Hoofdstuk 14. Verandering van plannen

Pläne sind vortrefflich, wenn man sich daran hält! Unbekannt

Severus kleedde zich zo snel het ging uit en ging onder de douche staan. Zijn rug deed pijn en des te sneller hij onder warm water kwam, des te beter. Hij draaide alleen het warme water open en toen het water eindelijk over zijn rug liep werd de pijn wat minder. Zoals zo vaak bij deze warmwater therapie, verlieten al zijn krachten hem en uiteindelijk vond hij zichzelf zittend in de douchebak weer. Soms was hij gewoon onder het water in slaap gevallen, tot al het warme water was opgebruikt en de kou hem wakker maakte.

De spieren ontspanden zich en hij zakte nog verder in elkaar. Warmte en deze eigenaardige stilte, die door het gordijn van plenzend water beschermd werd. Hij was veel liever bij Perkamentus gebleven, had zelfs liever weer op de grond geslapen, dan hiernaar toe terug te moeten keren. Maar zijn Heer had gelijk, Voldemort riep weer vaker naar hem en sinds kort ook overdag, en dan kon hij slecht het kasteel verlaten.

Het hete water ging langzaam in een verdraagzame warmte over. Hij was zo moe, zo eindeloos moe. Met een hand greep hij naar de waterkranen en direct verdween het warme gordijn uit water. Altijd nog druipend nat, sleepte hij zich naar zijn matras en liet zich erop vallen. Alleen een paar uurtjes rust. Hij rolde zich in een van de vele oude dekens op en viel binnen korte tijd in slaap. Buiten voor het raam begon de sneeuwstorm zich verder op te bouwen. De dreuzel-meteorologen spraken ervan dat men de volgende 48 uur de ergste sneeuwstorm van de laatste 50 jaar verwachtten. Het wilde niet echt licht worden deze morgen, toen Sneep van een hem wel bekende stem gewekt werd.

"Gifmixer wordt wakker!"

Sneep kreunde, Lucius Malfidus, wat moest die hier?

"Wat voor een krot hier."

Het werd nog mooier, Rosier, Evan Rosier. Sneep opende zijn ogen en keek de twee dooddoeners aan, die naast zijn mastras stonden. Lucius keek wat gepikeerd om en Rosier hield zich een zakdoek voor zijn mond alsof hij midden op een vuilnisbelt stond. Hoewel Sneep er nog wel zo op lette dat er nergens wat ging schimmelen of wegrotte.

"Wat willen jullie?" Kreunde hij en sloot zijn ogen weer.

"He, niet inslapen. Er heeft een verandering plaatsgevonden!" Malfidus stootte hem voorzichtig met een voet aan. Sneep draaide zich weg, maar keek toch naar de jonge man, met het stroblonde haar omhoog.

"Verandering plaatsgevonden?" Vroeg Severus.

"Ja, verandering van de plannen. Voldemort wil dat jij ons naar de Lubbermans begeleidt." Malfidus grijnsde toen hij zag wat voor werking Voldemorts naam op Sneep had. Deze werd wat bleker dan normaal en iets als weemoed en leegte sloop in zijn ogen. Het was alleen een kwestie van tijd geweest, voordat Voldemort hem weer op tovenaars en dreuzels losliet. In de laatste weken was hij meer een observeerder geweest, transporteerde brieven van een persoon naar de andere, (natuurlijk kreeg Perkamentus altijd een kopie ervan) of hij brouwde dranken (als er een gif tussen was, kreeg Perkamentus het tegengif), nu liet men hem weer op mensen los.

"Kom kleed je aan, als je hier nog ergens schone kleren hebt." Lucius zag er nu niet meer gepikeerd uit, maar was zichtbaar afgestoten.

"Zo ziet het er bij jou zeker niet uit?" Vroeg Sneep toen hij de kist opende en tot ieders verrassing schone kleren uit viste.

"Nee, In zo een krot leef IK niet!" Lucius was altijd rechtuit geweest en gaf niets om de gevoelens van anderen. Een keer had hij zelfs beweerd dat Sneep helemaal geen gevoel zou hebben en als toch, dan zou hij alleen pijn en angst kennen. Hoe zeer hij zich daar vergiste, nu kende hij ook sterkte, die hielp, opbouwde, dank zij Perkamentus. Sneep verdween, nog steeds in een deken ingewikkeld, naar de badkamer en kleedde zich aan. Malfidus ging er blijkbaar vanuit dat hij niets hoorde. Sneep hoorde desondanks precies wat hij tegen Evan zei.

"Onze Severus, je zult zien Evan. Geef hem een bevel en hij voert hem uit. Een ware volgeling van Voldemort!"

"Zo veel onderdanigheid in een persoon heb ik nog nooit gezien. Daar in tegen zijn zelfs huiselven opstandiger!", Mompelde Evans, en het klonk alsof hij een boek pakte.

"Ja, maar daarom wil Voldemort hem bij ons hebben. Severus zal de bevelen uitvoeren tot op het laatst. Heeft zo wel zijn voordelen, zo iemand erbij te hebben", zei Malfidus met een spottende toon.

"Zo, en welke?"

"Men hoeft niet op ze te letten en men hoeft geen verantwoording af te leggen. Ze zijn niets waard."

Evans lachte rauw om de woorden van Malfidus. "Dat is goed. Wie komt er nog meer mee?"

De rest wou Severus niet meer horen, hij wist voldoende. Eigenlijk hoefde hij helemaal niet mee te luisteren, Malfidus had deze toespraak te vaak ook in zijn aanwezigheid gehouden. Volledig aangekleed ging hij naar de woonkamer terug en keek de andere twee vragend aan.

"Oké, zullen we dan maar. We halen nog twee andere op. Tegen de late namiddag zullen wij dan bij Lubbermans opduiken", sprak Malfidus en wierp Severus de adressen van de twee nieuwe dooddoeners toe die hen begeleiden zouden.

Hij kende het adres en verdwijnselde er direct heen.

Het huis van de familie Lubbermans lag ietsjes buiten een dreuzel-dorpje. De vijf dooddoeners hadden zich op een heuveltje verstopt en wachtten erop dat het later in de middag zou worden. De sneeuw dwarrelde door de lucht en het huis was alleen een schaduw in de verte. Niemand klaagde over de kou of de ijzige wind. De twee nieuwe dooddoeners kende Severus Sneep niet, iets dat niet ongewoon was, niemand van hen kende de namen van alle dooddoeners. Voldemort had deze veiligheidsmaatregel ingevoerd. Als een van hen opgepakt zou worden en men hem dwong namen te noemen, kon de dooddoener alleen een klein deel van zijn volgelingen verraden. De twee nieuwe waren nog vrij jong, jonger als Severus en hadden nog het vuur in hun ogen, dat bij Sneep reeds uitgebrand was.

Plotseling bewoog Lucius zich. "Het is tijd."

In het huis waren de lichten aangegaan en de groep dooddoeners kwam in beweging. Severus zou met een van de nieuwe door de achterdeur proberen naar binnen te gaan, terwijl Lucius met de anderen door de voordeur gingen. Evan Rosier lette erop, dat niemand van de familie Lubbermans door een raam of een verborgen deur verdwenen en hulp gingen halen. De nieuwe kraakte met een vloek het slot in een fractie van een seconde.

Sneep wist, dat deze overval gedoemd was om te falen, de Lubbermansen waren allang verdwenen en het licht was zeker een of andere dreuzel techniek. De twee donkere figuren snelden zich door de keuken naar de woonkamer. Dreuzel huizen waren altijd naar een zelfde schema gebouwd en was zo makkelijk te door zien. Terwijl de jonge dooddoener panterachtig door het huis gleed, had Sneep een rustigere manier van werken. Hij hield niet van overdreven rondsluipen, als er niets was waarvoor men zich verstoppen moest. Op Zweinstein, daar moest men voorzichtig zijn, het was een magisch gebouw en herbergde ook magische wezens, maar hier? Wat was hier magisch? Frank Lubbermans had naar alle waarschijnlijkheid veel moeite gedaan, dat alles zoals bij de niet magische zou uitzien. Deelnaamloos keek Sneep de woonkamer rond, een tafellampje was aangesprongen en zoals vermoed hing een van zo een dreuzeltijdapparaat aan de kabel. Van de eerste verdieping hoorde hij hoe Malfidus en zijn kompaan de kamers doorzochten. Zijn partner snoof teleurstellend en ging direct verder met de kelder. Sneep glimlachte een beetje. Weer een tovenaarsfamilie gered, en weer een zure teleurstelling voor Voldemort. Het glimlachen veranderde tot een sarcastische grijns, arme Lucius! Als aanvoerder van de groep moest hij de consequenties dragen. Om niet op te vallen doorzocht hij de muurkasten op de begaande grond. Even bekeek hij een dreuzel apparaat, toen voor het huis de hel losbrak. Een lichtflits schoot recht over het gazon en barste uit elkaar tegen een boom. Er stak zoveel magie achter dat hij zelfs door de sneeuwstorm te zien was. Zo als het er uit zag hadden enkele schouwers besloten hun nieuwe vrijheid uit te proberen en deze groep dooddoeners op te pakken. De dooddoener van uit de kelder kwam naar boven gestormd en keek hectisch om zich heen, toen sloot hij zijn ogen en concentreerde zich.

'Vergeet het', dacht Sneep.

Vlak na de lichtflits had zich deze merkwaardige zwaarte opgebouwd, een verdwijnselbescherming. Ze waren in het huis gevangen en moesten op traditionele aard vluchten. De jonge man keek Sneep nu panisch aan. Deze maakte alleen een rustgevende handbeweging en keek om zich heen, naar een vlucht weg. Hij had al zoveel dreuzel huizen overvallen en kende hun bouwwijze en ook hun onbedoelde geheime vlucht mogelijkheden. Waar een kelder was, moest ook een kelderraam zijn, dat groot genoeg was om onherkenbaar en buiten de vuurlinie te vluchten.

Hij wilde de dooddoener er net op wijzen terug naar de kelder te gaan, toen de tweede nieuweling van de trap naar beneden kwam.

"Ze zijn overal! Malfidus had een viavia, hij zei dat jij ons hieruit brengt!" Kuchte hij.

Sneep sloot zijn ogen, een viavia! Natuurlijk, Malfidus zorgde er altijd voor en als het er omging om zijn huid in zekerheid te brengen, als eerste kwam HIJ, dan zijn jonge vrouw en dan lang helemaal niemand, niets. Vrij naar het dooddoeners-motto, bekommer je alleen om je zelf!

"Komt..." Sneep werd door het geluid van brekend hout onderbroken.

De drie in zwarte gewaden gehulde personen keken geschrokken naar de voordeur.

"AVADA KEDAVRA!", Brulde iemand en de dooddoener, die rechts van Sneep stond, viel neer.

Hij wist dat de jongen al dood was, voordat hij de grond zou raken. "PARALITIS!" Brulde de andere jongen en werkte de eerste schouwer, die door de deur kwam, met de verstijfspreuk naar de grond.

Zoals de nu dode man had gezegd, waren ze omsingeld en het was net alsof er een dam gebroken was. De schouwers stuurden de ene onvergeefelijke vloek na de andere, recht door de kamer, het was alsof iemand een stuk vuurwerk in het huis aangestoken had. De reflexen van Sneep lieten hem niet in de steek, behendig ontweek hij een lichtflits en zocht dekking achter een zware kast. Toen brak ook de achterdeur door en de twee overgebleven dooddoeners keken elkaar aan. Nu was er geen ontkomen meer aan.