Hoofdstuk 13 Waarschuwingen
Siehe ich gebe dir diese vortrefflichen Ratschläge Prüfe sie in deinem Herzen. (Ani)
Het was drie weken voor de kerst en buiten, voor het raam van Perkamentus kantoor waaide een sneeuwstorm voorbij, net toen Hagrid met een volledig onderkoelde uil met een brief naar binnen gestampt kwam.
De directeur nam haar de brief af en gaf haar weer aan Hagrid.
"Alleen een gestoorde stuurt een brief in zo een storm", mompelde Hagrid en stopte de uil onder zijn dikken mantel, een zacht ge-oehoeh bevestigde dat het de uil in de mantel beviel.
"Of het nieuws is werkelijk belangrijk. Bedankt Hagrid." Daarmee liet de directeur de terreinknecht gaan, wetend dat de uil goed verzorgd zou worden.
Albus zette zijn bril recht en begon te lezen.
i Geachte Perkamentus,
Vandaag was ik getuige van een zeer verontrustende vergadering op het ministerie van toverkunst. Zoals u zeker weet, is Bartho Krenck er op uit om dooddoeners te vangen. Als chef van de afdeling veiligheid en mystificatie heeft hij vandaag de raad een voorstel voorgelegd dat de schouwers nu ook de onvergefelijke of verboden vloeken zouden mogen gebruiken. U kunt zich voorstellen hoe erg ik was geschrokken, toen mijn collega's het voorstel inwilligden. Ik dacht, u moest het weten, omdat uw informatie, die u mij de laatste tijdstuurd,, mij het vermoeden geven, dat een van uw informanten een van de mogelijke doelen kan zijn. De toestemming is vanaf vandaag geldig en u kunt zich voorstellen, dat enkele van de schouwers er alleen op hebben gewacht, om het de dooddoeners met gelijke munt terug te betalen.
Hoogachtend,
Een vriend /i
Perkamentus zuchtte en zette zijn bril af. Nu was het dan toch gebeurd, dat waarvoor hij altijd gevreesd wasecht gebeurt. Het ministerie sloeg met dezelfde duistere magie terug, waarmee Voldemort aanviel. Een vriend. Als men een netwerk van spionnen opbouwt, moest men zich er van bewust zijn, dat niet iedereen met genoemd wilde worden en al helemaal niet met naam ondertekenden, voor het geval dat de uilenpost onderschept zou worden.
Perkamentus verbrandde de brief direct, het was beter als niemand deze post te zien kreeg. Het perkament verschrompelde in de kolenbak en viel uiteindelijk tot as uit een. Dit nieuws was werkelijk slecht. Hij hoopte dat Severus Sneep vannacht kwam, zodat hij zijn spion kon waarschuwen.
De dag ging voorbij, twee Huffelpuffers werden naar hem toe gebracht, omdat ze ruzie hadden gehad met een Zwadderbaar, met als gevolg, dat deze nu al twee uur achteruit liep en niet alleen dat, hij sprak ook alles achteruit! Toen de twee derdeklassers zich begonnen te verdedigen, luisterde hun directeur maar met een half oor toe, zo waren ze niet minder verrast, toen ze elk met 10 punten aftrek van hun afdeling terug naar de les werden gestuurd. Nadat de leerlingen uit zijn kantoor waren vertrokken, begon hij zenuwachtig heen en weer te lopen. Sinds Sneep hem verslag kwam uit brengen was hij daaraan aangewend geraakt. Soms knielde Sneep terwijl hij sprak en Perkamentus liep dan heen en weer. Soms stond hij ook en sprak hij meer tegen de vloer dan tegen hem.
Maar op een ding was Perkamentus trots, Sneep sprak hem ook ongevraagd op bepaalde dingen aan, een kleine vooruitgang! Dat met dat knielen, daaraan moest nog gewerkt worden, het had zijn tijd nodig. Tegen het avondeten moest Perkamentus gaan, maar zelfs zijn leerlingen merkten op hoe afwezig hun directeur op die avond was. De Huffelpufs schoven het op het incident met de Zwadderaar. De Zwadderaars dachten, dat de directeur nu toch een slecht geweten zou hebben vanwege de lage straf en de twee andere afdelingen dachten helemaal niets, maar waren ermee bezig weddenschappen, wie dan nu de volgende zwerkbal wedstrijd zou gaan winnen.
"Albus gaat het je niet goed?" Vroeg Minerva Anderling die naast hem zat bezorgd.
Perkamentus glimlachte, de onderdirectrice van Zweinstein, die goede Minerva maakte zich altijd zorgen. Hij keek in het strenge gezicht het afdelingshoofd van Giffoendor en zei: "Ach ik dacht alleen over die Huffelpufs na. Dat is alles.Het is toch komisch, komen twee leerlingen apart op een spreuk die alles achterwaarts laat gaan."
Helemaal wilde zijn collega dat niet geloven en Perkamentus ging na een leugentje om best wil terug naar zijn kantoor. De leraren en leerlingen zouden toch denken wat ze wilden, hij had belangrijkere zorgen, dan een achterwaarts sprekende en lopende Zwadderaar-leerling!
Hij snauwde het paswoord tegen de waterspuwer en ging naar boven. Verboden vloeken! Niet alleen dat gevangene dooddoeners verdwenen, nu ook dat nog! De verdwenen dooddoeners bezorgde Perkamentus hoofdpijn, ze doken drie, vier dagen na hun arrestatie niet meer op. Plotseling heette het: een dooddoener? Hier? Nee, hij werd vier dagen geleden afgehaald! Niemand bekommerde zich om hen en iedereen scheen blij te zijn, als er eentje minder was. Perkamentus trok de deur met een ruk open, ging zijn kantoor binnen en sloeg ze weer met een zwaai dicht. Gelukkig was iedereen bij het eten, want de deur was van massief hout en als men ze dicht sloeg kon men dit tot twee verdiepingen horen!
Een seconde later wenste Albus zich hij had het niet gedaan. Sneep keek hem geschrokken aan! Zijn spion was tijdens etenstijd in zijn kantoor geslopen. Direct viel hij op zijn knieën en drukte zijn voorhoofd tegen de grond. Een woedende Perkamentus moest een vreselijke verschijning zijn. De oude man beet zich op de lippen, zelden had hij de beheersing verloren en nu had hij een angstige dooddoener. Het werk van weken was verdwenen.
"Verdomme!" Vloekte de directeur zachtjes.
Dit was werkelijk niet zijn dag. Hij leunde tegen de gesloten deur en riep zich weer tot orde. Sneep kon werkelijk niks eraan doen, dat hij in zo een stemming was. Moe keek hij op de dooddoener neer. "Excuseer."
Sneep drukte verder zijn voorhoofd tegen de grond en zweeg.
'Okay' dacht Perkamentus, 'terug naar de routine.'
"Wat is het nieuws?" Vroeg hij zakelijk en liep Sneep voorbij, naar zijn bureau. Het had geen zin om de dooddoener te bevelen op te staan, daarvoor had deze op het moment te veel angst.
Heer, morgen zal de familie Lubbermans overvallen worden", zei de knielende man en hief licht zijn hoofd. Perkamentus zuchtte en liet zich in zijn bureaustoel vallen. "Waarom nu de familie Lubbermans? De laatste tijd concentreerde hij zich toch op de schouwers!"
"Heer. Frank Lubbermans is er een."
Perkamentus sprong op. "SORRY, wat zeg je?"
Sneep schrok en gleed een meter op zijn knieën naar achteren, maar antwoordde "Ja Heer. Hij heeft er drie weken geleden voor gesolliciteerd en is aangenomen geworden."
Frank Lubbermans! Perkamentus kende hem, hij was een jaar voor Sneep van school gegaan. Hij zag nog hem nog voor zich staan ,de goed gebouwde Frank Lubbermans, hij was dodelijk verliefd op de jonge Evelyn en had haar later ook gehuwd. Frank was weliswaar een goede leerling geweest toonde ook wat talent voor verdediging tegen de zwarte kunsten te hebben, maar ZO goed was hij ook niet. Wat wou Frank hiermee bewijzen?
Sneep was erg geschrokken, nog nooit had hij Perkamentus zo woedend gezien. De macht die hij uitstraalde was normaal gesproken rustig, vloeiend, helend, maar nu was ze vernietigend. Wat had zijn Heer zo woedend gemaakt? Uit voorzorg had hij de afstand tussen hem en zijn Heer met een meter vergroot, niet dat het veel zou helpen, als Perkamentus wou, kon hij hem ook over een afstand van 100 meter een vervloeken. De geplande aanval op de nieuwe schouwer Lubbermans kwam voor Sneep niet onverwachts. Voldemort probeerde onder hen ook aanhangers te vinden, maar de schouwers waren een in een gezworen gemeenschap, niemand verrade het ministerie. Tenminste officieel en als dan liet Voldemort het hen niet weten.
Perkamentus scheen opeens niet meer daar te zijn, hij was afwezig. Sneep zweeg en drukte weer zijn voorhoofd tegen de koude vloer. Langzaam verkrampten zijn rugspieren, twee dagen geleden had hij weer een aanval gehad en zijn spieren staakten nog bij sommige bewegingen. Hij negeerde de stekende pijn, nu was het niet verstandig zijn Heer te provoceren, geen redenen voor een straf geven. Ook al zou Perkamentus nooit een onvergeeflijke vloek op hem los laten, maar heet het bij de dreuzels niet, zeg nooit nooit?
"Alsjeblieft Severus sta op, ik ben niet kwaad op jou." Nu klonk Perkamentus weer zacht en rustig.
Langzaam stond Sneep op, zijn bewegingen moeten houterig zijn overgekomen, want Perkamentus sprak bezorgt verder: "Pijn?"
Zou hij liegen? Men loog niet tegen zijn heer dus knikte hij.
"Bijwerkingen?"
Weer knikte hij.
"Vergeef me, ik had eraan moeten denken", zuchtte de oude man bedrukt.
Sneeps rug stak nog steeds, van de pijn tegen bijwerkingen hielp geen middel, geen drank. Severus merkte dat deze situatie Perkamentus niet gelukkig maakte, zijn Heer zag het niet graag dat anderen pijn hadden. Een groot verschil met Voldemort.
"Was dat alles?", Vroeg de directeur.
Sneep knikte. "Dan is het beter dat je gaat, de storm word morgen nog erger. Je zou hier in het kasteel gevangen zitten en wat dat betekent, hoef ik je denk ik niet te vertellen", zei Perkamentus. Nee, een verder uitleg was niet nodig, als de dooddoener niet bij Voldemort verscheen dan kon hij minder pijn voor de komende dagen compleet vergeten.
Sneep boog zich diep en draaide zich om. Als hij snel was kon hij nog voor het einde van het avondeten uit het kasteel zijn.
"Severus?", Klonk de stem achter hem, hij stopte en draaide zich om.
"Het ministerie heeft de onvergefelijke vloeken vrij gegeven."
De dooddoener gaf geen kick, nog uiterlijk, nog innerlijk. DAT betekende ruzie en problemen, geen wonder dat Perkamentus woedend was.
"Pas op jezelf"
Met deze woorden in zijn hoofd, verdween hij uit het kantoor en even later ook uit het kasteel. De wind dreef de sneeuw voor zich uit en Sneep had moeite om door de bijna een meter hoge sneeuw naar zijn dalletje te komen. De onvergefelijken, de verboden vloeken! Nu had Voldemort dat bereikt wat hij wou, hij had het ministerie op zijn niveau getrokken. Nu vechten ze gelijk, tegen gelijk. Sneep liep door een bijzonder hoge sneeuwlaag, zijn rug deed pijn, wat hij nu nodig had was een hete douche, zodra hij thuis kwam. Eindelijk zag hij zijn dalletje, schaatste over de grond en was enkele seconden later verdwenen.
Siehe ich gebe dir diese vortrefflichen Ratschläge Prüfe sie in deinem Herzen. (Ani)
Het was drie weken voor de kerst en buiten, voor het raam van Perkamentus kantoor waaide een sneeuwstorm voorbij, net toen Hagrid met een volledig onderkoelde uil met een brief naar binnen gestampt kwam.
De directeur nam haar de brief af en gaf haar weer aan Hagrid.
"Alleen een gestoorde stuurt een brief in zo een storm", mompelde Hagrid en stopte de uil onder zijn dikken mantel, een zacht ge-oehoeh bevestigde dat het de uil in de mantel beviel.
"Of het nieuws is werkelijk belangrijk. Bedankt Hagrid." Daarmee liet de directeur de terreinknecht gaan, wetend dat de uil goed verzorgd zou worden.
Albus zette zijn bril recht en begon te lezen.
i Geachte Perkamentus,
Vandaag was ik getuige van een zeer verontrustende vergadering op het ministerie van toverkunst. Zoals u zeker weet, is Bartho Krenck er op uit om dooddoeners te vangen. Als chef van de afdeling veiligheid en mystificatie heeft hij vandaag de raad een voorstel voorgelegd dat de schouwers nu ook de onvergefelijke of verboden vloeken zouden mogen gebruiken. U kunt zich voorstellen hoe erg ik was geschrokken, toen mijn collega's het voorstel inwilligden. Ik dacht, u moest het weten, omdat uw informatie, die u mij de laatste tijdstuurd,, mij het vermoeden geven, dat een van uw informanten een van de mogelijke doelen kan zijn. De toestemming is vanaf vandaag geldig en u kunt zich voorstellen, dat enkele van de schouwers er alleen op hebben gewacht, om het de dooddoeners met gelijke munt terug te betalen.
Hoogachtend,
Een vriend /i
Perkamentus zuchtte en zette zijn bril af. Nu was het dan toch gebeurd, dat waarvoor hij altijd gevreesd wasecht gebeurt. Het ministerie sloeg met dezelfde duistere magie terug, waarmee Voldemort aanviel. Een vriend. Als men een netwerk van spionnen opbouwt, moest men zich er van bewust zijn, dat niet iedereen met genoemd wilde worden en al helemaal niet met naam ondertekenden, voor het geval dat de uilenpost onderschept zou worden.
Perkamentus verbrandde de brief direct, het was beter als niemand deze post te zien kreeg. Het perkament verschrompelde in de kolenbak en viel uiteindelijk tot as uit een. Dit nieuws was werkelijk slecht. Hij hoopte dat Severus Sneep vannacht kwam, zodat hij zijn spion kon waarschuwen.
De dag ging voorbij, twee Huffelpuffers werden naar hem toe gebracht, omdat ze ruzie hadden gehad met een Zwadderbaar, met als gevolg, dat deze nu al twee uur achteruit liep en niet alleen dat, hij sprak ook alles achteruit! Toen de twee derdeklassers zich begonnen te verdedigen, luisterde hun directeur maar met een half oor toe, zo waren ze niet minder verrast, toen ze elk met 10 punten aftrek van hun afdeling terug naar de les werden gestuurd. Nadat de leerlingen uit zijn kantoor waren vertrokken, begon hij zenuwachtig heen en weer te lopen. Sinds Sneep hem verslag kwam uit brengen was hij daaraan aangewend geraakt. Soms knielde Sneep terwijl hij sprak en Perkamentus liep dan heen en weer. Soms stond hij ook en sprak hij meer tegen de vloer dan tegen hem.
Maar op een ding was Perkamentus trots, Sneep sprak hem ook ongevraagd op bepaalde dingen aan, een kleine vooruitgang! Dat met dat knielen, daaraan moest nog gewerkt worden, het had zijn tijd nodig. Tegen het avondeten moest Perkamentus gaan, maar zelfs zijn leerlingen merkten op hoe afwezig hun directeur op die avond was. De Huffelpufs schoven het op het incident met de Zwadderaar. De Zwadderaars dachten, dat de directeur nu toch een slecht geweten zou hebben vanwege de lage straf en de twee andere afdelingen dachten helemaal niets, maar waren ermee bezig weddenschappen, wie dan nu de volgende zwerkbal wedstrijd zou gaan winnen.
"Albus gaat het je niet goed?" Vroeg Minerva Anderling die naast hem zat bezorgd.
Perkamentus glimlachte, de onderdirectrice van Zweinstein, die goede Minerva maakte zich altijd zorgen. Hij keek in het strenge gezicht het afdelingshoofd van Giffoendor en zei: "Ach ik dacht alleen over die Huffelpufs na. Dat is alles.Het is toch komisch, komen twee leerlingen apart op een spreuk die alles achterwaarts laat gaan."
Helemaal wilde zijn collega dat niet geloven en Perkamentus ging na een leugentje om best wil terug naar zijn kantoor. De leraren en leerlingen zouden toch denken wat ze wilden, hij had belangrijkere zorgen, dan een achterwaarts sprekende en lopende Zwadderaar-leerling!
Hij snauwde het paswoord tegen de waterspuwer en ging naar boven. Verboden vloeken! Niet alleen dat gevangene dooddoeners verdwenen, nu ook dat nog! De verdwenen dooddoeners bezorgde Perkamentus hoofdpijn, ze doken drie, vier dagen na hun arrestatie niet meer op. Plotseling heette het: een dooddoener? Hier? Nee, hij werd vier dagen geleden afgehaald! Niemand bekommerde zich om hen en iedereen scheen blij te zijn, als er eentje minder was. Perkamentus trok de deur met een ruk open, ging zijn kantoor binnen en sloeg ze weer met een zwaai dicht. Gelukkig was iedereen bij het eten, want de deur was van massief hout en als men ze dicht sloeg kon men dit tot twee verdiepingen horen!
Een seconde later wenste Albus zich hij had het niet gedaan. Sneep keek hem geschrokken aan! Zijn spion was tijdens etenstijd in zijn kantoor geslopen. Direct viel hij op zijn knieën en drukte zijn voorhoofd tegen de grond. Een woedende Perkamentus moest een vreselijke verschijning zijn. De oude man beet zich op de lippen, zelden had hij de beheersing verloren en nu had hij een angstige dooddoener. Het werk van weken was verdwenen.
"Verdomme!" Vloekte de directeur zachtjes.
Dit was werkelijk niet zijn dag. Hij leunde tegen de gesloten deur en riep zich weer tot orde. Sneep kon werkelijk niks eraan doen, dat hij in zo een stemming was. Moe keek hij op de dooddoener neer. "Excuseer."
Sneep drukte verder zijn voorhoofd tegen de grond en zweeg.
'Okay' dacht Perkamentus, 'terug naar de routine.'
"Wat is het nieuws?" Vroeg hij zakelijk en liep Sneep voorbij, naar zijn bureau. Het had geen zin om de dooddoener te bevelen op te staan, daarvoor had deze op het moment te veel angst.
Heer, morgen zal de familie Lubbermans overvallen worden", zei de knielende man en hief licht zijn hoofd. Perkamentus zuchtte en liet zich in zijn bureaustoel vallen. "Waarom nu de familie Lubbermans? De laatste tijd concentreerde hij zich toch op de schouwers!"
"Heer. Frank Lubbermans is er een."
Perkamentus sprong op. "SORRY, wat zeg je?"
Sneep schrok en gleed een meter op zijn knieën naar achteren, maar antwoordde "Ja Heer. Hij heeft er drie weken geleden voor gesolliciteerd en is aangenomen geworden."
Frank Lubbermans! Perkamentus kende hem, hij was een jaar voor Sneep van school gegaan. Hij zag nog hem nog voor zich staan ,de goed gebouwde Frank Lubbermans, hij was dodelijk verliefd op de jonge Evelyn en had haar later ook gehuwd. Frank was weliswaar een goede leerling geweest toonde ook wat talent voor verdediging tegen de zwarte kunsten te hebben, maar ZO goed was hij ook niet. Wat wou Frank hiermee bewijzen?
Sneep was erg geschrokken, nog nooit had hij Perkamentus zo woedend gezien. De macht die hij uitstraalde was normaal gesproken rustig, vloeiend, helend, maar nu was ze vernietigend. Wat had zijn Heer zo woedend gemaakt? Uit voorzorg had hij de afstand tussen hem en zijn Heer met een meter vergroot, niet dat het veel zou helpen, als Perkamentus wou, kon hij hem ook over een afstand van 100 meter een vervloeken. De geplande aanval op de nieuwe schouwer Lubbermans kwam voor Sneep niet onverwachts. Voldemort probeerde onder hen ook aanhangers te vinden, maar de schouwers waren een in een gezworen gemeenschap, niemand verrade het ministerie. Tenminste officieel en als dan liet Voldemort het hen niet weten.
Perkamentus scheen opeens niet meer daar te zijn, hij was afwezig. Sneep zweeg en drukte weer zijn voorhoofd tegen de koude vloer. Langzaam verkrampten zijn rugspieren, twee dagen geleden had hij weer een aanval gehad en zijn spieren staakten nog bij sommige bewegingen. Hij negeerde de stekende pijn, nu was het niet verstandig zijn Heer te provoceren, geen redenen voor een straf geven. Ook al zou Perkamentus nooit een onvergeeflijke vloek op hem los laten, maar heet het bij de dreuzels niet, zeg nooit nooit?
"Alsjeblieft Severus sta op, ik ben niet kwaad op jou." Nu klonk Perkamentus weer zacht en rustig.
Langzaam stond Sneep op, zijn bewegingen moeten houterig zijn overgekomen, want Perkamentus sprak bezorgt verder: "Pijn?"
Zou hij liegen? Men loog niet tegen zijn heer dus knikte hij.
"Bijwerkingen?"
Weer knikte hij.
"Vergeef me, ik had eraan moeten denken", zuchtte de oude man bedrukt.
Sneeps rug stak nog steeds, van de pijn tegen bijwerkingen hielp geen middel, geen drank. Severus merkte dat deze situatie Perkamentus niet gelukkig maakte, zijn Heer zag het niet graag dat anderen pijn hadden. Een groot verschil met Voldemort.
"Was dat alles?", Vroeg de directeur.
Sneep knikte. "Dan is het beter dat je gaat, de storm word morgen nog erger. Je zou hier in het kasteel gevangen zitten en wat dat betekent, hoef ik je denk ik niet te vertellen", zei Perkamentus. Nee, een verder uitleg was niet nodig, als de dooddoener niet bij Voldemort verscheen dan kon hij minder pijn voor de komende dagen compleet vergeten.
Sneep boog zich diep en draaide zich om. Als hij snel was kon hij nog voor het einde van het avondeten uit het kasteel zijn.
"Severus?", Klonk de stem achter hem, hij stopte en draaide zich om.
"Het ministerie heeft de onvergefelijke vloeken vrij gegeven."
De dooddoener gaf geen kick, nog uiterlijk, nog innerlijk. DAT betekende ruzie en problemen, geen wonder dat Perkamentus woedend was.
"Pas op jezelf"
Met deze woorden in zijn hoofd, verdween hij uit het kantoor en even later ook uit het kasteel. De wind dreef de sneeuw voor zich uit en Sneep had moeite om door de bijna een meter hoge sneeuw naar zijn dalletje te komen. De onvergefelijken, de verboden vloeken! Nu had Voldemort dat bereikt wat hij wou, hij had het ministerie op zijn niveau getrokken. Nu vechten ze gelijk, tegen gelijk. Sneep liep door een bijzonder hoge sneeuwlaag, zijn rug deed pijn, wat hij nu nodig had was een hete douche, zodra hij thuis kwam. Eindelijk zag hij zijn dalletje, schaatste over de grond en was enkele seconden later verdwenen.
