Hoofdstuk 20: vragen

Es gibt keine dummen Fragen, nur dumme Antworten.

Unbekannt

Sneep ontwaakte langzaam en stapsgewijs uit zijn droomloze slaap. Hij kende de drank die Pleister hem gegeven had en was dankbaar voor de slaap. Pleister! Het verwonderde hem dat de heelster, de verpleegster van de school zo rustig was gebleven. Ze deed waarschijnlijk hetzelfde als hij, ze vertrouwde Perkamentus. Met de grootste moeite probeerde hij zijn ogen te openen, de vermoeidheid vrat nog aan zijn krachten en, zo geloofde hij ook het hoge bloedverlies. Het was donker en het liet hem zien, dat er meer tijd was verstreken dan hij had gedacht. Direct verscheen er een vertrouwd gezicht in zijn gezichtsveld en hij was niet zeer blij het te zien. Hagrid! Hij deinsde terug en probeerde zoveel plaatst als mogelijk was tussen hem en de halfreus te brengen. Maar zijn krachten verlieten hem al na de eerste poging om te vluchten. Hagrid mocht hem niet en noemde hem tuig. Hij noemde hem een ding net als de schouwers.

"Directeur, hij is wakker!", Riep Hagrid en Sneep had het gevoel dat zijn hoofd uiteen zal barsten. Die stem was gewoonweg te hard.

Verwonderd keek hij naar Hagrid – hij was toch geen ding? Nu glimlachte hij zelfs naar hem! Het gordijn bewoog en Sneep begreep de wereld niet meer. Perkamentus trok het gordijn aan de kant en achter hem kwam een volledig volgroeide centaur te voorschijn. Centaurs in Zweinstein? Magische wezens konden niet zomaar in het kasteel.

"Goeden avond Severus", zei de directeur, hij klonk iets wat gespannen. Waarom? Hij verloor de centaur niet uit het oog, deze wezens konden zeer onaangenaam worden.

"Mag ik je voorstellen? Firenze", wees Perkamentus de sceptische blik van Sneep. "Hij heeft jou in het bos gevonden. Overigens hoe kwam u daar?"

Door een centaur in het bos gevonden. Wat waren dit voor tijden?! Centaurs waren sterrenkijkers, astrologen ze wezen de sterren en alles was een noodlot. Men bemoeide zich er niet mee, maar liet het gebeuren. Centaurs redden geen levens.

Het goud-witte wezen glimlachte geheimvol en sprak: "Nou, in het begin hield ik dat alles voor kleindier gepraat. Maar het gepraat werd harder en preciezer. Toen, aan die avond waren alle dieren in oproer, in het dalletje had het naar bloed geroken! Toen werd ik nieuwsgierig, de sterren hadden geen dier dood voorspeld. Zo ging ik naar het dalletje en begon bij de enige beschermde plek te graven. Toen kwam ook Hagrid.

Sneep wierp nu een blik op de halfreus. Deze gaf nu verslag vanuit zijn oogpunt: "Nou Perkamentus maakte zich zorgen en zo ging ik op zoek. Ik had je al geobserveerd Sneep. Hoe je altijd naar het dalletje ging."

'Grote fout Sneep, er geen gewoonte van maken wat betreft je verdwijnsel plaatsen.' Hij luisterde met half gesloten ogen toe.

"Wel, toen trof ik Firenze aan. Ik hielp hem met graven en daar lag je." Een volgende korte zwijgen, liet hem zijn ogen weer helemaal openen. Hagrid zag er bedrukt, bezorgt uit! Wat had het wereldbeeld en het inzicht van de halfreus, over hem zo op zijn kop gezet?

"Dacht dat je was dood. Dat ik te laat was gekomen." Hagrids normaal zo luide stem, was nu nog maar een fluisteren.

"Maar we zijn niet te laat gekomen", eindigde de centaur weer wat luider. "Wij brachten u naar het kasteel en hier bent u nu sinds drie dagen."

Sneep was klaar wakker. DRIE DAGEN! Hij moest er werkelijk zeer geschrokken uitgezien hebben. Perkamentus verklaarde: "Het was kritiek, we moesten je lang laten slapen. Pleister meende dat het op het randje was geweest. Zelden had ze iemand zo kort aan de grens behandeld."

Sneep begroef zich dieper in de zachte goed ruikende kussens. Gered door twee wezens waarvan hij het het minst verwacht had. De vermoeidheid kroop terug en zijn oogleden werden zwaarder. Maar hij moest het weten, waarom hadden ze hem geholpen?

"Waarom?", Vroeg hij zacht en keek recht in de gezichten.

"Soms kunnen sterren ook fout gelezen worden", Antwoordde de centaur kort.

"En soms kan men zich ook in mensen vergissen." Hagrid keek beschaamd naar de grond. "Het spijt me, vanwege dat tuig."

Sneep hoestte en hief zijn hand op. Tot ieders verbazing, ook wat tot zijn eigen klopte hij de halfreus op de grote hand.

"Men heeft mij reeds erger genoemd. Alles vergeten", zei hij zacht en Severus geloofde iets van trots in Perkamentus ogen te zien glinsteren. Men kon hem vergeven, men kon hem helpen, gewoon zo , waarom zou het dan zo moeilijk zijn om een kwaad woord te vergeten? Hij, die volgens zijn dooddoeners-collega's geen geweten, geen gevoelens had? Deze verontschuldiging betekende hem veel, het liet hem zien dat hij in waarde van de anderen gestegen was, ook al waren deze anderen een wat ongewoonlijke groep. Waarom niet?! Zijn situaties waren allemaal ongewoon en een normale tovenaar kon men hem werkelijk niet noemen. Zijn hand rustte nog altijd op die van Hagrid toen hij zijn ogen sloot. Hier was hij zeker en kon hij rustig slapen.

Toen hij weer wakker werd sliep de centaur voor de haard op het tapijt en Hagrid zat op de grond aan het einde van het bed, hij was wakker. De lange witte haren van Perkamentus kon hij op de bank herkennen. Zijn heer was zeker erg bezorgd geweest en had de slaap hard nodig. Het was nog steeds donker en daarom schatte Sneep in, dat hij niet lang had geslapen. Hagrid greep naar een karaf die op het nachtkastje stond en schonk hem een glas water in. Met een zachtheid en voorzichtigheid die men deze berg aan man niet toevertrouwde, hief hij het hoofd van Severus op en hield hem het glas met water aan zijn lippen. Langzaam dronk hij en voor het eerst voelde hij hoe dorstig hij was. Drinken, en dan ook nog helder koel water! Wat voor een geschenk! Zelfs het drinken was aanstrengend en hij vervloekte zich om zijn zwakheid. Hagrid zette het glas weer op het nachtkastje en voelde nu aan zijn voorhoofd. Severus sloot kort zijn ogen, hij voelde de rauwe handen die zo heel anders waren dan die van Perkamentus. "Hm geen koorts", mompelde Hagrid. "Dat is goed. We maakten ons al zorgen, dat het er was ingeslopen."

De dooddoener opende zijn ogen weer en keek afwachtend naar Hagrid.

"Wat is er gebeurd? In het huis van de Lubbermans?", Vroeg deze.

Sneep fronste zijn voorhoofd, eigenlijk was deze informatie voor zijn heer bestemd en behoorden niet in de handen van Hagrid.

"Alleen als je wilt", verzekerde de grote man snel.

"Wil?", Vroeg Sneep ongelofelijk. Hagrid liet hem kiezen! "Natuurlijk, ik kan het je moeilijk bevelen het mij te zeggen? of? Is Perkamentus uw heer niet", zei Hagrid alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Sneep knipperde, zijn heer was Perkamentus, dat klopte wel. Hagrid behoorde niet toe aan Perkamentus, hij werkte vrijwillig en was een vriend. Vriend. Wie kon Sneep als vriend tellen? Malfidus? Nee hij was een dooddoener, behoorde tot dezelfde groep als Sneep. Het waren meer collega's geen vrienden. Dooddoeners waren zelden vrienden onder elkaar en dan nog waren ze altijd bereid elkaar direct te verraden.

"Ik weet niet of ik het mag vertellen", probeerde hij uit te leggen, "Ik weet niet of het gerechtig is. Of het mijn heer dit wenst of goed keurt."

Hagrid knikte begrijpend. "Is al in orde. Je kunt beter proberen nog wat te slapen. Je hebt veel rust nodig."

De halfreus ordende de deken opnieuw en streek enkele vouwen van het laken glad.

"Hagrid waarom? Waarom haat je mij niet meer?", Vroeg Sneep.

"Zoals ik al zei. Ik heb me door dat daar", Hagrid knikte richting zijn onderarm, waar het duistere teken ingebrand was, "laten blinden. Perkamentus heeft me alles verteld. Heeft mij verteld wat je doormaakt hebt. Wie gelooft er nu dat iemand als ik van je af weet? Een halfreus en geheime informatie! Is toch volledig idioot of?"

Het was inderdaad idioot, bedacht Sneep.

Het was de perfecte camouflage, net als hij een perfecte camouflage had. Een dooddoener in Zweinstein, dat was ook geheel ergens idioot. Hij zonk weer in het bed en toen hoorde hij wat, dat hij al lange tijd niet meer gehoord had.

"Slaapt goed Sneep en goede dromen", fluisterde Hagrid.

Het waren goede dromen en toen hij weer ontwaakte voelde hij zich wat beter uitgerust. Hij had niet het gevoel direct weer te willen slapen. Iets viel hem direct op, de paardengeur was weg. Firenze was verdwenen. Dit keer was het Hagrid die op klaar lichte dag, op het tapijt voor de haard sliep en een Perkamentus die over hem waakte. "Goede morgen jongen", Zei deze, de directeur van Zweinstein zag er afschuwelijk uit. Bleek en met ingevallen wangen, zat hij aan het bed en hield een boek in zijn handen. Waarschijnlijk had hij er in gelezen.

"Nou wat is er gebeurd? Hagrid zei mij dat je geweigerd had hem verslag te doen", zei Perkamentus rustig, maar Sneep deinsde weg. Was het een fout geweest? De fouten van de laatste tijd waren pijnlijk geweest.

Perkamentus zuchtte toen hij de licht geschrokken uitdrukking in de ogen van Sneep zag. "Ik neem het je niet kwalijk. Je kunt Hagrid vertellen wat je wil. Het is in orde", stelde hij de dooddoener gerust.

Nu ontspande de jongen zich wat en voor een ogenblik had Perkamentus het gevoel, dat Severus niet meer helemaal hier was. Hij dacht na. Uiteindelijk haalde hij diep adem en begon:

"Ik was met Evan Rosier, Lucius Malfidus en twee nieuwe dooddoeners ingedeeld om naar de familie Lubbermans te gaan. Het was een snelle verandering van plannen door Voldemort.

Perkamentus knikte, dat had hij vermoed.

"De Lubbermansen waren gewaarschuwd. Maar dat de schouwers zo snel opdoken, daarop had ik niet gerekend en ook niet met de omvangrijke verdwijnsel bescherming. De schouwers wenden zelden zo een grootschalige magie aan."

Albus vermoede waarom. Nieuwe bevoegdheden, en enkele konden blijkbaar niet de 'nieuwe' vloeken uit te testen.

"Malfidus kon met een viavia verdwijnen, maar de verdwijnsel bescherming hinderde mij en de twee nieuwen te verdwijnen..." Met een emotieloze stem gaf hij verder verslag hoe die twee nieuwen door dodelijke vloeken geraakt werden en uiteindelijk hoe hij geraakt werd. Nu werd zijn stem steeds zachter. "De schouwer, genaamd Peter liet mij liggen en haalde geen heler. Lubbermans was het daarmee niet eens, maar zei niets tegen zijn baas. Toen kwam Dwaaloog hij wou helpen."De dooddoener staarde in de leegte en verstarde.

"Neem de tijd", Zei Perkamentus, in zulke momenten moest men niets overhaasten.

"Hij wou helpen. Dwaaloog wou niet dat ik stierf", fluisterde Sneep.

Perkamentus schudde zijn hoofd, hij had al veel gehoord, maar niet hoe iemand zomaar om te sterven in de steek gelaten werd. Toen hij gehoord had hoe de schouwers hem behandeld en genoemd hadden, alsof Severus een ding was, niets levendig dat voelen of denken kon, was hij woedend geworden. Sneep zelf scheen het minder uit te maken, dan Perkamentus.

"Maar de verdwijnsel bescherming was nog daar en de helers kwamen niet door. Toen hoorde ik hoe twee schouwers zich onderhielden. Deze hebben eenduidig Voldemort het vertrouwen gezworen. Op dit moment werd ik ervan bewust dat deze informatie, maakte niet uit hoe, naar u moest Heer." Nu keek de dooddoener naar Perkamentus. "Dwaaloog was buiten zichzelf van woede. Hij wist dat ik het niet zou overleven, ook al zou de verdwijnselbescherming verdwijnen zijn en ik verdwijnseld was. In korte tijd hadden ze mij gehad, zo moest ik iedereen er toe brengen mij achter te laten ook Dwaaloog." Sneep boog zijn hoofd en zocht naar woorden. "Ik besloot te sterven. Het was alleen makkelijker geweest, maar Dwaaloog bleef. Hij bleef tot het eind. Hij stelde mij gerust zei dat het zo meteen over was."

Albus Perkamentus slikte zwaar, probeerde de tranen achterwege te laten. Hier sprak iemand heel zachtjes, maar zakelijk over zijn eigen dood.

"Terwijl ik stierf merkte ik dat het bloedverlies minder werd, mijn kans om genoeg kracht te verzamelen om de informatie achter te laten." Sneep fronste zijn voorhoofd. "Vanaf hier is alles alleen wazig. Wit, kou, toen zwart. Het gevoel zonder herinneringen te zijn en te zweven. Toen weer licht in de verte. Uitnodigend en zo rustig.

Perkamentus begreep voor het eerst hoe kort bij het werkelijk geweest was. Met een vastberaden gezichtsuitdrukking wende Sneep zich tot Perkamentus: "Maar ik hoor daar nog niet heen te gaan. Ik heb bevelen, ik heb een heer. Ik weet te veel en kom aan veel informatie. Zo ging ik van het licht weg."

"Ars Moriendi.?", Vroeg Perkamentus, maar Sneep was hem voor: "Mijn vader. Hij meende dat het een keer belangrijk zou kunnen zijn. Hij liet mij zien hoe men de magie behouden kon. Zijn trainingsmethoden waren... ongewoonlijk."

Perkamentus knikte en merkte hoe Sneep wat in elkaar gezakt was.

"Rust uit. We praten straks verder. Het kan zijn dat ik niet hier ben, maar Poppy of Hagrid", Mompelde hij en wees met een hoofdknikken naar Hagrid. De dooddoener wierp een blik op de halfreus en begreep het.