijn karaktereigenschappen al. Zij liet hem met rust en hij haar. Hij betaalde contant en de vrouw was allang blij dat er 's nachts af en toe een klant kwam.
Net toen hij het wisselgeld wilde aannemen, brandde het donkere teken op. Sneep schrok en omklemde krampachtig zijn onderarm, de buidel met geld glipte uit zijn vingeren en viel op de grond.
"He meneer alles in orde?", Vroeg de vrouw bezorgt. Snel kwam ze achter de kassa vandaan gelopen.
Maar Sneep omklemde alleen zijn onderarm en snakte naar adem. Toen voelde hij een vrouwenhand op zijn schouder en zag hoe de verkoopster hem de gevallen buidel aanreikte. "Door ontwenning hè? Mijn zus moest dit ook doormaken. Is niet aangenaam."
Waar sprak die dreuzel over? Maar hij knikte alleen en liet zijn hand van de onderarm los en nam de buidel aan.
"U kunt beter een arts opzoeken, als het erger wordt. Geloof me maar, dat is beter", raadde ze hem aan en ze klopte hem een laatste keer op de schouder. Daarmee was het probleem voor de dreuzel vrouw blijkbaar opgelost. Begrijpt iemand iets van die dreuzels?!
Hij moest naar het kerkhof en direct naar Voldemort. Zo snel het ging, verliet hij de kleine supermarkt en snelde terug naar zijn woning. Het donkere teken brandde meestal alleen zo erg als er iets mis was gegaan. Sneep verdroeg de pijn en glimlachte. Het was dus gelukt, de Dillarts en die dreuzelfamilie waren in veiligheid. Zo snel hij kon gooide hij zijn dooddoeners gewaad om, pakte het masker op en verdween uit zijn woning.
Dit keer vond de bijeenkomst direct op het kerkhof plaats, er was werkelijk wat mis gegaan. Sneep zag van af zijn plaats, dat de andere dooddoeners naar de kleine kapel in het midden van het kerkhof snelden. Sneep volgde hen, enkele waren aan het fluisteren onder elkaar.
"Hè, gifmixer al gehoord?" Die stem behoorde tot Lucius Malfidus. Sneep schrok een beetje en draaide zich naar hem toe. Achter het masker en met het gewaad zag iedereen er bijna hetzelfde uit. Alleen de stem kon iemand verraden wie zich erachter verschuilde.
Sneep schudde zijn hoofd en wachtte op zijn voormalig studiegenoot. Lucius was gelijktijdig met hem tot Voldemorts volgelingen bijgetreden. Als hij niet zijn dooddoeners kleding droeg, was hij een dominant persoon. Groot, slank met lange, slijkblonde haren en bijna altijd met een arrogante glimlach op zijn lippen. In de gewaden waren ze allemaal gelijk, geen verschillen.
"Die drie bij de dreuzelfamilie hebben verloren. De dreuzels waren verdwenen, ondanks het zoeken hebben ze die familie niet gevonden. En op het laatst kwam er ook nog eens een groep schouwer bij, en eentje wordt sindsdien vermist", fluisterde Lucius en werd stil op het moment dat ze uiteindelijk de donkere Heer zagen.
Hij stond groots en dominant op de treden van de kapel, de capuchon diep over zijn gezicht getrokken, maar de ogen glommen gevaarlijk in de duisternis.
Sneep keek rond, deze keer was de opgeroepen groep groter. Het zou een lange nacht worden en de twee verliezers zouden uiteindelijk wensen, deze nacht te sterven. Een geritsel werd geproduceerd, door de verzamelde groep dooddoeners, toen ze zich allemaal in het stof wierpen om hun Heer te begroeten.
Sneep wierp zich weliswaar ook onderdanig in het stof, maar niet omdat Voldemort zijn Heer was. Hij behoorde nu tot Perkamentus. Perkamentus had hem nodig, meer als de donkere Heer. Met dit geheim in zijn achterhoofd wachtte hij.
"Dooddoeners. Welkom!", Galmde de zachte maar toch krachtvolle stem van Voldemort over het kerkhof.
"Twee nachten geleden zouden drie van jullie een opdracht vervullen." Voldemort scheen direct de verzamelde tovenaars en heksen vergeten te zijn en wendde zich naar de twee jammerende personen aan zijn voeten. "Maar wat zie ik vannacht? Maar twee van jullie?"
Twee nachten? Sneep probeerde zijn onderdanig gedrag te behouden. De tijd was snel gegaan.
"Heer... Heer vergeeft u ons, maar de dreuzelfamilie was niet meer daar. Zelfs naar lang ...", piepte een van de personen angstig.
"Die hebben geen ruggengraat", mompelde Lucius naast Severus zachtjes.
Sneep waagde het om een blik opzij, naar Lucius, te werpen. 'Alsof jij er een hebt, of iemand anders van ons', dacht Sneep spottend en wendde zijn blik weer af.
Sneep sloot zijn ogen toen de donkere Heer met zijn preek begon. Het schreeuwen van de twee dooddoeners, galmde over het kerkhof en had Sneep het niet zelf al zo vaak gezien of zelf ervaren, dan zal het hem schokken, of zal hij op zijn minst medelijden met de slachtoffers hebben. Niemand had ooit met hem medelijden gehad. In gedachten probeerde hij deze omgeving te verlaten en stelde hij zich het kantoor van Perkamentus voor, het zonlicht en het goedgelovige gezicht van zijn nieuwe Heer. Hij hield zijn ogen stevig dicht en droomde over ver weg, vooral weg.
De schreeuwen ebde weg en Sneep opende zijn ogen weer. De twee dooddoeners leefden nog, maar lagen bevend en naar lucht happend op de grond.
"Laat dit allen een les zijn. Ik duld geen fouten!", Zei de zwarte magiër en liep aan hun voorbij. Voldemorts gewaad streelde ook Sneep, die drukte zijn voorhoofd stevig tegen de grond. Alleen weg, ver weg.
"Gifmixer! Jij blijft. De rest van jullie kan gaan", riep de donkere Heer plotseling.
Met een zachte plop verdwenen ze om de beurt allemaal, alleen de twee slachtoffers en Sneep bleven over. Lucius mompelde hem nog een "veel geluk" toe voordat ook hij verdween. Sneep bleef op de grond, knielend en hij wachtte af. Had men hem betrapt? Of ging Voldemort met zijn kleine persoonlijke preek met Sneep verder? Was das eerste dan niet genoeg foltering geweest?
Voldemort negeerde de twee kreunende tovenaars en stelde zich voor Sneep op. "Gifmixer!", Siste hij. "Ik wil in drie dagen een flesje met het veritaserum en eentje met de 'koude dood'."
"Zoals U wenst Heer", zei Sneep.
Kou en nog veel meer energie hingen in de lucht, Voldemort was geladen en Sneep bereidde zich voor op het onvermijdbare.
"Crucio."
Severus wereld explodeerde in pijn, hij viel op zijn zij en schreeuwde. Zijn huid brandde en zijn hoofd leek te barsten. Net voordat hij geloofde geen lucht meer te krijgen, hief Voldemort de vloek op.
"DAT gifmixer was alleen een waarschuwing! Wees dankbaar!", Zei Voldemort. "Tot wie behoort jouw loyaliteit!?"
Sneep merkte hoe Voldemort hem schopte en hem in de buurt van zijn maag raakte. Hij kreunde en kromde zich.
"LOYALITEIT?!", Zei Voldemort koud.
Sneep krabbelde overeind en kuste de zoom van het gewaad.
"U Heer. U beschikt over mijn leven en mijn loyaliteit", fluisterde Sneep. Zo verharde hij kuchend en bibberend tot Voldemort verdween. Hij liet zich op zijn zij vallen, hij wilde weg van deze omgeving, ver weg. Enkele seconden later was er niemand meer op het kerkhof.
Ergens in een dalletje, in het verboden bos dook dit zeldzame wezen weer op. De dieren schrokken. Ze hadden het niet horen aankomen. Er was niemand van de groten in de buurt om het te vertellen, dus vergaten ze het snel weer. De jagers kwamen van een succesvolle nacht terug, ze hadden het verwonde wezen niet meer nodig. Het krabbelde overeind en struikelend baande hij zich een weg door het bos.
Hij moest het kasteel bereiken voordat het dag werd, anders was het te laat. Voldemort had niet zomaar gehandeld, ook de duistere Heer wist van de bijwerkingen van de cruciatus-vloek af en hij wist dat Sneep er onder leed. Als iemand er in zo'n korte tijd meerdere malen mee geraakt werd, voordat de vorige golf van de bijwerking over was, waren deze dubbel zo erg en men kon er blijvende schade aan over houden.
Voldemort interesseerde het niet wat er met hem zou gebeuren, of hij iemand vond die hem hielp of niet. Severus was dan weliswaar zijn gifmixer, maar waar het een nummer een was voor een opdracht,loerde altijd al een nummer twee op de achtergrond, om zijn plaats te veroveren. De pijn was niet helemaal verdwenen ,maar hij moest opschieten. De kleur van de hemel wisselde van een donkerblauw, bijna zwart naar een lichter blauw. Als in een trance struikelde hij over het gazon van het kasteel, door het portaal, naar de waterspuwer. De ingang was gesloten, wachtwoord hij had het wachtwoord nodig. De pijn zonk iets maar kwam weer terug, net als eb en vloed. Maar nog even en ze zou zich in zijn spieren en botten vastzetten. Het wachtwoord, hij stortte neer op de grond.
"Heer", fluisterde Severus en toen sprong het dier aan de kant. De pijn maakte zijn blik reeds wazig, maar hij keek omhoog en ontdekte het gezicht waar hij op gehoopt had.
"Perkamentus?..." Dat was het laatste wat hij nog over zijn lippen kon brengen en toen was het te laat. Zijn ruggengraat boog zich tot dat hij het gevoel had het zou gaan breken. Armen en benen bibberde ongecontroleerd. Iemand trok hem omhoog en droeg hem. Sneep beet op zijn lippen, totdat hij bloed proefde. Vooral niet schreeuwen, vooral niet hier schreeuwen.
Perkamentus had een komisch gevoel gehad en zacht geknor van de waterspuwer hadden hem erop attent gemaakt dat er iemand was. Wat hij vond schokte hem zeer. Sneep was doodsbleek en leed duidelijk aan pijn.
'Cruciatus-vloek', schoot het Perkamentus direct door zijn hoofd en voordat hij wist wat hij moest doen, schudden reeds de bijwerkingen Sneep.
Albus moest snel reageren, dit waren tot nu toe de ergste bijwerkingen die hij ooit gezien had. Het hele lichaam van de dooddoener had besloten zich zelf botten te breken en spieren te laten scheuren. Een sterk bibberende man, een trap omhoog, om hem te dragen was zwaar ondanks dat Severus zeer licht was. Maar de krampen wilden maar niet stoppen. Hij legde Sneep op de grond van zijn kantoor en hij vergrendelde met een snelle spreuk zijn deur. Een verdere zwaai met zijn toverstaf maakten zijn vertrekken zo goed als geluidsdicht. Hoe kon hij de spieren zover krijgen zich te ontspannen? Hij hield Sneep aan de polsen vast en drukte hem tegen de grond. De dooddoener was ijskoud maar zweette desondanks.
"Het is in orde, ik ben hier", zei Albus rustig.
Sneep had lang op zijn lippen gebeten om niet hard te schreeuwen, maar langer kon hij deze controle op houden en uiteindelijk schreeuwde hij het uit van de pijn.
Het was niet eens zeer hard, stelde Perkamentus verwonderd vast. Het was meer een grauwe schreeuw, die mensen uitstoten, als de pijn zo sterk was, dat meer niet op te brengen was. Minuten streken voorbij. Wat moet ik doen? In het ziekenhuis voor magische ziektes had men medicijnen, maar hier? De spieren moesten zich eindelijk ontspannen. Severus was zo koud. Koud! Warmte! Hij tilde Sneep weer op en ging naar zijn badkamer.
"Heel rustig we hebben het bijna gehaald", mompelde Perkamentus, maar meer tegen zichzelf, dan tot Sneep die zich in zijn armen draaide en weer een grauwe schreeuw uitstootte. Het bad was groot, bijna een klein zwembad. Perkamentus draaide de warme kraan aan en liep, volledig aangekleed met Sneep het bad in.
"Dadelijk is het over", zei hij keer op keer.
Het water steeg langzaam,tot het hem tot de borst reikte, toen draaide hij de waterkranen dicht. Perkamentus moest oppassen dat het hoofd van de man boven water bleef. De grauwe schreeuwen galmde door de kachels van het bad en vormden een gruwelijke ondertoon tegenover het rustgevende plenzen van het water. Na verdere eindeloze minuten stelde de verwachte werking in. De spieren ontspanden zich en de bijwerkingen ebden weg. Perkamentus ademde diep in en veroorloofde het zich, om te gaan zitten op de ingebouwde zitbank in het bad. De eindelijk bewusteloze man, hield hij als een klein kind in zijn armen en drukte hem stevig tegen zijn borst.
"Oh jongen het spijt me zeer."
