Hoofdstuk 12. Geen tijd

Die Zeit weilt, eilt, teilt und heilt.

Unbekannt

Geest en lichaam kunnen zich aan veel dingen wennen, ook aan pijn. Altijd als er een nieuwe doel bereikt was, verschoven ook de grenzen der mogelijkheden. Zo gebeurde het, dat Sneep zich in de volgende nacht sterk genoeg voelde, om de gevraagde drankjes te brouwen. De directeur hoorde deze beslissing niet graag aan, maar wist dat elk verstreken uur een gevaar voor Sneep betekende. Hij bracht Sneep nieuwe kleren en hielp hem met aankleden. Perkamentus ondersteunde ook zijn beschermeling, hij weigerde het om Sneep als zijn eigendom te zien, door naar de kerkers te gaan. Daar observeerde Perkamentus hoe Sneep met een soort slaapwandelende zekerheid ingrediënten afwoog, klein sneed, of stampte en tot de juiste substantie samen brouwde.

Sneeps oude toverdrankleraar had eens tegen Perkamentus gezegd, dat Sneep een van zijn begaafdste leerlingen was. Nu zag de directeur waarom. In een recordtijd kon Severus de meest gecompliceerde dranken brouwen. Hij was een meester, een meester der toverdranken.

"Bestaat er tegen de 'koude dood' ook een tegengif?", Vroeg hij, toen Sneep net voorzichtig in de ketel aan het roeren was.

Dat het dezelfde ketel was, waarin hij voor enkele dagen zijn eigen dood gebrouwd had, scheen hem weinig te schelen. Sneep keek op, bleek, ingevallen wangen, hij zag uit als de levende dood. "Er bestaat een tegengif Heer. Maar het moet wel binnen vijf minuten ingenomen worden."

"Aha." Perkamentus liep langs de boekenplanken, Sneep was weer in zijn automatisme terug gevallen. Trefzeker bereidde hij de laatste ingrediënten voor en greep uiteindelijk naar een lepel.

"Waarom wordt het eigenlijk koude dood genoemd?", Vroeg Perkamentus.

"Het dood niet zeer snel, de dood treed pas na tien tot vijftien minuten in. Men heeft het gevoel te bevriezen. De kou stijgt van de voeten naar boven, als het hart wordt bereikt heeft is men dood", verklaarde de dooddoener en keek een laatste keer het gifdrankje na. "Voldemort wil dat zijn slachtoffers over hun fouten nadenken voordat ze sterven. Hij houdt ervan de angst in hun ogen te zien, als de vijf minuten verstreken zijn en ze weten dat er geen hoop meer is."

Perkamentus liep wat rond, Sneep bukte zich. Verdomme hij moest zich meer beheersen, de jongen schrok bij iedere snelle beweging die hij maakte.

"Heb je het als eens gezien?", Vroeg Albus voorzichtig.

De dooddoener knikte en keek naar de ketel. Met een zachte stem zei hij "vaak Heer. Te vaak."

Hierbij liet Perkamentus het onderwerp achter zich. In gedachten verzonken stond hij aan een oude lessenaar en bladderde in de aantekeningen, van een reeds lang vergeten tovenaar. De maan steeg hoger en de kaarsen in de ruimte brandden langzaam op.

"Heer wilt u ook het tegengif?", Sprak een stem naast hem.

De oude man draaide zich om. Severus stond achter hem, volledig rustig en ontspannen. "Ja graag."

Sneep boog zich diep en keerde terug naar de ketel. Perkamentus glimlachte. 'hmm, hij durfde hem nu tenminste aan te spreken.'

Het tegengif liet ook niet lang op zich wachten. Voor zover Albus kon zien, was het brouwen van het tegengif moeilijker dan dat van het gif zelf. Severus verbruikte meer tijd met het afwegen van de ingrediënten en werkte nog geconcentreerder. Als laatste vulde hij een grote glazen fles met het tegengif en beschreef het etiket. Het gif en het veritaserum, die hij als allereerst gebrouwd had, deed hij in kleine flesjes en wikkelde ze zorgvuldig in enkele oude doeken. De vlammen onder de ketel gingen uit.

"Klaar?", Vroeg de oude man en keek naar de twee ingepakte flesjes en liep voorzichtig naar de grote met het tegengif.

"Ja Heer." Sneep staarde naar de tafel.

Hij had het weer gehaald. In recordtijd had hij zijn werk verricht en nu kreeg hij weke knieën. Hij wankelde en direct voelde hij de sterke hand van Perkamentus onder zijn arm. Ongewone krachten doorstroomden hem en verdreven de opkomende bewusteloosheid. Bij al zijn concentratie was hem niet opgevallen hoe uitgeput hij was.

"Tijd dat we gaan", fluisterde zijn Heer.

Hij kon alleen nog knikken.

"Ik neem de dranken wel mee."

Severus wou zich van Perkamentus los maken en alleen naar het kantoor van de directeur gaan. Niemand tot last zijn. Maar had Perkamentus niet gezegd dat hij hem niet tot last was? De oude man liet hem eventjes los, stopte de drie flessen in een oude tas en hing ze zich om zijn schouder. Sneep was naar de deur gestrompeld en leunde nu wachtend tegen de muur.

"Kom leun maar op mij, zo komen we sneller naar boven." Perkamentus greep zijn arm.

Het was logisch, zo kwamen ze sneller door de school en het gevaar om gezien te worden werd ook geringer, maar leunde men zomaar op zijn Heer? Voordat hij nee kon zeggen, had de oude man hem aan zijn arm genomen en leidde hem door het kasteel. De flessen rinkelde zachtjes in de tas. Sneep hoopte dat ze gauw het kantoor bereiken zouden, zijn knieën werden steeds weker en de andere bijwerkingen kwamen ook weer opzetten. Nu kon hij werkelijk uitrusten, hij had de dranken voor Voldemort en voor zijn Heer het tegengif. Dit keer onthield hij het paswoord voor Perkamentus kantoor, marsepeinslakken. Gezamenlijk liepen ze de trede's op en hij was dankbaar toen Perkamentus hem direct, zonder omweg naar het bed leidde, maar...

"Waar slaapt u?", Vroeg hij bezorgt, toen Perkamentus hem hielp de schoenen uit te trekken.

"Maak je daarover nu maar geen zorgen. Rust jij maar uit", beval Perkamentus en ergens had Sneep voor het eerst het gevoel, dat Perkamentus blij was om een bevel te geven. Severus knikte, bevelen stelde hem niet in twijfel, hij voerde ze uit, ook als het er om ging om uit te rusten. Gehoorzaam ging hij in het bed liggen en hij ontspande zich. Perkamentus was werkelijk de eerste keer blij, dat Sneep bevelen niet in twijfel stelde. Tevreden sloot hij zijn ogen en al snel was zijn adem diep en rustig. De jongen had rust nodig. Waar anderen een hele dag en nacht voor nodig hadden, had Sneep maar enkele uren nodig. Drie van zulke moeilijke dranken brouwen was meer dan aanstrengend. Er waren nog enkele uren over, voordat het licht werd. Perkamentus nam enkele wollen dekens en maakte het zich aangenaam op de bank. Hij kon hier slapen, hoewel zijn oude botten het bed als voorliefde hadden. Een tijdje luisterde hij naar de nachtelijke geluiden in het kasteel, tot hij in slaap viel.

Sneep sliep rustig en zonder dromen. In de slaap kon zijn lichaam van de pijn herstellen, ze bijna vergeten. Veel slaap was hem echter niet gegund, een wel bekend brandend gevoel kwam op, van zijn onderarm. Hij kreunde, nee alsjeblief niet! Alleen wat rust! Een paar uurtjes! Meer wou hij toch niet. De duistere Heer wist toch van de bijwerkingen en had er toch zeker rekening mee gehouden, dat Sneep nog enkele uren rust nodig had. Voldemort interesseerde zich niet in zijn dooddoeners en Severus Sneep moest dit aan levende lijven ervaren.

Moe en uitgeput rolde hij op zijn zij en opende de ogen. Het donkere teken brandde rood en waarschuwend op zijn onderarm. Tijd dat hij ging. De zon was al bezig, om de hemel voor de dag terug te veroveren. Beter nu dan later, met kinderen in de gangen was het moeilijker om onherkenbaar het bos in te gaan. Nog een laatste maal sloot hij zijn ogen en stond toen op. De directeur sliep op de bank. Heel zachtjes trok Sneep zijn schoenen aan, hij had in zijn kleren geslapen, en deed nu zijn zwarte gewaad om. Nu geen geluid maken. Voorzichtig greep hij naar de twee flessen voor Voldemort en ging naar de directeur toe. Hij viel op zijn knieën en kuste, als afscheid de zoom van Perkamentus' nachtkleed die onder de deken uitkwam. Toen hij opkeek, keek hij in de stralend blauwe ogen van Perkamentus. Zijn Heer was wakker.

"Pas op jezelf op!", Mompelde hij en Sneep knikte.

Zo snel hij kon verliet hij het kasteel en ging naar zijn dalletje in het bos, niet wetend, dat de halfreus Hagrid hem volgde.

Hagrid was achterdochtig geworden. Tezamen met zijn hond Thoa, had hij het nieuwe dalletje opgezocht. Het lag aan de rand van de beschermzone van Zweinstein en tovenaars konden van daaruit verdwijnselen. Hij zag Sneep uit het kasteel komen en hij vertrouwde het niet. Met een snelheid, die niemand hem had toe kende, kleedde hij zich aan en sloop de dooddoener achterna. Hij had zekerheid nodig. Als dat nieuwe dalletje de verdwijnselplek van Sneep was, zo kon het zijn, dat hij zijn collega's van daaruit naar het kasteel toe kon leiden. Op veilige afstand volgde hij Sneep, die zich niet een keer omdraaide. Hagrid kende het bos beter als hem en zo kon hij, als hij dat wou, zich bijna geluidloos in het bewegen. Al van verre kon hij de omgevallen boom herkennen, die aan de rand van het dalletje had gestaan. Hij was er bijna! Nu bukte hij zich en sloop langs de boomstam naar het dalletje toe. Sneep stond er werkelijk in en leek zich te concentreren. Toen plotseling, met een zachte plop was hij verdwenen. Hagrid ging weer rechtop staan, hij had de verdwijnselplek van Sneep daadwerkelijk gevonden. De terreinknecht keek om zich heen, een ongezellige plek zonder bescherming voor de wind, op de boomwortels die naar de hemel rezen na. Hagrid besloot om deze plek in het oog te houden en terwijl hij terug naar zijn hut stampte, viel de eerste sneeuw. Dankbaar dacht hij aan zijn grote voorraad brandhout en glimlachte bij de gedachte dat een goede fles wijn die thuis op hem wachtte.

De donkere Heer toonde zich aangenaam verrast dat Sneep hem het gif en het veritaserum brengen kon. Als beloning zou hij Sneep de komende dagen niet te zeer belasten en hij kon zich wat ontspannen.

In deze tijd verzamelde Sneep zo veel informatie als mogelijk was en bracht dit naar Perkamentus. Deze wederom was blij om zijn beschermeling in zo een goede staat te zien, hoewel Sneep eenmaal in elkaar zakte, toen hem de bijwerkingen hadden overmeesterd. Hagrid bleef hem observeren en deelde het geheim, van zijn weten, over de geheime verdwijnselplek met niemand. Zo ging het enkele dagen door en de sneeuw overdekte bijna het land waar Zweinstein mee omringd werd.