Hoofdstuk 1: De Orde van de Feniks

'Ik zou graag een nieuw lid voordragen,' zei Perkamentus plotseling serieus. Iedereen keek hem nieuwsgierig aan. Perkamentus zweeg even, alsof hij goed nadacht hoe hij zijn nieuws moest brengen. 'Ik weet nu al dat een aantal van jullie het hiermee niet met me eens zullen zijn. Ik vraag hen me te vertrouwen en het nieuwe lid een kans te geven.' Perkamentus keek Sirius en James even indringend aan .Toen liep hij langzaam naar de deur en opende die.

Hij fluisterde iets tegen een persoon die daar schijnbaar stond te wachten tot hij binnen mocht komen. Perkamentus hield de deur open en fluisterde iets tegen de wachtende persoon. Een persoon in een lang zwart gewaad kwam binnen. Hij had zijn kap nog over zijn hoofd waardoor zijn gezicht niet te zien was. Langzaam gingen zijn handen naar zijn hoofd en liet hij zijn kap zakken. Zijn donkere, vettige haar en de prominente neus van Serverus Sneep werden zichtbaar. 'Hij!' riep James plotseling uit. 'Wat doet hij hier? Hij is een Dooddoener! Perkamentus! Wat he-!' 'James, zoals ik al zei, zul je je me moeten vertrouwen.' Perkamentus scheen heel kalm te blijven. James en Sirius keken Sneep vol haat aan en en Sneep beantwoordde hun blikken met een minstens zo intense haat.

'Laten we eerst luisteren naar wat hij te zeggen heeft. Perkamentus heeft vast een goede reden om hem hierheen te brengen,' zei Lupos plotseling. James draaide zijn hoofd zo snel om dat zijn nek hoorbaar kraakte. 'Neem je het op voor hèm?' vroeg hij verbijsterd. 'Nee,' zei Lupos nog even kalm. 'Ik vertrouw Perkamentus. Hij heeft ons nog nooit problemen bezorgd.' James keek hem aan alsof hij net had gezegd dat kerstmis dit jaar niet door zou gaan, maar hij kon niet uit zijn woorden komen. Langzaam ging hij weer op zijn stoel zitten en keek strak voor zich uit. Even viel er een pijnlijke stilte waarin de spanning te snijden was. Sneep en Sirius keken elkaar nog steeds vol haat aan en James scheen opeens heel geïnteresseerd te zijn in de deurknop. De rest van de leden van de Orde van de Feniks keek naar Sneep, geïnteresseerd naar zijn verhaal of geschrokken door zijn plotselinge aanwezigheid.

Plots sprak Perkamentus weer. 'Ik verwacht niet van jullie dat jullie vrienden worden, maar jullie zullen wel de strijdbijl moeten begraven zolang jullie beiden voor de Orde van de Feniks werken.' 'Werken? Zei je werken? Gaat Secretus hier voor de Orde wèrken?' Toen James Secretus zei schoot de hand van Sneep in zijn gewaad en trok hij vliegensvlug zijn toverstok, maar niet vlug genoeg. Zoals altijd waren Sirius en James sneller geweest. Ze stonden nu tegenover elkaar met getrokken toverstokken, met alleen de tafel nog tussen hen in. Ze leken elkaar aan te kunnen kijken zonder te hoeven knipperen met hun ogen. Er ging een onheilspellende dreiging van hen uit; de andere leden van de Orde keken muisstil toe. 'Noem me geen Secretus,' siste Sneep. 'Ik noem je zoals ik dat wil,' zei James hardop terug.

'James, Serverus en Sirius! Doe jullie toverstokken omlaag en ga zitten!' Perkamentus keek hen dreigend aan. Hij leek woedend, furieus. Met tegenzin gingen James en Sirius zitten, maar ze hielden hun toverstokken nog stevig vast. Sneep liep naar het hoofd van de tafel en ging langs Perkamentus zitten; hij hield zijn ogen echter de hele tijd op James en Sirius gericht.

'Zoals ik al zei: Serverus Sneep komt voor de Orde werken.' James wilde weer protesteren maar Perkamentus hield zijn hand op, hem tot stilte manend. 'Ik weet dat sommige van jullie daarmee problemen hebben, maar laat me eerst kort zijn verhaal doen, en vel daarna pas je oordeel.' Perkamentus keek James en Sirius veelzeggend aan. Ze keken allebei koppig voor zich uit. Sneep hield hen nog steeds scherp in de gaten. 'Zoals jullie weten werkt Serverus nu al enkele jaren op Zweinstein als leraar Toverdranken, enwerd hij ervan verdacht contacten met Voldemort te onderhouden.' 'Je bedoelt dat hij Dooddoener is en ons aan hem heeft verraden, maar ga maar gewoon verder,' fluisterde James duidelijk hoorbaar. Perkamentus deed alsof hij niets gehoord had, maar Sneep kneep zijn ogen toe en wierp James een venijnige blik toe.

'Ik heb verschillende gesprekken met Serverus gevoerd, en hij is bereid om voor onze zijde te werken en te spioneren bij Voldemort.'

'Aha! Dus hij IS een Dooddoener!' schreeuwde James triomfantelijk en hij wees met een beschuldigende vinger naar Sneep. 'Wàs, James, hij wàs inderdaad een Dooddoener. Hij staat nu aan onze kant.'

De andere leden van de Orde van de Feniks keken nu verschrikt van Perkamentus naar Sneep. Het scheen even te duren voordat Perkamentus' woorden tot iedereen waren doorgedrongen: er zat een Dooddoener in hun midden, een handlanger van de man die zij probeerden te bestrijden.

'Serverus heeft ermee ingestemd om met gevaar voor eigen leven bij Voldemort te gaan spioneren voor de Orde van de Feniks. Ik hoef jullie hopelijk niet te vertellen hoe belangrijk en essentieel deze informatie voor ons kan zijn.'

'Maar Perkamentus!Hij heeft toegegeven dat hij een Dooddoener is! En dat spioneren dan, dat houdt zeker in dat hij Dooddoener blijft...hoe weet je dan zeker dat hij geen dubbelspion is? Waarom –?' Deze keer was het Sirius die was opgestaan en tegen Perkamentus schreeuwde. 'Ik weet zeker dat ik hem kan vertrouwen. Daar heb ik mijn redenen voor.'

'Maar Voldemort dan? Hij kan met zijn Legimentie zo achter al onze plannen komen als hij bij hem in de buurt is!' 'Ik kan me uitstekend verdedigen, in tegenstelling tot jou,' fluisterde Sneep. Weer sprong Sirius overeind en richtte zijn toverstok weer op Sneep. 'Daag me niet uit Secretus, daag me niet uit!' Sneep lachte smalend naar Sirius die krampachtig zijn toverstok vasthield. 'Sirius, ga zitten!' zei Perkamentus streng. 'Maar hij –'

'Jij ging erop in, probeer je te beheersen, jullie zitten niet meer op school!' Perkamentus scheen zijn geduld te verliezen; hij sprak nu feller en zijn gezicht leek een beetje rood aan te lopen. Beschaamd ging Sirius weer zitten. Hij keek niet naar Sneep die hem zelfzuchtig aankeek. Het was weer even doodstil in de ruimte, het enige geluid kwam van een paar ritselende mantels en een verschuivende stoel.

Opeens stak er iemand anders een hand op. Een jonge vrouw met rood golvend haar en heldere groene ogen... 'Wilde je iets vragen?' vroeg Perkamentus beleefd. 'Eh, ja,' zei ze een beetje vertwijfeld. 'U heeft nu kort zijn verhaal verteld,' toen ze hij zei, knikte ze naar Sneep, 'maar ik denk dat het beter is als hij het zelf verteld. Zodat we kunnen begrijpen waarom hij...waarom hij...'

'Waarom hij zich in godsnaam ooit bij Voldemort heeft kunnen aansluiten?' maakte James haar zin af. 'Zo zou ik het niet willen zeggen, maar dat bedoelde ik wel ja,' zei ze met een boze blik op James.

'Dat is misschien wel een goed idee, wat denk je er zelf van Serverus?' vroeg Perkamentus rustig aan Sneep. Sneep leek geschrokken door de plotselinge vraag en gaf niet meteen antwoord. 'Tong verloren?' vroeg Sirius met een grijns op zijn gezicht. Perkamentus keek hem even streng aan en keek toen weer naar Sneep. 'Zou je zelf je verhaal willen doen, of wil je daar nog mee wachten?' James en Sirius keken grijnzend naar Sneep; ze wisten dat hij het verschrikkelijk zou vinden zijn verhaal te moeten vertellen tegen hen. Voordat Sneep antwoord gaf keek hij hen even uitdagend aan. 'Natuurlijk, Perkamentus.'

Een man met een haakneus schreeuwde tegen een bevende vrouw terwijl een jongetje met donker haar in een hoekje zat te huilen. Het jongetje was hoogstens een jaar of tien. De man schreeuwde de lelijkste verwensingen naar de vrouw die nu wegdook voor een kan die naar haar hoofd werd geworpen. Het jongetje in de hoek begon nu te gillen dat hij haar met rust moest laten. De man negeerde hem en bleef doorschreewen. De man stapte naar voren. De vrouw gilde en probeerde nog weg te rennen. Het jongetje probeerde voor zijn moeder te gaan staan, maar zijn vader sloeg hem hard tegen zijn slaap en hij viel uit de weg. Zijn handen schoten pijnlijk naar zijn gezicht. Bloed sijpelde tussen zijn vingers door terwijl hij op de wond drukte. De vrouw rende de kamer uit, maar de man haalde haar in. Het jongetje kon horen hoe de vrouw gilde en hoorde de klappen aankomen. Na een tijdje werd stopte de vrouw met gillen, maar de vader sloeg door. De tranen stroomden nu over de wangen van het jongetje. Na enkele minuten droop de vader af. Hij liep naar de slaapkamer en gooide zich daar op bed. Het jongetje bleef in de keuken zitten met zijn hand tegen zijn slaap, hij durfde zich niet te bewegen uit angst dat zijn vader terug zou komen.

Na een paar uur werd er op de voordeur geklopt. Het jongetje vloog op en trok de deur zo vlug mogelijk open. 'Wat is er met jou gebeurd Serverus?' vroeg zijn tante geschrokken toen ze zijn gezicht zag. 'Papa heeft... papa heeft...' stotterde hij. 'Waar is je moeder?' vroeg de vrouw meteen ongerust. 'In de woonkamer...' fluisterde het jongetje. Hij werd door zijn tante aan de kant gedrukt. Ze snelde naar de woonkamer. Toen ze in de deuropening stond slaakte ze een gil en drukte haar handen op haar mond. Het jongetje liep langzaam naar zijn tante toe. De tranen stonden nu in haar ogen. Ze leek versteend te zijn. 'Nee...' bracht ze nog uit voor ze zich weer omdraaide. De rest van de dag zei ze niets meer. Ze pakte de hand van het jongetje voor hij kon zien waarom zijn tante zo geschrokken was en liep het huis uit om er nooit weer terug te komen.