Hoofdstuk 26: Kerker

Und sperrt man mich ein im finsteren Kerker, das alles sind rein vergebliche Werke

Ausschnitt aus dem Lied "Die Gedanken sind frei"

Sneep keek om zich heen. Hij zat op een houtenbankje in een kerker. Er was nauwelijks frisse lucht en de muren waren vochtig en koud. Het was een van de kerkers, die onder het oude huis van Malfidus lag. Oude gebouwen hadden hun geheimen en dat van het huis van Malfidus, waren de kerkers en folterkamers. Vele dooddoeners woonden in oude huizen en hadden kerkers of folterkamers. Deze waren niet, zoals velen in de tovergemeenschap dachten buiten gebruik. Nee hierheen bracht Voldemort vaak dreuzels en tovenaars heen, om hen informatie af te persen. Dit echter alleen als Voldemort tijd had, vaak kwam dat niet voor. Dan konden dooddoeners, als Elori aan de slag. Vrouwen! Sneep bibberde, vrouwen waren vaak gemener, dan de mannen wat folteren betreft. De kettingen maakten een zacht geluid, toen Sneep zich bewoog, Malfidus had niets aan het toeval overgelaten. Severus tilde de handen op, geboeid aan de polsen en hals, waarbij de halsring net als de kettingen om zijn polsen tegen de huid schuurden.

Hij zuchtte, natuurlijk had hij er niet op gerekend, dat ze hem meteen zouden geloven, maar deze reactie was zelfs voor Voldemort wat ongewoonlijk. Hij had eerder met een nacht vol folter-vloeken rekening gehouden, maar niet met een koude, stinkende kerker! Hij leunde zich tegen de koele muur. Warmte. Ja, dat had hij Hagrid kunnen zeggen. Bij Perkamentus, zijn heer, was het altijd warm. Hier was het koud. Hij trok zijn gewaad wat strakker om zich heen. Wachten. Iets anders bleef niet over. De uren gingen voorbij en Sneep staarde voor zich uit, in het halfdonker. De fakkel, die ze bij hem gelaten hadden, flikkerde en de ranzige olie, waar ze van gemaakt was, verpestte de lucht alleen maar meer. Hij luisterde, daar was het sissen van wat hete olie, die op de stenen vloer druppelde, het heldere koele druppelen van water en zijn adem. Na al die dagen, dat hij iemand om zich heen had gehad, waren de stilte en de eenzaam het ergste.

De tijd kroop voorbij, de fakkel brandde verder op. Hij hield elk geluid bij, elk druppeltje, elk getrippel van klein ongedierte. De moeheid keerde terug, maar de halsring en de daaraan bevestigde ketting, waren te kort om op het houten bankje te kunnen liggen. Sneep leunde steviger tegen de muur. Zittend slapen, waarom ook niet. Er zat niets anders op, hoe hij kon slapen, zittend, staand, op knieën. Zo ver het ging ontspande de dooddoener zich en sloot zijn ogen. Teerde op de goede herinneringen, die hem de laatste dagen gegeven waren. De zorg van anderen om hem. De vriendschap van Hagrid. De goedgelovige glimlach van Perkamentus. De geur van het verboden bos. Het gesprek met Lily Potter. Het bericht voor Perkamentus. De kou kroop door het gewaad, door de huid, in zijn rug, de vochtigheid ging in zijn haren zitten, van al dat merkte hij niets meer. Severus Sneep sliep reeds, toen zijn gewaad zich volledig vol gezogen had.

De schouwers doorzochten heel Zweinsveld, maar ze vonden de gewonde dooddoener natuurlijk niet. Ook had deze bastaard, zoals iemand van Dollemans groep hem noemde, niets achtergelaten. Perkamentus was natuurlijk bezorgd. Niet vanwege het missen van bewijzen, maar omdat Sneep zich, in de daarop volgende twee nachten niet liet zien. Alastor leidde de zoektocht naar de volgeling van Voldemort zelf. Hij vond het jammer dat Pleister geen precieze beschrijving had, over hoe erg de verwondingen waren, of überhaupt hoe het uiterlijk van de man was.

"Zal nog wel een of andere amnesia-spreuk erachter steken. Het spijt me Albus, maar wij kunnen niets doen", mompelde Alastor Dolleman en streek met beide handen door het haar.

"Ik weet dat je alles geprobeerd hebt Alastor. Dank je! Nu kunnen we tenminste iets rustiger slapen", probeerde Perkamentus zijn vriend wat op te peppen.

Albus kon überhaupt niet rustig slapen.

"Op zijn minst lieten de dooddoeners de school met rust. Een dooddoener HIER! Dan zou helemaal het einde zoek zijn!" Dolleman stond op en reikte Albus de hand. "Maakt niet uit wat, maar zou Mevrouw Pleister zich ook maar iets herinneren, of bij jouw komt iets eigenaardig voor, roep me!"

"Zal ik doen en ik kan mij werkelijk alleen maar herhalen. Dank je!" Perkamentus schudde de dunne maar krachtige hand van Alastor Dolleman.

"Geen probleem, werkelijk. Waarvoor zijn vriendenanders?" Kalmeerde de schouwer en vertrok.

Perkamentus leunde in zijn stoel terug en keek gedachten loos uit het raam. Waar was Severus?

De polsen waren bebloed, net als de hals. Op een gegeven moment, lang nadat de fakkels waren uitgebrand, kwam Malfidus met nog een dooddoener die Sneepniet kende. Ze hadden wat plezier met hem, dat was hoe ze het zelf uitdrukten. Malfidus, die een voorliefde voor folter-vloeken had, gooide de ene naar de andere naar Sneep, tot deze samengekrompen in de kettingen hing. Toen was de andere gekomen en had hem met koud water overgoten en met een knuppel op hem ingeslagen. Daarbij brak hij een rib. Voordat Sneep uiteindelijk onder de slagen en vloeken het bewustzijn verloor, dacht hij aan Mevrouw Pleister. Wat had ze gezegd? Absoluut geen gebroken botten zelf helen. Lang lieten ze hem niet bewusteloos. Malfidus sloeg hem in het gezicht en rammelde aan hem net zo lang tot hij de ogen weer opende.

"Wakker worden!" Siste hij gevaarlijk zacht.

Sneep opende zijn ogen en keek in de koude, grijze ogen van Lucius.

"Jij wilt ons WERKELIJK wijs maken dat JIJ de verpleegster van Zweinstein onder controle had?" Vroeg Lucius.

Sneep knikte en de kettingen rammelden zachtjes.

"LEUGENAAR!" Schreeuwde Malfidus en greep weer naar zijn toverstaf en mompelde iets.

Een kleine vuurbal verscheen en bleef dreigend voor Sneep in de lucht zweven.

"Ik herhaal me niet graag, zoals je weet Severus. Hoe ben je ontsnapt? En hoe heb je het gepresteerd om te overleven?"

"Ik zei toch", kuchte Sneep en kreeg een hoestaanval.

"Ja?"

De kleine vuurbal zweefde nu nog dichterbij.

"Ik kon de schouwer voor de gek houden en toen de verdwijnsel-bescherming was opgeheven verdwijnselde ik naar Zweinsveld. Daar trof ik de verpleegster en onderwierp haar aan de imperio-vloek. Ik dwong haar mij te helpen", kuchte Severus.

"Ik haat leugens", mompelde Lucius, maar liet de vuurbal verdwijnen. "Wij spreken elkaar later nog wel eens."

Een nieuwe fakkel werd gebracht en de deur vergrendelt. Sneep kroop in elkaar en leunde tegen de muur. Hij zou weer ziek en verwond bij Perkamentus verschijnen. Weer kommer en zorgen voor zijn heer. Maar deze keer waren het verwondingen die Sneep zelf verzorgen kon, dit keer hoefde hij niemand een verklaring af te leggen, wie hem geheeld had.

Heel langzaam sloop zich een onvriendelijke gedachtegang in zijn hoofd. Wat is als de schouwers Pleisters verhaal niet zouden geloven? Sneep liet het hoofd hangen. Nu had hij besloten te blijven en dan zo iets! Hij trok zijn voeten aan en omsloeg ze met zijn armen, zover de kettingen het toelieten. Iets goeds had het bezoek van Malfidus gehad, er was frisse lucht in de kerker gekomen. De gebroken rib brandde bij elke ademhaling.

Meer pijn waar ik aan wennen moet, dacht hij en sloot zijn ogen.

Hagrid kwam het kantoor van Perkamentus binnen gestormd en frunnikte met iets in de lucht.

"Pulpers!! U geloofd niet, wat die Pulpers geschreven heeft!" Riep hij blij.

Perkamentus trok een wenkbrauw op, Hagrid en blij over een artikel van Rita Pulpers? Rita Pulpers schreef alleen overdreven en beledigende artikelen. Altijd als ze over Perkamentus, of de school schreef hagelde het brieven van bezorgde ouders. Hagrid hield de krant vast, alsof het een rapport was met alleen maar tienen.

"Dat moet u lezen", riep hij blij en straalde over het hele gezicht.

"Ahm, dat zou ik graag willen, maar hoe?" Perkamentus wees op de krant die Hagrid hoog boven zijn hoofd hield.

"Oh, het spijt me", en hij legde de krant voor Perkamentus op de tafel.

De oude man zette zijn bril recht en begon te lezen...

Geliefde verpleegster van Zweinstein, in Zweinsveld overvallen.

Zekere bronnen uit het ministerie bevestigen, dat een dooddoener de geliefde verpleegster van Zweinstein, Mevrouw Pleister, in Zweinsveld overvallen heeft. De arme vrouw onderging een imperio-vloek en heeft een gat in haar herinnerinen van meerdere weken. Zelfs de grote PErkamentus kon niet herkennen, dat de heks onder de imperio-vloek stond. Dokters uit het St. Mungo ziekenhuis verklaarden...

Perkamentus keek naar de halfreus op en wees met een vinger op het artikel. "Hopelijk is dat voldoende voor Voldemort!"