Hoofdstuk 21: vrienden
Wohin kann ich gehen um auf ewig zu leben?
Jack McDevitt Die Küsten der Vergangenheit
De tijd voor kerstmis brak aan en Sneep maakte voor het eerst in zijn leven, deze tijd niet mee als koude observeerder. Natuurlijk was hij zich er als leerling bewust geweest, dat deze tijd voor velen iets bijzonders was. Ze wisselden cadeaus uit en verheugden zich op de vakantie. Vakantie. Sneep schudde het hoofd, zijn vakanties waren zelden aangenaam geweest.
Zoals Perkamentus had beloofd, was hij nooit alleen als hij wakker werd. Als de directeur van de school weg was, hielden Hagrid of Pleister hem gezelschap. Waarbij Sneep al snel het gezelschap van Hagrid liever had, dan dat van Pleister. De heelster was een streng persoon, die er altijd op stond, dat hij uitrustte en ieder aard van inspanning verbood. Ze vreesde nog altijd, dat de combinatievloek de door haar geheelde wonden liet openbarsten. Tot nu had hij geluk gehad en waren ze dicht gebleven. Bij Hagrid kon hij op zijn minst lezen, of luisteren naar de verhalen van de halfreus.
Perkamentus had besloten, dat ook in zijn kantoor kerstmis zou uitbreken. Zo kwam het, dat Severus op een morgen het gevoel had, in de verkeerde kamer te zijn ontwaakt. Een reusachtige dennenboom stond in een hoek van het kantoor, rode strikken en stukjes versierden de boekenplanken. De ruimte scheen letterlijk in Rood-, Goud- en Groenkleuren te exploderen. Het rook naar bos en heel licht naar wierrook. Hagrid schoof net het laatste stukje boven de deur recht en draaide zich nu naar hem om.
"Goede morgen Sneep", Zei de terreinknecht.
Sneep knikte en staarde nog steeds naar de kerstdecoratie.
"Mooi is het niet?", Zei Hagrid trots en trok een strik goed.
De dooddoener ging rechtop zitten en direct werd hij duizelig. Het bloedverlies was weliswaar met verschillende drankjes vervangen, maar hij werd toch nog steeds snel moe en vaak kreeg hij last van duizeligheid.
Sneep sloot zijn ogen en probeerde weer alles onder controle te krijgen, wat zonder houvast moeilijk scheen te zijn. Het bed trilde lichtjes, toen de halfreus naar hem toe kwam. Plotseling houvast. Iemand hield zijn schouders vast, alles kreeg weer een plaats en het gevoel niet meer te weten waar boven of onder, rechts of links was verdween.
"Alles oké?" Hagrids stem boven hem.
"Alleen wat duizelig", Mompelde Sneep, hij leunde tegen de handen, des te meer houvast des te makkelijker de nieuw oriëntatie. Na enkele minuten opende hij weer zijn ogen en keek in het gezicht van Hagrid.
"Wanneer is het kerstmis?", Vroeg Sneep om van zijn situatie af te wijken. Hagrid trok zijn handen terug en straalde over het hele gezicht. Sneep sprak niet vaak met de terreinknecht, de dooddoener was geen liefhebber van lange gesprekken. Hij was meer de luisteraar, hij luisterde naar bevelen, luisterde mensen af op zoek naar bruikbare informatie en was zelfs de lange preken van Voldemort gewend.
"Over twee dagen", zei Hagrid vrolijk. "Honger?"
Sneep keek om naar het eten, maar daar was niets.
"Ik haal het snel, momentje." Met deze woorden verdween Hagrid uit de kamer en dit was de eerste keer sinds dagen dat Sneep alleen was.
De rust was wat beangstigend. Hij luisterde naar zijn eigen hartslag en zijn eigen ademhaling. Zal hij het proberen zelf op te staan? Tot nu had iemand hem steeds geholpen. Sneep besloot het te testen, hij sloeg de deken aan de kant wierp zijn benen over de rand van het bed. Heel voorzichtig belaste hij zijn benen, ze knikten niet direct. Nu duwde hij zich van het bed af en richtte zich op. Geen wankelen, voorzichtig nog een stap. Iets wankelig, maar hij viel niet. Nog eentje. Hij voelde zich, als een klein kind, dat net leerde lopen. Na nog drie stappen, was hij bij het bureau aan geland en hij hield zich aan de tafelrand vast. Hij wierp een blik terug naar het bed. Hij kon zich tenminste wat vrij bewegen. Hij luisterde naar het geluid in het kasteel, zo lang leerlingen er waren, klonk het als een bijenkorf, die zacht zoemde, tevreden en gelukkig. Zware stappen klonken op de trap, Hagrid! Sneep keek naar de deur, nog steeds hield hij zich aan de rand van de tafel vast. De deur werd geopend en de terreinknecht kwam met een dienblad vol eten naar binnen. Hij verstijfde in de deuropening toen hij Sneep zag staan.
"Je zou nog niet op de benen moeten staan", bracht Hagrid uiteindelijk uit.
Sneep rekte trost zijn hoofd, hij stond en wou niet nog langer in bed blijven. Het was weer tijd, dat hij weer kon lopen. Hagrid zette het dienblad op het bureau en keek Sneep aan. Je valt dadelijk om", meende hij en Sneep merkte toen pas hoe zijn knieën knikten.
Hagrid greep snel in en ving hem op, voordat hij volledig zou omvallen. De sterke handen, van de halfreus grepen zijn armen en ondersteunden hem.
Sneep schudde verbitterd zijn hoofd, waar was zijn energie gebleven? Waar was zijn kracht gebleven? Hij was al vaker gewond geweest.
Hagrid begreep de gezichtsuitdrukking van Sneep maar al te goed en gromde alleen: "Dat heeft tijd nodig." "Tijd?!", Spuwde Sneep uit. "Ik kan niet eens meer een paar stappen doen zonder dat ik omval!"
Sneep trok zich van Hagrid los, struikelde tegen de tafel en gleed op de grond. Hij zat daar en balde zijn handen tot vuisten, toen voelde hij hoe iets vochtigs over zijn gezicht naar beneden liep. Verwonderd hief hij een hand op en veegde het vocht van zijn wangen. Een traan! Al jaren had hij niet meer gehuild. Waarom deed hij het dan nu? Hij keek naar Hagrid omhoog en bood hem zijn hand aan. "Een traan?!" Het was een simpel feit, maar in zijn stem klonk pure verwondering. "Nou, ik zou ook huilen als ik weer moest leren lopen", mompelde Hagrid, hij bukte zich en veegde bij de dooddoener de traan van de wang. Sneep sloot zijn ogen en probeerde zichzelf weer onder controle te krijgen. De rauwe handen van Hagrid op zijn wang zacht en voorzichtig, een ongewone betasting.
"Kom nu, het eten wacht, anders wordt het nog koud." Hagrid greep hem bij de armen en hielp hem op de been.
Sneep opende zijn ogen weer op het moment dat halfreus hem op de bureaustoel van Perkamentus wilde tillen. Hij kuchte, "Nee", en stribbelde tegen.
Hagrid keek hem aan.
"Niet op de stoel van de heer", zei Sneep. "Terug op de grond. " Severus wees op de stenenplaten.
"Op de grond eten?", Vroeg Hagrid en keek nu ook naar de grond. "Dat gaat niet!"
"Het gaat! Terug op de grond, Hagrid!" Paniek sloop nu in de stem van Sneep. "Alstublieft Hagrid. Terug."
De halfreus keek in de zwarte ogen en knikte langzaam. Voorzichtig liet hij Sneep weer op de grond glijden. De dooddoener leunde op zijn handen en liet het hoofd hangen. Hier was zijn plaats. Hij wou niet ook nog de stoel van Perkamentus bezetten. Het was al genoeg, dat hij in zijn bed sliep. Hagrid zette het dienblad voor hem neer en greep naar een oude wollen deken die over een fauteuil lag. De deken rook naar paard, het was Firenze's deken geweest. Voorzichtig legde Hagrid het om de schouders van Sneep.
"Ik wou je niet laten schrikken, het spijt me." Hagrid ging tegenover Sneep zitten. Severus keek naar het dienblad, daarop stonden een bord met dampende soep, enkele sneetjes brood met boter en een glas met sap.
"Ik hoop het smaakt, was alles wat ik zo snel bij elkaar kon krijgen." Hagrid wees op het dienblad.
"Het is voldoende." Sneep boog voor hem.
"HE, dat is bij MIJ niet nodig", Zei de halfreus en Sneep dook ineen. "IK ben niet Perkamentus!"
Met ingetrokken hoofd keek de dooddoener Hagrid aan, deze ging verder: "voor vrienden is dat niet nodig."
"Vrienden?", Vroeg Sneep.
"Ja natuurlijk, vrienden en nu, val aan." Hagrid schoof het dienblad wat dichter bij Sneep.
Severus Sneep at en luisterde naar de nieuwtjes uit het kasteel. Hagrid vertelde hem alles, van de rivaliteiten tussen de afdelingen, dat hij laatst een eenhoorn had geholpen dat in een boomwortel was blijven hangen enzovoort ... "Nou, ja en hoe gaat het? Hoe voel je je?" Vroeg Hagrid, toen Sneep de laatste lepel soep gegeten had.
Sneep richtte zich op en vroeg: "Hoezo?"
"Omdat het me interesseert", antwoordde Hagrid en keek hem vol verwachting aan.
Sneep kuchte en bedacht zich, dat nog nooit niemand hem dat gevraagd had. Als Perkamentus het vroeg, waren zijn antwoorden altijd kort geweest. Zijn heer, tegenover hem hield hij het kort, maar hier zat hij tegenover wat anders, een vriend.
"Het is...", hij keek naar boven. 'Alsof het plafond je helpt', dacht Sneep bitter.
"Het is...", begon hij nog eens en strekte, in een beweging van lichte onzekerheid, een hand voor zich uit. "Het is zeldzaam."
"Aha, waarom is het zeldzaam?", Vroeg Hagrid.
"Niemand heeft me ooit gevraagd, hoe ik me voel", zei Sneep recht voor zijn raap en voegde er zachtjes aan toe: "De laatste tijd in ieder geval niet."
"Hm." De halfreus legde zijn armen over elkaar. "Ik heb je nu gevraagd. Zeg gewoon wat in je op komt."
Sneep hield zijn hoofd een beetje scheef, wat kwam er dan in hem op? Daar kwam een gedachte en hij kon hem zelfs in woorden uit leggen. "Warm!", Zei hij plotseling. "Hier is het altijd warm! Zo voel ik mij."
De terreinknecht klapte in de handen. "Zie je, het gaat toch! Maar nu terug in bed, anders krijg ik ruzie met Perkamentus en Pleister!"
Dit keer liet de dooddoener zich helpen en hij wilde zich net terug in het bed laten glijden, toen hij wat hoorde. Hij verstijfde midden in de beweging. Deze stappen waren lichter, bijna speels. DAT was niet Perkamentus nog Pleister!
"Bezoek!", Zei hij en keek in het geschrokken gezicht van Hagrid.
"Snel, achter het gordijn." Hagrid schoof het gordijn naar de kant van Sneep, deze ging gauw zitten en het gordijn bedekte hem. Het was op het nippertje, de deur werd voorzichtig geopend.
"Oh, hallo Hagrid", klonk een vrouwenstem door de kamer.
Sneeps hart sloeg een slag over, toen hij de stem herkende en voordat hij de naam in zijn geest vormde sprak Hagrid hem uit.
"Hallo Lily!"
Wohin kann ich gehen um auf ewig zu leben?
Jack McDevitt Die Küsten der Vergangenheit
De tijd voor kerstmis brak aan en Sneep maakte voor het eerst in zijn leven, deze tijd niet mee als koude observeerder. Natuurlijk was hij zich er als leerling bewust geweest, dat deze tijd voor velen iets bijzonders was. Ze wisselden cadeaus uit en verheugden zich op de vakantie. Vakantie. Sneep schudde het hoofd, zijn vakanties waren zelden aangenaam geweest.
Zoals Perkamentus had beloofd, was hij nooit alleen als hij wakker werd. Als de directeur van de school weg was, hielden Hagrid of Pleister hem gezelschap. Waarbij Sneep al snel het gezelschap van Hagrid liever had, dan dat van Pleister. De heelster was een streng persoon, die er altijd op stond, dat hij uitrustte en ieder aard van inspanning verbood. Ze vreesde nog altijd, dat de combinatievloek de door haar geheelde wonden liet openbarsten. Tot nu had hij geluk gehad en waren ze dicht gebleven. Bij Hagrid kon hij op zijn minst lezen, of luisteren naar de verhalen van de halfreus.
Perkamentus had besloten, dat ook in zijn kantoor kerstmis zou uitbreken. Zo kwam het, dat Severus op een morgen het gevoel had, in de verkeerde kamer te zijn ontwaakt. Een reusachtige dennenboom stond in een hoek van het kantoor, rode strikken en stukjes versierden de boekenplanken. De ruimte scheen letterlijk in Rood-, Goud- en Groenkleuren te exploderen. Het rook naar bos en heel licht naar wierrook. Hagrid schoof net het laatste stukje boven de deur recht en draaide zich nu naar hem om.
"Goede morgen Sneep", Zei de terreinknecht.
Sneep knikte en staarde nog steeds naar de kerstdecoratie.
"Mooi is het niet?", Zei Hagrid trots en trok een strik goed.
De dooddoener ging rechtop zitten en direct werd hij duizelig. Het bloedverlies was weliswaar met verschillende drankjes vervangen, maar hij werd toch nog steeds snel moe en vaak kreeg hij last van duizeligheid.
Sneep sloot zijn ogen en probeerde weer alles onder controle te krijgen, wat zonder houvast moeilijk scheen te zijn. Het bed trilde lichtjes, toen de halfreus naar hem toe kwam. Plotseling houvast. Iemand hield zijn schouders vast, alles kreeg weer een plaats en het gevoel niet meer te weten waar boven of onder, rechts of links was verdween.
"Alles oké?" Hagrids stem boven hem.
"Alleen wat duizelig", Mompelde Sneep, hij leunde tegen de handen, des te meer houvast des te makkelijker de nieuw oriëntatie. Na enkele minuten opende hij weer zijn ogen en keek in het gezicht van Hagrid.
"Wanneer is het kerstmis?", Vroeg Sneep om van zijn situatie af te wijken. Hagrid trok zijn handen terug en straalde over het hele gezicht. Sneep sprak niet vaak met de terreinknecht, de dooddoener was geen liefhebber van lange gesprekken. Hij was meer de luisteraar, hij luisterde naar bevelen, luisterde mensen af op zoek naar bruikbare informatie en was zelfs de lange preken van Voldemort gewend.
"Over twee dagen", zei Hagrid vrolijk. "Honger?"
Sneep keek om naar het eten, maar daar was niets.
"Ik haal het snel, momentje." Met deze woorden verdween Hagrid uit de kamer en dit was de eerste keer sinds dagen dat Sneep alleen was.
De rust was wat beangstigend. Hij luisterde naar zijn eigen hartslag en zijn eigen ademhaling. Zal hij het proberen zelf op te staan? Tot nu had iemand hem steeds geholpen. Sneep besloot het te testen, hij sloeg de deken aan de kant wierp zijn benen over de rand van het bed. Heel voorzichtig belaste hij zijn benen, ze knikten niet direct. Nu duwde hij zich van het bed af en richtte zich op. Geen wankelen, voorzichtig nog een stap. Iets wankelig, maar hij viel niet. Nog eentje. Hij voelde zich, als een klein kind, dat net leerde lopen. Na nog drie stappen, was hij bij het bureau aan geland en hij hield zich aan de tafelrand vast. Hij wierp een blik terug naar het bed. Hij kon zich tenminste wat vrij bewegen. Hij luisterde naar het geluid in het kasteel, zo lang leerlingen er waren, klonk het als een bijenkorf, die zacht zoemde, tevreden en gelukkig. Zware stappen klonken op de trap, Hagrid! Sneep keek naar de deur, nog steeds hield hij zich aan de rand van de tafel vast. De deur werd geopend en de terreinknecht kwam met een dienblad vol eten naar binnen. Hij verstijfde in de deuropening toen hij Sneep zag staan.
"Je zou nog niet op de benen moeten staan", bracht Hagrid uiteindelijk uit.
Sneep rekte trost zijn hoofd, hij stond en wou niet nog langer in bed blijven. Het was weer tijd, dat hij weer kon lopen. Hagrid zette het dienblad op het bureau en keek Sneep aan. Je valt dadelijk om", meende hij en Sneep merkte toen pas hoe zijn knieën knikten.
Hagrid greep snel in en ving hem op, voordat hij volledig zou omvallen. De sterke handen, van de halfreus grepen zijn armen en ondersteunden hem.
Sneep schudde verbitterd zijn hoofd, waar was zijn energie gebleven? Waar was zijn kracht gebleven? Hij was al vaker gewond geweest.
Hagrid begreep de gezichtsuitdrukking van Sneep maar al te goed en gromde alleen: "Dat heeft tijd nodig." "Tijd?!", Spuwde Sneep uit. "Ik kan niet eens meer een paar stappen doen zonder dat ik omval!"
Sneep trok zich van Hagrid los, struikelde tegen de tafel en gleed op de grond. Hij zat daar en balde zijn handen tot vuisten, toen voelde hij hoe iets vochtigs over zijn gezicht naar beneden liep. Verwonderd hief hij een hand op en veegde het vocht van zijn wangen. Een traan! Al jaren had hij niet meer gehuild. Waarom deed hij het dan nu? Hij keek naar Hagrid omhoog en bood hem zijn hand aan. "Een traan?!" Het was een simpel feit, maar in zijn stem klonk pure verwondering. "Nou, ik zou ook huilen als ik weer moest leren lopen", mompelde Hagrid, hij bukte zich en veegde bij de dooddoener de traan van de wang. Sneep sloot zijn ogen en probeerde zichzelf weer onder controle te krijgen. De rauwe handen van Hagrid op zijn wang zacht en voorzichtig, een ongewone betasting.
"Kom nu, het eten wacht, anders wordt het nog koud." Hagrid greep hem bij de armen en hielp hem op de been.
Sneep opende zijn ogen weer op het moment dat halfreus hem op de bureaustoel van Perkamentus wilde tillen. Hij kuchte, "Nee", en stribbelde tegen.
Hagrid keek hem aan.
"Niet op de stoel van de heer", zei Sneep. "Terug op de grond. " Severus wees op de stenenplaten.
"Op de grond eten?", Vroeg Hagrid en keek nu ook naar de grond. "Dat gaat niet!"
"Het gaat! Terug op de grond, Hagrid!" Paniek sloop nu in de stem van Sneep. "Alstublieft Hagrid. Terug."
De halfreus keek in de zwarte ogen en knikte langzaam. Voorzichtig liet hij Sneep weer op de grond glijden. De dooddoener leunde op zijn handen en liet het hoofd hangen. Hier was zijn plaats. Hij wou niet ook nog de stoel van Perkamentus bezetten. Het was al genoeg, dat hij in zijn bed sliep. Hagrid zette het dienblad voor hem neer en greep naar een oude wollen deken die over een fauteuil lag. De deken rook naar paard, het was Firenze's deken geweest. Voorzichtig legde Hagrid het om de schouders van Sneep.
"Ik wou je niet laten schrikken, het spijt me." Hagrid ging tegenover Sneep zitten. Severus keek naar het dienblad, daarop stonden een bord met dampende soep, enkele sneetjes brood met boter en een glas met sap.
"Ik hoop het smaakt, was alles wat ik zo snel bij elkaar kon krijgen." Hagrid wees op het dienblad.
"Het is voldoende." Sneep boog voor hem.
"HE, dat is bij MIJ niet nodig", Zei de halfreus en Sneep dook ineen. "IK ben niet Perkamentus!"
Met ingetrokken hoofd keek de dooddoener Hagrid aan, deze ging verder: "voor vrienden is dat niet nodig."
"Vrienden?", Vroeg Sneep.
"Ja natuurlijk, vrienden en nu, val aan." Hagrid schoof het dienblad wat dichter bij Sneep.
Severus Sneep at en luisterde naar de nieuwtjes uit het kasteel. Hagrid vertelde hem alles, van de rivaliteiten tussen de afdelingen, dat hij laatst een eenhoorn had geholpen dat in een boomwortel was blijven hangen enzovoort ... "Nou, ja en hoe gaat het? Hoe voel je je?" Vroeg Hagrid, toen Sneep de laatste lepel soep gegeten had.
Sneep richtte zich op en vroeg: "Hoezo?"
"Omdat het me interesseert", antwoordde Hagrid en keek hem vol verwachting aan.
Sneep kuchte en bedacht zich, dat nog nooit niemand hem dat gevraagd had. Als Perkamentus het vroeg, waren zijn antwoorden altijd kort geweest. Zijn heer, tegenover hem hield hij het kort, maar hier zat hij tegenover wat anders, een vriend.
"Het is...", hij keek naar boven. 'Alsof het plafond je helpt', dacht Sneep bitter.
"Het is...", begon hij nog eens en strekte, in een beweging van lichte onzekerheid, een hand voor zich uit. "Het is zeldzaam."
"Aha, waarom is het zeldzaam?", Vroeg Hagrid.
"Niemand heeft me ooit gevraagd, hoe ik me voel", zei Sneep recht voor zijn raap en voegde er zachtjes aan toe: "De laatste tijd in ieder geval niet."
"Hm." De halfreus legde zijn armen over elkaar. "Ik heb je nu gevraagd. Zeg gewoon wat in je op komt."
Sneep hield zijn hoofd een beetje scheef, wat kwam er dan in hem op? Daar kwam een gedachte en hij kon hem zelfs in woorden uit leggen. "Warm!", Zei hij plotseling. "Hier is het altijd warm! Zo voel ik mij."
De terreinknecht klapte in de handen. "Zie je, het gaat toch! Maar nu terug in bed, anders krijg ik ruzie met Perkamentus en Pleister!"
Dit keer liet de dooddoener zich helpen en hij wilde zich net terug in het bed laten glijden, toen hij wat hoorde. Hij verstijfde midden in de beweging. Deze stappen waren lichter, bijna speels. DAT was niet Perkamentus nog Pleister!
"Bezoek!", Zei hij en keek in het geschrokken gezicht van Hagrid.
"Snel, achter het gordijn." Hagrid schoof het gordijn naar de kant van Sneep, deze ging gauw zitten en het gordijn bedekte hem. Het was op het nippertje, de deur werd voorzichtig geopend.
"Oh, hallo Hagrid", klonk een vrouwenstem door de kamer.
Sneeps hart sloeg een slag over, toen hij de stem herkende en voordat hij de naam in zijn geest vormde sprak Hagrid hem uit.
"Hallo Lily!"
