Hoofdstuk 27: Het Dalletje

Wenn du an mich glaubst, dann glaube ich auch an dich.

Dem Einhorn auf der Spur

Sneep opende vermoeid zijn ogen. De deur naar zijn cel werd opnieuw geopend en hij bereidde zich opnieuw voor op de pijn. Hij had dit leven gekozen, hij had kunnen gaan, maar hij was gebleven. Met vol bewustzijn dat precies, dit op hem wachtte. Het licht, dat van de gang naar binnen scheen, brandde in zijn ogen. De fakkel was weer eens een keer uitgegaan de vieze oliegeur hing in de lucht en werd door de koude ganglucht verwisseld . Uitgeput liet hij zijn hoofd hangen, wat zouden ze nu doen? Verdere folter-vloeken? Nog meer koud water?

"Gifmixer, je hebt geluk!" Zei een hem onbekende stem.

Sneep keek door een gordijn van natte hare,n de duistere persoon bij de deur aan. Geluk waarmee? Snel gedood te worden? Of nog een nacht aan de folter-vloeken uitgeleverd zijn?

"Gisteren stond het in de krant. Jouw verhaal klopt, je kunt gaan!" De persoon zwaaide met zijn toverstaf en de kettingen van de hals en polsen lieten los.

Gaan? Gewoon zo? Met knikkende knieën stond hij op en knipperde met zijn ogen tegen het licht.

"Hier je toverstaf!" Iets kleins werd hem voor de voeten gegooid.

Heel voorzichtig ging hij door de knieën en raapte zijn toverstaf op. De persoon greep hem grof bij zijn arm en sleepte hem door de gangen, een trap naar boven, via de hal bij de hoofdingang de tuin in. Daar aangekomen liet hij Sneep gewoon los.

"Verdwijn. De heer verwacht je bij onze volgende bijeenkomst!" Siste de dooddoener en ging terug in het huis van Malfidus.

Sneep struikelde en staarde naar het huis. Gaan. Gewoon zo? De zon was zo juist ondergegaan en de duisternis van de nacht begon net aan het verdrijven van de laatste rodeachtige kleuren, die nog aan de hemel te zien waren. Voor de zekerheid verdwijnselde hij eerst naar zijn eigen woning. Misschien wachtte er iemand op hem? Alleen om zeker te zijn, dat hij daar zou opduiken. Fout. Zijn woning was leeg en alles zag er normaal uit. Hoe lang was hij weg geweest? Hij hoestte en hield een hand tegen zijn gebroken rib. Terug naar Zweinstein, zijn heer bericht geven dat hij weer in de rij van de dooddoener was teruggekeerd.

De woning lag er verlaten bij en niets herinnerde aan het korte bezoek van de eigenaar.

Hagrid wachtte nu al dagen. Elke nacht was hij in het dalletje teruggekeerd met een wollen deken en wat hete thee. De sneeuw was niet meer zo hoog, maar de wind was nog steeds ijzig. Zo zat de terreinknecht nacht voor nacht beschermd door de boomwortels in het dalletje te wachtte. Dronk thee, observeerde de dieren en luisterde naar het huilen van de jagers.

De maan scheen fel en de sneeuw glinsterde, alsof iemand diamanten over de sneeuw had gestrooid. Hagrid greep naar de theekan en schonk nog een kopje voor zichzelf in. Soms zoemde hij zachtjes voor zich uit en zelfs Firenze was een keer komen opdagen en had hem een nacht gezelschap gehouden. De centaur had hem de betekenis van de horoscopen uitgelegd en hun verhoudingen met mekaar. De halfreus wist weliswaar dat centauren dit konden, maar toen hij Firenze zo hoorde praten bemerkte hij eerst hoe groot dit weten was.

Firenze vertelde van vertes, van de structuur van de planeten en van de verre zonnen. Waarvan hadden deze wezens toch dit weten? Hagrid blies de kleine dampwolkjes boven zijn kopje weg. Zou dit weer een nacht van zinloos wachten worden? Sneep was niet gevonden! Een gedachte vestigde in Hagrid, maakte niet uit hoe maar, hij Rubeus Hagris zou Sneep zoeken en pas weer stopen als hij hem gevonden had. Ja, direct morgen zou hij de zoektocht beginnen. Ook al had het niemand hem toevertrouwd, hij kende enkele plaatsen en plekken, waar men mensen zonder problemen gevangen houden kon. Morgen zou hij deze plaatsen en plekken opzoeken. Ja, precies dat zou hij doen....

Puff!

Iets verscheen in het dalletje en keek gehaast om zich heen. Hagrid zuchtte opgelucht, Sneep. De persoon ging door de knieën en hoestte zwaar. Met een sprong was Hagrid op de been en snelde naar de persoon toe. Hagrid bukte zich en direct voelde hij de kou, toen hij een hand op de schouders legde. De kleding vroor letterlijk op de huid van Sneep vast!

"Wat in hemelsnaam?" Zei Hagrid en Sneep keek naar hem op.

De ogen glazig, de huid bleek en hij had blauw gevroren lippen, maar er was nog wat anders in zijn gezicht af te lezen. Trots! Eindeloze trots!

"Ik ben er weer bij!" Fluisterde hij en hoestte zwaar. Kromde zich samen op de koude aarde.

"Ja dat zie ik. Worden jullie altijd zo begroet als jullie iets overleefd hebben?" Vroeg Hagrid en hielp de volledig doorweekte dooddoener op zijn benen.

Sneep schudde zijn hoofd, het haar bevroor ook en het klonk alsof twee kristallen glazen zachtjes tegen elkaar tikte bij de bewegingen. Hagrid rolde een grote wollen deken, die reeds op meerdere plaaten gemaakt was.

De halfreus wachtte helemaal niet, Sneep leunde zwaar tegen hem aan en Hagrid wikkelde hem in. Een tijdje stonden ze zo in het dalletje. De terreinknecht liet het gebeuren, gaf de jonge man genoeg tijd zichzelf bijeen te rapen. Hij bibberde erg onder de deken en Hagrid legde voorzichtig een arm om de schouders van de dooddoener. Wat er ook met hem gebeurd was, op het moment had de jonge tovenaar gewoon wat tijd nodig.

"Ze geloofde me eerst niet", mompelde Sneep.

"Hm dacht ik me al", gromde Hagrid en bleef verder staan. Hij was de rots in de branding rustig, maar altijd daar als men hem nodig had. Daar voelde hij hoe de dooddoener weer door zijn kniëen ging. Hagrid ving hem op en tilde hem omhoog.

Sneep keek door zijn bevroren haar naar hem en vroeg: "Hoe lang wacht je al?"

"Och al sinds meerdere nachten. Ik kom steeds bij zonsondergang hierheen. Sinds je weer teruggegaan bent", zei Hagrid lichtjes en droeg Severus zeker in zijn armen terug naar Zweinstein. Hij beklom het dalletje en ging aan de omgevallen boom voorbij. De nacht was helder en ijskoud.

"Waarom?" Vroeg Sneep verwonderd.

"Nou dat doet men zo. Men wacht op een vriend, als men zich zorgen maakt", antwoordde Hagrid rustig. Die jongen moest werkelijk nog veel leren.

"Aha", zei Sneep alleen en Hagrid merkte hoe hij zich dieper in de armen liet zakken. Hij neemt tenminste hulp aan, als hij het nodig heeft, dacht Hagrid gerust.

"Als u vannacht niet was verschenen...dan...dan." Hagrid stotterde van woede en zorgen.

Sneep keek geïnteresseerd naar de halfreus op. Nu miste Hagrid de woorden om iets te beschrijven.

"Ik had je gezocht!" Kwam er uiteindelijk uit de mond van de halfreus. "Was overal heen gegaan en had gezocht!"

Sneep staarde de man aan. Gezocht! Iemand had hem gezocht! Heel zachtjes vroeg hij, hij had angst hoe het antwoord zou luiden: "Niet erg hoe je mij gevonden had? Of dood of levend?"

De dooddoener hield de adem in, had Hagrid door hoe belangrijk deze vraag voor hem was?

"Maakt niets uit! Maar gevonden had ik je wel!" Zei Hagrid vastberaden.

Nu twijfelde Sneep er niet meer aan, dat de halfreus hem werkelijk gezocht had. Hagrid vertrouwde hij toe, dat deze werkelijk ieder gat en iedere kerker doorzocht had, alleen om Sneep te vinden.

"Dat is goed om te weten", zei Sneep zacht.

Hagrid stopte en keek op hem neer. "Waarom?"

"Het eerste doel van een folter is het slachtoffer duidelijk te maken, dat niemand naar hem zoekt", bibberde Sneep een van de grondwetten, die men hem in zijn eerste dagen als dooddoener er ingestampt had.

"Ik weet nu dat ik altijd gezocht en altijd gevonden wordt. Maakt niet uit hoe!" Eindigde Sneep. "Dat is goed om te weten."

Hagrid staarde naar Sneep en duizenden gevoelens waren in zijn gezicht af te lezen. Vriendschap, Zorg en zo veel meer.

"Ja, dat is goed om te weten", bevestigde de halfreus en zette zijn wandeling naar Zweinstein voort.

Kort voor het kantoor van de directeur liet de halfreus Sneep weer naar beneden. Voorzichtig opende deze de deur en ging het kantoor binnen, de halfreus stampte er gelijk achteraan. Perkamentus was van zijn stoel op gesprongen en staarde hen aan. Zonder enige twijfel viel Sneep op zijn kniëen en drukte zijn voorhoofd tegen de grond, wat trots, in deken waar hij in gewikkeld was zag hij er enigszins elegant uit.

"Heer ik ben weer in de rij van de dooddoeners opgenomen", verkondigde hij trots. Hij hoorde snelle passen. Severus keek op en zag hoe Perkamentus voor hem stond en net als bij Hagrid herkende hij vele gevoelens in dit goedgelovige gezicht.

"Oh jongen, ik heb me zulke zorgen gemaakt", zei Perkamentus.

Sneep richtte zich wat op direct ging er een scherpe pijn door hem heen en hij haalde sissend adem.

"Kom sta op. Wat is er gebeurd?" Beval zijn heer en Sneep stond langzaam op.

"Hagrid, Pleister snel!" Zei de directeur bezorgt tot de halfreus en hij verdween direct, om de verpleegster te halen.

"Ze geloofden mij in het begin niet", mompelde Sneep en keek naar de grond.

Enkele ogenblikken later kwam de verpleegster naar binnen Hagrid sloot zachtjes de deur achter zich. Mevrouw Pleister had zich alleen een badjas overgegooid en oogde op Sneep licht gespannen.

"Je weet helemaal niet wat ik je te danken heb!" Zei ze en liep met vaste stappen op hem af. Met een zwaai beval ze hem achter het gordijn, dat het slaapvertrek van het kantoor scheidde en trok het gordijn dicht. Perkamentus zag eruit, alsof hij Pleister volgen wilde, maar liet het maar zijn en wachtte.

"Wat bij alle goede geesten is er met u gebeurd?" Vroeg ze. De verpleegster pelde hem uit de deken en opende het volledig doorweekte gewaad. Sneep keek in het niets en liet het met zich gebeuren. Hij kon zich sowieso niet weren. Het bevel luidde botbreuken door Pleister laten helen en hij volgde dit bevel op. Pleister streek voorzichtig over de gebroken rib en keek uiteindelijk ook de hals en de polsen na.

"Koud water, folter-vloeken, slagen en dat alles in kettingen", telde Sneep op. Bij de verpleegster was het net als met zijn heren, geen lange gesprekken, kort en zakelijk blijven. De dooddoener hoorde hoe Perkamentus achter het gordijn naar adem hapte.

"Hm zo ziet het er ook uit", zei Pleister en vertrok bij het zakelijk antwoord van Sneep geen spier.

"Het duurde maar enkele minuten tot het bot werd weer in zijn juiste positie geschoven en geheeld was. Voor de verwondingen aan de hals en polsen liet ze een zalfje achter. Toen de vrouw weer haar tas pakte, keek ze een laatste keer naar Sneep en iets als een glimlach omspeelde haar lippen. "Dit keer bent u er nog relatief goed weg gekomen. Trek wat droogs aan en zou de hoest blijven, zeg het me dan.

Sneep maakte een lichte buiging en Pleister verliet het kantoor. Ergens wisten ze beide, verpleegster en dooddoener, dat het niet altijd zo zou eindigen.