Hoofdstuk 16. Vertwijfeld
Sie können nicht sprechen aus Frucht vor dem, dessen Name verborgen ist. Er ist in mir, ich kenne ihn, er ist mir nicht fremd.
Sarkophagtext, Spruch 1130
Perkamentus zag er bezorgt uit en Hagrid, die als een overgrote wachthond achter hem stond, zag er niet minder bezorgt uit.
"En toen kwam ik aan en weet je wat ik gezien heb Albus?"
"Nee Dolleman, vertel het me", maakte Perkamentus de volledig opgefokte schouwer af.
"Het was een waar slachtveld Albus!" Alastor Dollmans liep voor Albus Perkamentus heen en weer. "Een waar slachtveld. Het zag eruit alsof een groep dooddoeners aan het werk was geweest en geen schouwers. Kijk ons aan Albus. KIJK MIJ AAN! Hoe diep zijn wij gezonken?!"
Alastor Dolleman was, nadat hij Frank Lubbermans naar zijn vrouw terug gebracht had, direct naar Zweinstein gekomen. Albus kende Alastor al zeer lang en de twee waren goede vrienden,die af en toe meningsverschilden, maar vrienden. Altijd als Alastor praten wou kwam hij naar Perkamentus, en als Albus praten wou luisterde Alastor naar hem. Nu was het de beurt van de directeur om te luisteren.
"Twee waren al dood toen ik kwam en de derde is in mijn handen gestorven. Die Peter had geen heler, zelfs niet eens een dreuzel-arts gehaald. Hij had hem gewoon laten creperen. JA Albus, creperen, tot sterven toe daar kan toch geen sprake meer van zijn!" Dolleman bewoog met zijn vinger in de lucht. "Verdomme, die twee anderen waren nog zeer jong, ik schat dat ze net een jaar of 18, 19 waren, die hebben het niet verdiend."
"Had het iemand verdiend? Hoe oud was de derde?", Vroeg Perkamentus.
"Ouder schat ik, midden twintig waarom?" Toen Alastor de gezichtsuitdrukking van Perkamentus zag voegde hij er nog aan toe: "Albus, van die was niet meer veel over. Een gezicht vol bloedt, ernstige verwondingen van een combinatie-vloek. Dan kan men de leeftijd moeilijk raden, als er zo veel verwondingen zijn.
De oudere man zweeg en staarde voor zich uit, in het niets. Beide mannen zwegen een moment en Dolleman stopte in zijn heen en weer lopen.
"Zwart", zei de schouwer plotseling.
"Wat zei je daar?" Perkamentus keek op.
"Zwarte ogen en schouderlang haar, zeer dun. Zo zag hij er uit, en een bleke huid. De bleke huid kon ook door de schok van de verwondingen gekomen zijn", beschreef Alastor de dode.
Albus had het gevoel zijn hart zou er mee ophouden, zijn oude vriend beschreef Severus Sneep. Zo veel mensen met zwarte ogen en haren bestonden zelfs in de tovenaarswereld niet. Perkamentus had alle tovenaars in Engeland in de laatste 40 jaar gezien en hij herinnerde zich aan iedereen. Het bestonden er misschien nog maar drie, vier andere die op Severus leken.
"Albus klopt er iets niet?", Vroeg Dolleman bezorgt.
"Hoe? Nee, nee ga alstublieft verder", Zei Perkamentus en schudde lichtjes zijn hoofd.
"Dus die Peter is echt een rot ei. Zoiets hoort niet op een post van een schouwer..." Zo ging Dolleman minuut na minuut verder, Albus' gedachten waren eigenlijk totaal ergens anders.
"Ja, zo zou ik het doen, maar NEE! Ik zeg je, met de schouwers gaat het bergafwaarts." Eindelijk liet Dolleman zich op de stoel tegenover Albus vallen. "Het zou mij niet verwonderen als wij de nieuwe dooddoeners worden, werkelijk!"
Albus reikte de schouwer een kopje thee aan. "Wat ga je met Lubbermans doen?"
"Dank je!" Alastor nam het kopje. "Ik zal hem naar mijn groepje verplaatsen laten. Die jongen heeft het hart nog op de juiste plaats, heeft dat gevoel voor gevaarlijke situaties. Zoiets heb ik nodig. Bij Peter is hij verloren en zal uiteindelijk psychisch geraakt worden, of net zo gestoord."
De schouwer staarde in het kopje. Perkamentus was niet zo zeker, of Alastor werkelijk het kopje met de thee zag. Plotseling sprong de schouwer op en gaf Albus het kopje terug. "Ik moet terug, de lijken identificeren. Misschien kom ik er achter wie die ene was. We blijven in contact."
Alastor knikte Hagrid kort toe en ging het kantoor van de directeur uit. De wind floot om het kasteel rond en rammelde aan de ramen, Perkamentus kreeg het koud. Toen de schouwer verdwenen was, keek Albus met bezorgde gezichtsuitdrukking naar Hagrid om. Deze zag er uit als versteend en keek zo geschrokken als Albus zich voelde.
"Hij was het zeker niet directeur", Gromde de halfreus.
"Laten we het hopen. Niet nadat..." Perkamentus steunde zijn hoofd op beide handen en schudde beroerd zijn hoofd.
"Na dat wat?", Vroeg de halfreus, greep naar de theekan en schonk de directeur een nieuwe kop thee in, de oude was allang koud geworden.
"Hij vertrouwt mij Hagrid! Er is weliswaar nog steeds de onderdrukking van Voldemort. De angst voor staffen, de onderdanigheid... Maar hij vertrouwd mij!" Plotseling draaide zich de directeur naar de terreinknecht om. "Hagrid, hij gelooft dat ik zijn nieuwe Heer ben! IK en bezitter van een mensenleven! IK!"
Hij zag, dat Hagrid net zo geschokt was, als hij het geweest was. Hagrid haatte Sneep en normalerwijze vertrok hij walgend zijn gezicht, als het om dooddoeners ging, maar iets had hem veranderd.
"Soms bewonder ik Alastor", mompelde Perkamentus. "Als hij problemen heeft kan hij naar mij komen. Maar met wie kan ik over Sneep praten? Zonder dat dreigen hem direct aan het ministerie uit te leveren? Hij zou daar verdwijnen, zoals alle andere gevangen dooddoeners. Kon ik er maar met iemand over praten, zonder dat diegene direct walgt van wat hij is of hoe hij zich gedraagt?"
Nu keek de directeur Hagrid direct aan en iets als een lichte twijfel glinsterde in zijn ogen. "Met wie kan IK er over praten? De grote Perkamentus?"
Hagrid nam een van de nog schone kopjes, schonk die in en ging in kleermakerszit naast Perkamentus op de grond zitten, want de stoelen hier waren voor hem gewoonweg te klein. "Vertelt u het mij!" "Je kunt hem niet uitstaan Hagrid", zei Perkamentus zacht.
"Wie weet? Ik kan mijn mening nog veranderen." De halfreus glimlachte Perkamentus aanmoedigend toe.
Het was voor Albus alsof er een gewicht van het hart viel. De terreinknecht had gelijk, wie zou er op het idee komen, dat hij met Hagrid over Sneep de dooddoener sprak? Hij haalde diep adem en begon te vertellen, hij sloeg niets over. Albus gaf verslag over de zelfmoordpoging, de informatie (hoewel hij hier geen precieze aanwijzingen gaf), hoe hij er achter kwam, dat hij nu Sneeps nieuwe Heer was, van de bijwerkingen en het tafereel in bad, het verdrag dat Sneep op de laatste dag maakte en als laatste hoe hij zich voelde.
"Het is, alsof ik zelf een Voldemort word, als Sneep mijn gewaad kust of op de knieën gaat", Eindigde Perkamentus zacht en dronk de koude thee.
"Het is de prijs", zei Hagrid plotseling. "Hij had u toch gezegd, ieder heeft zijn prijs. Preciezer gezegd, heeft alles zijn prijs! Daarom, kunt u levens redden, heeft informatie uit de eerste hand heeft, dat is de prijs. Misschien, met de tijd, zal hij veranderen." En opeens maakte de halfreus de indruk net zo oud en slim als Perkamentus te zijn. "Het heeft tijd nodig."
Perkamentus keek Hagrid verwonderd aan.
Maar de halfreus glimlachte in zijn baard. "Wacht u maar af, er zal een tijd komen, dan hebben wij de handen vol hebben, aan Sneep af remmen."
Sie können nicht sprechen aus Frucht vor dem, dessen Name verborgen ist. Er ist in mir, ich kenne ihn, er ist mir nicht fremd.
Sarkophagtext, Spruch 1130
Perkamentus zag er bezorgt uit en Hagrid, die als een overgrote wachthond achter hem stond, zag er niet minder bezorgt uit.
"En toen kwam ik aan en weet je wat ik gezien heb Albus?"
"Nee Dolleman, vertel het me", maakte Perkamentus de volledig opgefokte schouwer af.
"Het was een waar slachtveld Albus!" Alastor Dollmans liep voor Albus Perkamentus heen en weer. "Een waar slachtveld. Het zag eruit alsof een groep dooddoeners aan het werk was geweest en geen schouwers. Kijk ons aan Albus. KIJK MIJ AAN! Hoe diep zijn wij gezonken?!"
Alastor Dolleman was, nadat hij Frank Lubbermans naar zijn vrouw terug gebracht had, direct naar Zweinstein gekomen. Albus kende Alastor al zeer lang en de twee waren goede vrienden,die af en toe meningsverschilden, maar vrienden. Altijd als Alastor praten wou kwam hij naar Perkamentus, en als Albus praten wou luisterde Alastor naar hem. Nu was het de beurt van de directeur om te luisteren.
"Twee waren al dood toen ik kwam en de derde is in mijn handen gestorven. Die Peter had geen heler, zelfs niet eens een dreuzel-arts gehaald. Hij had hem gewoon laten creperen. JA Albus, creperen, tot sterven toe daar kan toch geen sprake meer van zijn!" Dolleman bewoog met zijn vinger in de lucht. "Verdomme, die twee anderen waren nog zeer jong, ik schat dat ze net een jaar of 18, 19 waren, die hebben het niet verdiend."
"Had het iemand verdiend? Hoe oud was de derde?", Vroeg Perkamentus.
"Ouder schat ik, midden twintig waarom?" Toen Alastor de gezichtsuitdrukking van Perkamentus zag voegde hij er nog aan toe: "Albus, van die was niet meer veel over. Een gezicht vol bloedt, ernstige verwondingen van een combinatie-vloek. Dan kan men de leeftijd moeilijk raden, als er zo veel verwondingen zijn.
De oudere man zweeg en staarde voor zich uit, in het niets. Beide mannen zwegen een moment en Dolleman stopte in zijn heen en weer lopen.
"Zwart", zei de schouwer plotseling.
"Wat zei je daar?" Perkamentus keek op.
"Zwarte ogen en schouderlang haar, zeer dun. Zo zag hij er uit, en een bleke huid. De bleke huid kon ook door de schok van de verwondingen gekomen zijn", beschreef Alastor de dode.
Albus had het gevoel zijn hart zou er mee ophouden, zijn oude vriend beschreef Severus Sneep. Zo veel mensen met zwarte ogen en haren bestonden zelfs in de tovenaarswereld niet. Perkamentus had alle tovenaars in Engeland in de laatste 40 jaar gezien en hij herinnerde zich aan iedereen. Het bestonden er misschien nog maar drie, vier andere die op Severus leken.
"Albus klopt er iets niet?", Vroeg Dolleman bezorgt.
"Hoe? Nee, nee ga alstublieft verder", Zei Perkamentus en schudde lichtjes zijn hoofd.
"Dus die Peter is echt een rot ei. Zoiets hoort niet op een post van een schouwer..." Zo ging Dolleman minuut na minuut verder, Albus' gedachten waren eigenlijk totaal ergens anders.
"Ja, zo zou ik het doen, maar NEE! Ik zeg je, met de schouwers gaat het bergafwaarts." Eindelijk liet Dolleman zich op de stoel tegenover Albus vallen. "Het zou mij niet verwonderen als wij de nieuwe dooddoeners worden, werkelijk!"
Albus reikte de schouwer een kopje thee aan. "Wat ga je met Lubbermans doen?"
"Dank je!" Alastor nam het kopje. "Ik zal hem naar mijn groepje verplaatsen laten. Die jongen heeft het hart nog op de juiste plaats, heeft dat gevoel voor gevaarlijke situaties. Zoiets heb ik nodig. Bij Peter is hij verloren en zal uiteindelijk psychisch geraakt worden, of net zo gestoord."
De schouwer staarde in het kopje. Perkamentus was niet zo zeker, of Alastor werkelijk het kopje met de thee zag. Plotseling sprong de schouwer op en gaf Albus het kopje terug. "Ik moet terug, de lijken identificeren. Misschien kom ik er achter wie die ene was. We blijven in contact."
Alastor knikte Hagrid kort toe en ging het kantoor van de directeur uit. De wind floot om het kasteel rond en rammelde aan de ramen, Perkamentus kreeg het koud. Toen de schouwer verdwenen was, keek Albus met bezorgde gezichtsuitdrukking naar Hagrid om. Deze zag er uit als versteend en keek zo geschrokken als Albus zich voelde.
"Hij was het zeker niet directeur", Gromde de halfreus.
"Laten we het hopen. Niet nadat..." Perkamentus steunde zijn hoofd op beide handen en schudde beroerd zijn hoofd.
"Na dat wat?", Vroeg de halfreus, greep naar de theekan en schonk de directeur een nieuwe kop thee in, de oude was allang koud geworden.
"Hij vertrouwt mij Hagrid! Er is weliswaar nog steeds de onderdrukking van Voldemort. De angst voor staffen, de onderdanigheid... Maar hij vertrouwd mij!" Plotseling draaide zich de directeur naar de terreinknecht om. "Hagrid, hij gelooft dat ik zijn nieuwe Heer ben! IK en bezitter van een mensenleven! IK!"
Hij zag, dat Hagrid net zo geschokt was, als hij het geweest was. Hagrid haatte Sneep en normalerwijze vertrok hij walgend zijn gezicht, als het om dooddoeners ging, maar iets had hem veranderd.
"Soms bewonder ik Alastor", mompelde Perkamentus. "Als hij problemen heeft kan hij naar mij komen. Maar met wie kan ik over Sneep praten? Zonder dat dreigen hem direct aan het ministerie uit te leveren? Hij zou daar verdwijnen, zoals alle andere gevangen dooddoeners. Kon ik er maar met iemand over praten, zonder dat diegene direct walgt van wat hij is of hoe hij zich gedraagt?"
Nu keek de directeur Hagrid direct aan en iets als een lichte twijfel glinsterde in zijn ogen. "Met wie kan IK er over praten? De grote Perkamentus?"
Hagrid nam een van de nog schone kopjes, schonk die in en ging in kleermakerszit naast Perkamentus op de grond zitten, want de stoelen hier waren voor hem gewoonweg te klein. "Vertelt u het mij!" "Je kunt hem niet uitstaan Hagrid", zei Perkamentus zacht.
"Wie weet? Ik kan mijn mening nog veranderen." De halfreus glimlachte Perkamentus aanmoedigend toe.
Het was voor Albus alsof er een gewicht van het hart viel. De terreinknecht had gelijk, wie zou er op het idee komen, dat hij met Hagrid over Sneep de dooddoener sprak? Hij haalde diep adem en begon te vertellen, hij sloeg niets over. Albus gaf verslag over de zelfmoordpoging, de informatie (hoewel hij hier geen precieze aanwijzingen gaf), hoe hij er achter kwam, dat hij nu Sneeps nieuwe Heer was, van de bijwerkingen en het tafereel in bad, het verdrag dat Sneep op de laatste dag maakte en als laatste hoe hij zich voelde.
"Het is, alsof ik zelf een Voldemort word, als Sneep mijn gewaad kust of op de knieën gaat", Eindigde Perkamentus zacht en dronk de koude thee.
"Het is de prijs", zei Hagrid plotseling. "Hij had u toch gezegd, ieder heeft zijn prijs. Preciezer gezegd, heeft alles zijn prijs! Daarom, kunt u levens redden, heeft informatie uit de eerste hand heeft, dat is de prijs. Misschien, met de tijd, zal hij veranderen." En opeens maakte de halfreus de indruk net zo oud en slim als Perkamentus te zijn. "Het heeft tijd nodig."
Perkamentus keek Hagrid verwonderd aan.
Maar de halfreus glimlachte in zijn baard. "Wacht u maar af, er zal een tijd komen, dan hebben wij de handen vol hebben, aan Sneep af remmen."
