Hoofdstuk 19: afwachten

Zu dem der warten kann, kommt alles mit der Zeit.

Aus Frankreich

Wachten en geduld. Bij de dreuzels heet het, geduld is een schone zaak. Op een momenten als dit, wenste Perkamentus wijze spreuken, al waren ze van dreuzels of van magiërs. Het waren van die momenten dat men uit het raam wou springen, alleen zodat deze kwellende onwetendheid zou ophouden. Leven – Dood. Zwart – Wit. 0 – 1. Ja – Nee.

Men wou een antwoord, het maakte niet uit welke, alleen niet deze onwetendheid. Het was de grijze zone, waarin hoop leefde dit irrationaal gevoel, waar men alles kon en alles geloofde. Perkamentus streek over de deken en keek naar het bleke gezicht van zijn beschermeling. Het lag nu helemaal aan hem, als hij wou blijven zou hij overleven. Maar wat hield dit leven voor hem in? Pijn en angst, was dit een reden om je aan het leven vast te houden? Zou hij, Perkamentus, verder willen leven als hij wist, als hij zeker was, dat zo gauw hij weer bijna op zijn benen stond, hij weer tot Voldemort geroepen werd, weer ertoe gedwongen werd folter en leed mee te beleven of zelfs te verdragen?

Lang draaiden deze gedachten door zijn hoofd, hij bekeek ze van alle kanten. Tot hem duidelijk werd: nee hij, Perkamentus, wilde niet zo leven. Was hij nu een lafaard? Toen viel zijn blik op Hagrid, deze had zijn bontjas als rugwarmer omhangen en een stuk perkament stak uit een van de velen tassen.

"Hagrid wat is dat voor een papiertje?", Vroeg hij de terreinknecht zachtjes.

De halfreus schrok, greep naar het erna en reikte het Perkamentus aan. "Had hij bij zich."

Perkamentus nam het aan en streek het perkament glad.

"Vertrouw geen schouwer! Voldemort heeft enkele aan zijn kant",

Stond daar bibberig en tot Albus schrik met bloed geschreven. Weer streek hij over het perkament. Hij speelde verder met de gedachten: als hij verder leven zou dan kon hij vele mensenlevens redden. Was dit een reden om verder te leven? Perkamentus keek naar Sneep. JA, dat was een goede reden om je aan het leven vast te houden. Hij wierp een blik op zijn oude dreuzelklok, die in een hoek van de kamer stond. Er waren net een paar uur verstreken.

De centaur werd na enige tijd wakker en verklaarde dat hij had honger. Om het feit, dat dit wezen zich bijna uitsluitend van vruchten en wortels voedt, toverde Perkamentus een grote mand met fruit en schoof deze naar Firenze.

"Alstublieft, eet smakelijk.", Zei hij vriendelijk.

"Hoe gaat het met hem?", Vroeg Firenze en beet in een grote appel.

"Hij leeft", Was het korte antwoord van Perkamentus.

"Meer kunnen we niet van hem verwachten of wel?", Zei de centaur en zijn diep blauwe ogen werkten bij Perkamentus een rustgevend gevoel op.

"Nee, meer kunnen wij op het moment niet verwachten", mompelde de directeur van de school te neergeslagen. Albus staarde naar zijn handen, die hij in zijn schoot had gelegd, toen hoorde hij een zacht hoef getrappel. Firenze stond op en greep naar een appel en hield hem Perkamentus voor.

"Kom, eet wat!", Drong hij de oude man op.

"Ik heb geen honger." Perkamentus schoof de arm met de appel aan de kant.

"Albus Perkamentus. Directeur van Zweinstein", begon de centaur streng, maar toch zacht, "Wat hebben wij of hij eraan", Hij maakte een hoofdbeweging naar Severus toe, "Als u van zwakheid omvalt?"

Perkamentus keek de centaur met een gefronst voorhoofd aan, deze ging verder: "Als hij wakker wordt heeft hij uw kracht, uw rust, uw medeleven nodig."

Hij duwde Albus de appel in de hand. "Eet, blijf sterk. Blijf sterk voor hem!"

Ergens had de centaur gelijk, dacht Perkamentus en beet in de appel.

Severus Sneep stond op de grens van leven en dood. Zijn lichaam vocht om alles, weigerde zich zomaar op te geven. Zijn geest was zich nog niet zeker, wat juist was. Vechten of zomaar vallen laten. Het was nooit goed als lichaam en geest het niet eens waren. De gesprekken om hem heen had hij niet gehoord, hij had niet eens meegekregen hoe hij gered was. Zijn geest zweefde in deze grote zwarte en aangename leegte. Was op een plaats zonder kou of warmte. Hij vond de plek fijn, kon hij lang hier blijven? Misschien voor altijd? Niets uit zijn leven was hier van belang. Sneep herinnerde niets meer. In deze zwarte waren herinneringen niet belangrijk.

Albus stond op het punt de klok uit het raam te gooien, plotseling was hij kwaad op dit dreuzelgeval. Ze tikte en tikte en met elke sprong van de wijzer scheen de tijd hem te bespotten. Hij was nu op een punt aan geland, waar twijfel en hoop in kwaad en woede omsloegen. Kwaad op zichzelf, omdat hij niet vroeg genoeg Hagrid op zoek had gestuurd, woede op deze klok die spottend voor hem tikte. Dit gevoel brandde in zijn ingewanden, vrat aan hem als een roofdier. Dreigend stond hij op, liep met enkele zekere stappen door de kamer en kwam voor de klok tot stilstand.

"Directeur?" Vroeg Hagrid voorzichtig.

De centaur ging naar de oude man toe en bekeek de klok rustig. "Een mooi ding. Wat doet het?"

Perkamentus draaide zich naar het wezen toe en staarde het aan. "Het laat ons de tijd zien."

"Ah." De centaur raakte het oude hout aan en keek naar de cijfers. "Ja, de tijd is wat zeldzaam. Als men dringend op wat wacht, wil ze bijna niet omgaan. Aan andere dagen galoppeert ze ons voorbij en men kan ze nauwelijks meer inhalen."

De directeur staarde weer naar de klok, nog steeds woedend.

"Geef niet de klok de schuld voor de tijd", zei de centaur zachtjes. "Het is maar een dood ding, dat probeert alleen wat uit te drukken, wat ouder is dan het universum. Welk ding kan zich met zoiets oud 's meten?"

Het kwaad wat de directeur uitstraalde, brak door de rustige manier van doen van de centaur.

"Weet je wat Firenze?" Zei de oude man uiteindelijk.

Het wezen keek hem aan.

"Ik ben blij dat je hier bent met Hagrid." Perkamentus keek naar de terreinknecht.

"Wij waren altijd al hier! Alleen hebt u ons tot vandaag nog nooit gezien." En Firenze lachte. "Het menselijke hart is toch een zeldzaam ding."

Ergens in deze zwartheid kwam deze zin door, het menselijke hart. Ja, hij had een hart, het klopte nog steeds in zijn lichaam. Zwak en onregelmatig, maar het klopte. Hij kende deze stem niet,de stem die deze zin uitgesproken had. Maar ze klonk als het verboden bos, het was een wonderschone stem geweest. Zoals het verboden bos wonderschoon kon zijn.

De herinneringen kwamen weer, pijnlijk en onvermijdelijk. Hij draaide zich om, Severus wilde zich niets meer herinneren. Zijn herinneringen waren op een paar uitzonderingen na pijnlijk en vol angst. Het besef van de laatste uren kwam weer, hij zag het weer voor zich, hoe hij naar het perkament gegrepen had en met zijn eigen bloed zijn laatste bericht schreef. De inkt was bevroren geweest.

Perkamentus, daar werden de herinneringen beter. De directeur van Zweinstein, grootste tegenstander van Voldemort. Sterk, koel, slim, karaktersterk. Voldemort, achterbaks, verslagen, gruwzaam.

Diepe rouw pakte hem, hier kon hij niet blijven, hij had nog een opdracht te vervullen. Nog had hij personen die zich om hem zorgden, NOG was hij vrij van opdrachten en verplichtingen tegenover Perkamentus, zijn Heer. Sneep wierp een laatste blik op het licht, dat in de laatste minuten steeds dichterbij was gekomen. Nee, daar was de tijd nog niet rijp voor. Hij draaide zich om en ging terug.

Hagrid kuchte, Perkamentus en Firenze keken naar het bed. Sneep had zich bewogen! Hagrid was direct op de been en staarde gespannen in het nog steeds bleke gezicht van de gewonde. Perkamentus ging terug naar het bed en keek ook op de dooddoener neer. De lippen waren niet blauw meer en langzaam veranderde zich ook het ritme van de adem.

"Hagrid snel, Pleister!" Dat hoefde Albus geen tweede keer te zeggen, direct stormde de terreinknecht het kantoor uit.

Perkamentus nam de hand van Severus en zei: "Hier heen jongen!"

Toen bewogen de oogleden van Sneep en hij ademde diep in en uit. Albus leunde verder naar voren en plotseling sloeg Sneep de ogen open. Perkamentus glimlachte. "Welkom terug." Hij zag aan de zwarte ogen dat ze hem herkenden. "Welkom terug jongen."

De deur werd opengestoten en Pleister kwam in de ochtendjas naar binnen gerend.

"Ah! Hij is wakker!", Zei ze vrolijk.

Direct begon ze met een verder onderzoek, luisterde naar de borstkast, tilde hier en daar een verband op, om naar de verwondingen te kijken.

"Alles lijkt nog heel te zijn", zei ze en keek de directeur aan. "Zou u ons kort kunnen verontschuldigen."

De drie mannen trokken zich achter het gordijn terug en lieten Sneep met Pleister alleen.

"Severus Sneep, u hebt ons heel wat hoofdpijn bezorgd", mompelde ze en goot hem nog een drankje in. "Dat u nog leeft is een wonder, bij dat grote bloedverlies. Hoe heeft u dat gedaan?"

"Ars Moriendi", was alles wat Sneep zei en tot Pleisters verbazing lachte hij lichtjes. In een mum van een seconde was hij weer bewusteloos en een wat verstoorde Pleister kwam achter het gordijn vandaan.

"En?", Vroegen de drie gelijktijdig.

"Hij is nog niet over de berg maar zijn kansen zijn nu beter." Pleister keek ze aan, maar in haar ogen stond nog steeds de verwarring.

"Poppy wat is er?", Vroeg Perkamentus bezorgt.

"Albus, wat weet u van Ars Moriendi?", Vroeg ze, terwijl ze wist dat een vraag normalerwijze niet met een tegenvraag beantwoord werd.

"De kunst van het sterven?" Alle kleur was uit Perkamentus gezicht verdwenen. "Wilt u daarmee aanduiden dat... ?"

"Dat wil ik", meende ze strak.

"Wat betekent dat?", Mompelde Hagrid van achter Perkamentus.

"Dat betekent dat Sneep kan sterven wanneer hij wil."

"Zelfmoord?" Zelfs de centaur zag er nu licht verrast uit.

"Nee zo is dat niet. Het is, zoals gezegd, een kunst, een soort diepe meditatie. Men verlangzaamd hartslag en ademhaling, zo lang tot men voor dood gehouden wordt. Weinigen kunnen dit." Perkamentus ging nu moeilijk op zijn bureaustoel zitten. Hij keek naar de gezichten om hem heen, hij wist ze verlangden naar meer informatie en het was aan hem het hen te geven.

"Ars Moriendi is een oude kunst, weinige kunnen het en onder tovenaar is het nog zeldzamer. De magie verbindt ons aan het leven, als wij sterven verlaat de magie ons. Tovenaars, die reeds dood waren, maar door dreuzel- techniek of ook door een heler teruggebracht werden, verloren hun vaardigheden voor de tovenarij of ze werden sterk ingekort. Dreuzels hebben geen magie en kunnen dit, enkele hebben daarmee hun vijand weten te foppen. Ze stierven voor hun ogen, om naar enkele minuten weer wakker te worden, om te vluchten of weet ik wat te doen. Sneep moet een weg gevonden hebben, de magie in deze sterffase te behouden", verklaarde Perkamentus.

"Dwaaloog zei dat hij gestorven was", mompelde Hagrid.

Perkamentus knikte, toen nam Pleister weer het woord: "Dat verklaard ook, naast de kou, waarom hij nog leeft." Ze telde het op haar vingers na. "Lage hartfrequentie lijdt tot minder bloedverlies."

"Zo makkelijk is dat niet Poppy", Zei Perkamentus, die nog steeds bleek in zijn stoel zat.

"Het is gevaarlijk toch?", Haakte Firenze in.

"Ja dat is het." Perkamentus zuchtte. "Men kan zich verliezen, vooral als men gewond is, kan men verdwalen en zichzelf niet meer terug vinden."

De directeur keek in het gezicht van Hagrid. Alleen zij beiden wisten, dat Sneep zich enkele weken terug van het leven wou beroven, verwonderden zich beiden waarom hij niet zo uit het leven gestapt was. Een nieuw punt op Perkamentus lange vragenlijst.