Hoofdstuk 5: vijanden

'Nee! Doe nou niet!' De vier Griffoendors stonden met hun ruggen naar de rest van de groep toe en Sneep kon niet zien wat ze aan het doen waren. 'Sirius, dat kun je echt niet maken!' fluisterde een van hen nu. Hij had middellang donkerblond haar en zijn gezicht was een beetje ingevallen alsof hij net ziek geweest was. 'Wat nou? Het was James' idee, zeur maar tegen hem!' De jongen die Sirius heette draaide zich om en wilde weer terug lopen naar de andere leerlingen. 'Sirius wacht nou even!' Een jongen met kort warrig donker haar trok Sirius terug aan zijn gewaad. 'Dat Wormstaart en Maanling ertegen zijn, betekend niet dat ik dat ook ben,' zei hij met een grijns op zijn gezicht. 'Op jou kan ik altijd rekenen Gaffel,' grijnsde Sirius. Sirius en James liepen nu met z'n tweeën weg van de groep leerlingen. De twee anderen probeerden hen nog tegen te houden, maar er was geen beginnen aan. Sneep volgde nieuwsgierig geworden de worsteling en zag hoe twee van hen het Bos in liepen.

'Worden we gevolgd?' vroeg James terwijl hij achterom keek. 'Nee, tuurlijk niet,' antwoordde Sirius een beetje geërgerd. 'Wie gaat er nou het Verboden Bos is?' 'Wij,' zei James grijnzend. Zo liepen ze nog een tijdje verder. Ze schenen te weten welke kant ze op moesten, alsof ze er vaker waren geweest. Al gauw stonden de bomen zo dicht op elkaar dat het schemerdonker werd. De doornstruiken werden steeds hoger, sommige kwamen nu al tot hun schouders.

Ze merkten niet dat een donkere figuur hen volgde. Sneep was hen stiekem gevolgd toen ze het bos in waren gelopen. Hij volgde hen nu op enige afstand. Hij probeerde zo min mogelijk geluid te maken, wat niet altijd lukte. Hij had moeite het vage pad te volgen dat James en Sirius volgden. Hij was nog nooit in het bos geweest en de aanblik ervan beviel hem niet. Maar hij zou nu niet meer terug kunnen gaan, hij zou de weg nooit meer vinden.

Zo liepen ze geruime tijd verder. Na een tijdje konden ze een stukje verderop vreemde geluiden horen. James en Sirius schenen blij te zijn ze horen, maar Sneep werd erdoor beangstigd. Ze hoorden nu het duidelijk herkenbare geluid van zware voetstappen. Sneep zag dat er in de verte plots meer licht tussen de bomen doorkwam; er moest een soort open plek zijn.

Plots klonk er een ijzingwekkende kreet tussen de bomen door. Sneeps nekharen gingen ervan overeind staan. Hij hield nu even stil. Hij wist niet zeker of hij wel wilde zien wat dat geluid had gemaakt. Hij zag dat James en Sirius voor hem nu ook twijfelden. Ze keken elkaar even angstig aan, maar liepen toen toch aarzelend verder. Sneep wist dat hij niet achter kon blijven, dus overwon hij zijn angst en ging hen weer achterna.

'Hé die Hagrid!' hoorde hij Sirius riepen. De zware voetstappen hielden plotseling op. 'Wat doen jullie hier? Jullie horen op school!' hoorde Sneep een verwarde Hagrid zeggen. 'We zijn hier toch ook op school?' antwoordde James nu schijnheilig. 'En we zijn hier om jou te helpen. Verzorging van Fabeldieren hè?' Hagrid scheen even te zijn overrompeld. Sneep had zich nu verstopt achter een paar grote rododendronstruiken. Hij kon alles wat er gebeurde perfect zien zonder gezien te worden. Hagrid droeg een grote dode koe die droop van het bloed over zijn schouder. Sneep gruwelde van de aanblik ervan. 'Wat heb je daar? Vroeg James terwijl hij naar de dode koe wees.

'Dit?' Hij wees naar de koe en legde hem op de grond. 'Das niks, gewoon wat te eten voor de beessies hier, weet je wel.' Hij scheen om de een of andere reden niet helemaal op zijn gemak te zijn. James en Sirius keken nu enigszins geschrokken naar de dode koe op de grond. Toen hij nog over Hagrids schouder had gehangen, hadden ze niet goed kunnen zien wat het was. Nu wensten ze dat ze niet hadden gevraagd wat het was. 'Wat voor dieren ben je eigenlijk aan het voeren?' vroeg Sirius aarzelend.

'Oh, niks speciaals ofzo...nog iets gebeurd op school vandaag?' Sirius en James merkten meteen dat Hagrid Sirius' vraag probeerde te ontwijken. Dat was niks voor hem; hij vertelde hen altijd graag over de verschillende fabeldieren, het was als een soort passie voor Hagrid. Vooral over de dieren in het Bos scheen hij alles te weten. Hoe gevaarlijker, hoe meer Hagrid ervan scheen te weten. 'Hagrid, wat probeer je voor ons achter te houden?' vroeg James hem meteen. 'Achterhouden? Ik hou helemaal niks achter, wat den –' Hagrid stopte midden in zijn zin en keek verschrikt naar de overkant van de open plek. James en Sirius draaiden zich om en volgden zijn blik, maar ze zagen niet waarvan Hagrid zo schrok. 'J-jullie kunnen b- beter gaan,' stotterde hij.

'Hagrid, wat is er aan de hand?' vroeg Sirius nu. Hij liet het niet merken, maar hij voelde zich totaal niet op zijn gemak. Ook James keek ongemakkelijk om zich heen. Hij had het gevoel dat hij door onzichtbare ogen werd bekeken. Hagrid bleef naar een punt staren. 'Zien jullie ze dan niet?' bracht hij zacht uit. Hij wees naar de rand van de open plek. James en Sirius keken naar de plek die Hagrid aanwees, maar zagen niets. 'Hagrid, er is daar niks!' zei James nu een beetje bang. Opeens klonk er een kreet over de open plek en Hagrid, James en Sirius keken zo snel ze konden naar de plek waar die vandaan kwam. Uit de grote rododendronstuiken kwam nu een jongen in een zwart gewaad met vet, zwart haar aangerend. Hij keek doodsbang naar de struiken waar hij net in had gelegen.

Sneep had de hele tijd vanuit de struiken toegekeken. Toen Hagrid geschrokken naar de rand van de open plek had gekeken, had Sneep hetzelfde gezien als hem: een groot gevleugeld zwart paard. Het zag er uit alsof het maandenlang niets meer te eten had gehad, het was helemaal uitgemergeld. Maar wat Sneep het meeste angst aan joeg, waren zijn ogen. Ze waren vuurrood en leken dwars door hem heen te kijken. Sneep was daarna verlamd van angst, hij kon alleen nog naar het ondier kijken. Toen had hij opeens iets gevoeld in de buurt van zijn enkels. Doodsbang waagde hij het om op te kijken. Hij keek recht in de ogen van een ander 'paard' dat hem van achteren was genaderd. Even kon hij geen woord uitbrengen van angst, maar zodra hij controle kreeg over zijn lichaam, had hij het uitgeschreeuwd en was hij de struiken uit gerend.

'Wie ben jij nou weer?' bracht Hagrid geschrokken en verbaasd uit. Sneep kon geen woord meer uitbrengen: het uitgemergelde paard kwam nu op een drafje op hem afgerend. Hij was weer verlamd van angst en keek hoe het paard steeds dichter op hem af kwam. 'Hagrid, wat gebeurt er?' vroeg James nu bang. Hagrid antwoordde niet, maar rommelde zenuwachtig in zijn zakken. Toen hij gevonden had wat hij zocht, begon hij snel op Sneep af te lopen. Bij Sneep brak ondertussen het angstzweet uit. Het paard stond nu op minder dan een meter afstand van hem en Sneep kon zijn adem in zijn gezicht voelen. Toen werd Sneep opeens door iets groots en zwaars aan de kant gedrukt.

James en Sirius zagen hoe Hagrid met een roze paraplu wild heen en weer stak, ze zagen niet wat hij probeerde neer te steken. 'Snap jij er nog iets van?' fluisterde James angstig. Sirius antwoordde niet. 'Sirius?' James keek naar Sirius en zag dat zijn gezich helemaal wit weggetrokken was. 'K- kijk dan!' Hij wees naar de dode koe die Hagrid in zijn haast op de grond had gegooid. James volgde zijn vinger en zag het zelfde. Iets at van de koe, iets trok kleine stukje vlees los die steeds opeens verdwenen. James schrok zich rot en zette van schrok een stap achteruit.

Hij stootte tegen iets hards aan en keek om. Maar hij zag niks. Bevend hief hij zijn hand op. Opeens raakte hij iets dat hij niet kon zien, en trok zijn hand vliegensvlug terug. 'Hagrid? Wat is dit?' bracht hij doodsbang uit.

Hagrid was intussen alweer teruggelopen. Hij had Sneep aan zijn hand meegesleurd en stond nu weer bij Sirius en James. 'Niet iedereen ken Terzielers zijn, tuurlijk, had ik eerder motten bedenken. Maar jullie hadden nooit het bos in motten kommen, veels te gevaarlijk...'

Zonder nog iets te zeggen duwde hij James en Sirius voor zich uit en leidde hij hen vliegensvlug het bos uit. Voor ze het beseften stonden ze weer in de heldere herfstzon op het terrein van Zweinstein. Sneep had nog steeds knikkende knieën, maar James en Sirius leken alweer te zijn hersteld. Vooral Sirius leek zijn nieuwsgierigheid weer terug te krijgen. 'Wat was dat daar nou? Wat zijn Terzielers? En wat doen ze in het Bos als ze gevaarlijk zijn?' 'Een vraag tegelijk graag, en denk maar niet dat je overal antwoord op krijgt!' zei Hagrid dreigend. 'Zoals ik al zei, waren dat dus Terzielers, en niet iedereen ken ze zien.' 'Maar waarom dan niet?' onderbrak Sirius hem nu. 'Dat weet ik nie, er is niet zoveel over ze bekend, en ze zijn hier nog maar net. Ze zijn nog helemaal niet afgericht en zo.' 'Hoezo afgericht? Wat moet je met onzichtbare beesten? En zelfs jij was er bang voor! Wat hebben ze dan voor nut? En wat deed hij daar eigenlijk?' Sirius wees nu naar Sneep tot nu toe naar zijn schoenen had staan staren.

'Dat vraag ik me eigenlijk ook af...zeg es wat jongen, hoe heet je?' Geschrokken keek Sneep op. 'I-ik b-b-ben S-serve-verus,' fluisterde hij bijna onverstaanbaar. 'Wat?' vroeg Sirius, 'ik verstond je niet, zei je nou Secretus?' James barstte spontaan uit in een bulderend lachen. 'Secretus, hoe kom je erbij?' Hagrid wierp een boze blik op James en Sirius en ze hielden onmiddellijk hun mond. 'Ik zal je naar de ziekenzaal brengen, Terzielers kennen een slechte invloed op mensen hebben, vooral op degenen die ze kunnen zien. En jullie twee,' Hagrid wendde zich weer tot James en Sirius, 'jullie gaan onmiddellijk terug naar het kasteel en terug naar de les!' Hagrid keek heb even dreigend aan en liep toen met Sneep richting het kasteel. James en Sirius volgden hem op enige afstand.

'Secretus,' mompelde James lachend. 'Wat deed hij daar eigenlijk, midden in het bos, zou hij ons gevolgd zijn?' vroeg Sirius zich hardop af. 'Dat moet wel,' antwoordde James, 'hoe zou hij daar anders terecht moeten zijn gekomen?' Ze zagen nu hoe Hagrid en Sneep het bordes op liepen in de richting van de grote deuren van het kasteel. 'Waarom kon Secretus ze eigenlijk wel zien en wij niet?' vroeg James. 'Dat vraag ik me ook af, en wat is Hagrid met die beesten van plan?' Sirius keek James aan met een veelbetekenende grijns op zijn gezicht.