Hoofdstuk 3: vrienden voor het leven

'Sneep? Die naam heb ik eerder gehoord...zit jij ook niet in Zwadderich?' Achterdochtig knikte Sneep. De naam Malfidus kwam hem bekend voor, hij wist dat hij hier te maken had met een van de rijkste en invloedrijkste toverfamilies. 'Mag ik misschien vragen waar je dat geleerd hebt?' 'Wat geleerd?' 'Die spreuk van daarnet, de Curatiusvloek. Die leren ze ons niet op school, zelfs ik weet niet hoe die werkt.' 'Gelezen,' mompelde Sneep.

'Indrukwekkend, echt heel indrukwekkend.' Terwijl Malfidus dit zei mompelden de andere 5 instemmend. Malfidus deed nu langzaam zijn kap omlaag en Sneep zag voor het eerst zijn gezicht. Zijn huidskleur was opvallend licht, bijna wit, en zijn haar was zilverblond. Hij zou zo uit een zwart- wit film kunnen zijn gestapt.

'Heb je er al eens over nagedacht om iets met dit talent te gaan doen?' vroeg Malfidus terwijl hij hem gefascineerd aankeek. 'Iemand met zo'n talent zouden we goed kunnen gebruiken.' 'Waarvoor gebruiken?' Malfidus lachte even. 'Niet zo wantrouwend, Serverus, we zijn je vrienden.'

Sneep keek hem nu verbaasd aan. Hij had nooit vrienden gehad, niemand had hem ooit als vriend gewild, iedereen liep altijd zo ver mogelijk van hem af. Aan de eettafel op Zweinstein waren de stoelen naast hem en tegenover hem altijd leeg, alleen als het echt niet anders kon ging er iemand langs hem zitten, en dan zeiden ze geen woord tegen hem en keken hem niet aan. En nu zei deze jongen opeens dat hij zijn vriend was. 'Wat willen jullie dan dat ik doe?' vroeg Sneep nu. 'We willen dat je je bij ons aansluit. Wij,' hij wees naar de andere mannen in zwarte mantels, 'vormen een groep die de duistere kunsten beoefent. We zullen je hier niet alles vertellen, als je meer over ons wilt weten, en je bij ons aan wilt sluiten, kun je met ons meekomen. Ik zal je graag alles vertellen, vriend.'

Bij het woord 'vriend' verdween alle twijfel. 'Dit is het begin van een lange vriendschap,' sprak Lucius Malfidus nadat Sneep op zijn aanbod was ingegaan.

'Dat was het dan voor vandaag. Ik verwacht jullie morgen allemaal om dezelfde tijd terug.' Perkamentus sloot de vergadering van de Orde af en liep meteen op Sneep af en begon met hem te praten. Sirius rekte zich overdreven uit. 'Ik dacht dat er nooit een eind aan zou komen!' 'Sirius! We zijn hier wel met iets heel belangrijks bezig!' Lily was aan komen lopen zonder dat ze het hadden gemerkt. 'Ik hoop dat je toch wat meer belangstelling voor deze vergaderingen toont, anders kun je net zo goed wegblijven!' 'Wat heb jij vandaag?' zei Sirius een beetje geschrokken. 'Niets,' mompelde Lily verdacht. 'James, kun je even komen, ik moet iets met je bespreken.' 'Je kunt het hier ook wel zeggen, ik heb geen geheimen voor Sirius.' Lily rolde met haar ogen. 'Oké, ik kom al!' Lily liep weg en James kwam langzaam overeind en liep achter haar aan. Sirius kon hem nog net 'vrouwen' horen mompelen. 'Wat is er met Lily?' vroeg Remus nu aan Sirius. 'Geen idee, ze zal weer een van haar buien hebben.' 'Hoezo, 'een van haar buien'? Waar heb je het over?' vroeg Remus verbaasd. 'Ze doet de laatste tijd een beetje raar, ze reageert overal zo overdreven op. Maar het zal wel niets zijn.' 'Als jij het zegt.' Peter Pippeling hield Sneep nog steeds met een scheef oog in de gaten. Hij scheen niets te horen van wat Sirius en Remus zeiden. 'Peter doet de laatste tijd ook zo raar,' mompelde Remus nu. 'Hij is ontzettend zenuwachtig en angstig.' Sirius lachtte bars. 'Peter is altijd zenuwachtig en bang, dat is echt niet anders dan normaal.' 'Deze keer wel, ik weet zeker dat er iets aan de hand is!' 'Vraag het dan aan hem,' zei Sirius geïrriteerd. De ruimte begon nu leeg te lopen, alle heksen en tovenaars gingen op weg naar huis of gingen een of andere opdracht voor de Orde vervullen. Alleen Sirius, Remus en Peter bleven achter. Zij hadden deze avond vrij. 'Waar zijn Lily en James eigenlijk naar toe? Ze blijven wel erg lang weg...' zei Remus ongerust. 'Wat denk je dat ze aan het doen zijn?' zei Sirius met een veelbetekenende grijns op zijn gezicht. Plots klonk er een kreet door het huis, een kreet van blijdschap. 'Tis niet waar!' klonk de stem van James luid. Sirius en Remus sprongen geschrokken op; Peter was zo geschrokken van het plotselinge kabaal dat hij van zijn stoel was gevallen en nu op de grond lag. Opeens kwam James de kamer weer inrennen. Hij had een grijns van oor tot oor op zijn gezicht. 'Jullie raden het nooit! Lily is zwanger!'