Hoofdstuk 8: Strafwerk

'Wat? Nablijven? Jij?. Wat heb je gedaan? Heb je een eerstejaars omvergelopen of zoiets?' zei Lucius spottend tegen Sneep. 'Of begin je eindelijk door te krijgen wat het inhoud om een Duistere tovenaar te zijn?' 'Denk dat ik dat niet begrijp ofzo?' ging Sneep er tegenin. 'Volgens mij snap ik veel beter dan jij! Het is niet de bedoeling dat het opvalt! Niet iedereen hoeft te weten wat ik in m'n vrije tijd doe! Laat ze het maar raden, zolang ik het maar weet!' Lucius klakte met zijn tong. 'Serverus, we hebben deze discussie al minstens 100 keer gevoerd en je weet goed wat ik ervan vind. Maar laten we daar nu niet weer over beginnen, ik wil weten wat er gebeurd is.'

Langzaam begon Sneep te vertellen wat er gebeurd was. Hij vertelde over de geheime gang, en hoe hij vast was komen te zitten. Hij 'vergat' echter te vertellen hoe hij de geheime gang had ontdekt en wat hij de laatste paar dagen vooral had gedaan: James en Sirius achtervolgen.

'Ken je nog meer geheime gangen?' vroeg Lucius nieuwsgierig. 'Waarom wil je dat weten?' vroeg Sneep verbaasd. 'Gewoon. Wie wil er nou niet de geheime gangen van Zweinstein kennen?' 'Ik ken er wel een paar ja, maar die kent iedereen volgens mij wel.' Lucius keek hem verwonderd aan. 'Iedereen? Volgens mij weet de helft van die minkukels hier niet eens dat er geheime gangen bestaan!'

Sneep draaide ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel. Als hij Lucius zou vertellen over de geheime gangen, zou hij hem ook moeten vertellen hoe hij achter de plaatsen van de geheimen gangen was gekomen en om een reden die hijzelf niet begreep wilde hij niet dat Lucius daar achter zou komen. Iets hield hem tegen Lucius, zijn beste vriend, de waarheid te vertellen.

'Moest je niet om 6 uur bij Impatiens zijn?' zei Lucius plotseling. 'Ja, hoezo?' 'Het is al vijf voor zes en het kantoor van Impatiens is aan de andere kant van het kasteel, dat haal je nooit meer,' zei hij grinnikend. Sneep vloog overeind en stoof de leerlingenkamer van Zwadderich door.

Vijf minuten te laat kwam hij aan bij het kantoortje van Impatiens. 'Ik had het kunnen weten! Altijd weer die Zwadderaars! Je weet wat dit betekent! Twee keer extra nablijven, en denk maar niet dat je dan weer te laat kunt komen! Ga snel naar binnen!' Sneep liep met neergebogen hoofd het kantoortje van Impatiens binnen. Uit zijn ooghoek zag nog enkele andere leerlingen staan.

'Nou, iedereen is er eindelijk,' zei Impatiens nors met een blik op Sneep. Dan gaan we nu over op het leuke deel van de avond: de straffen. Jammergenoeg hebben jullie twee,' hij keek twee leerlingen aan, 'deze week al het hele kasteel gepoetst, dus dat kunnen we helaas niet doen, het worden ouderwetse strafregels. Ik wil er 1000 met de hand geschreven! Voor vandaag is de regel: Ik zal me aan de regels houden en deze nooit meer overtreden, en als ik dat wel doe dan schrijf ik nog eens 1000 strafregels!' 'Maar dat is veel te lang!' protesteerde een lange tengere jongen die zo te zien uit Huffelpuf kwam.

'Dat is dan je verdiende loon! Had je je maar eerder moeten bedenken, nou, wat staan jullie daar nog te staan? Ga zitten, pak een perkament en begin te schrijven! We hebben niet de hele dag de tijd! Ik wel, maar jullie niet neem ik aan!' Hij keek hen aan met zijn kwaadste blik en een voor een namen de leerlingen plaats achter de tafels en pakten hun veer om te beginnen met schrijven.

'Wacht even!' zei hij dreigend toen Sneep achter een tafeltje plaatsnam. Eerst dacht Sneep dat hij het tegen hem had, maar toen hij opkeek zag hij dat Impatiens twee andere jongens aankeek, twee Griffioendors. 'Denk maar niet dat jullie nog bij elkaar mogen zitten, oh nee! Ik heb wel geleerd van de vorige keren. Jij, Zwarts, jij gaat met mij mee. Ik zet je in een apart lokaal. En ik neem een paar van die andere belhamels met me mee. Denk maar niet dat je een lokaal voor jezelf krijgt! Oh nee! Jij, jij en jij daar!' Hij wees een aantal leerlingen aan, onder wie Sneep, 'jullie komen met mij en Zwarts hier mee.'

Sneep en twee Huffelpuffers pakten stonden weer op en liepen achter Impatiens en Sirius aan. 'Beginnen jullie maar vast met schrijven!' riep hij naar de achterblijvers. 'En laat me niet merken dat jullie iets anders hebben gedaan in de tijd dat ik weg ben!'

Zwijgend volgden ze Impatiens door de gang. Aan het einde ervan, nog binnen gehoorsafstand van zijn kantoortje, opende hij de deur van het Bezweringenlokaal en liet hen binnen. 'Ga zitten, pak een veer en een stuk perkament en begin met schrijven! Ik ga even naar de andere groep.' Impatiens keek hen venijnig aan en liep het lokaal weer uit. 'En doorwerken!' riep hij vanaf de gang. Sirius maakte een grof gebaar in de richting waar Impatiens' stem vandaan kwam en wierp zich achter een tafeltje. Opstandig haalde hij een stuk perkament en een veer tevoorschijn. Sneep nam achter hem plaats en de twee Huffelpuffers gingen ook zitten.

Een paar minuten later was het enige geluid het krassen van vier veren op perkament. Impatiens kwam regelmatig controleren of ze nog aan het werk waren. Ze hoorden hem iedere keer al van verre aan komen stappen, zijn zware voetstappen echoden door de gang. Hij probeerde iedere keer de deur onopvallend open te maken, maar dat werkte niet aangezien iedereen hem al lang en breed had aan had komen horen lopen.

Het schrijven van de strafregels schoot maar niet op bij Sneep. Af en toe wierp hij een blik op het papier van de Huffelpuffer naast hem om te zien dat hij al minstens twee keer zo ver was als Sneep. De tweede Huffelpuffer scheen nog sneller te schrijven en hij was dan ook als eerste klaar. Hij wachtte even tot Impatiens kwam, liet zijn perkament zien en mocht gaan. Niet veel later was de tweede Huffelpuffer ook klaar en zaten Sirius en Sneep alleen in het lokaal.

Sneep vorderde gestaag, hij was net halverwege. Impatiens kwam steeds minder vaak langs, hij werd het heen en weer geloop schijnbaar moe. Om het kwartier keek Sneep op zijn horloge, de tijd schoot absoluut niet op, evenmin als zijn schrijfwerk. Het leek steeds langzamer te gaan. Opeens zag Sneep dat Sirius was opgehouden met schrijven en druk zat te gebaren naar iets dat hij in zijn rechterhand vasthield. Sneep probeerde te zien wat het was. Voorzichtig keek hij op van zijn perkament en keek over Sirius schouder. Eerst zag hij niks, maar toen hij wel wat zag, schrok hij zich een ongeluk.

In zijn hand hield Sirius een soort spiegeltje, maar het weerspiegelde Sirius' gezicht niet. Toen Sneep over zijn grootste schrik heen was, zag hij dat het James' gezicht was dat in het spiegeltje te zien was. Op hetzelfde moment keek James Sneep recht in de ogen aan.

Sirius draaide zich met een ruk om en legde het spiegeltje op z'n kop op de tafel. 'Je zegt niks hierover tegen Impatiens!' siste hij tegen Sneep. 'Als je het ook maar waagt om iets tegen Impatiens te zeggen!' Sneep dacht razendsnel na. Als hij het goed speelde, zou hij zijn voordeel uit deze situatie kunnen halen. Sirius hechtte duidelijk veel waarde aan het spiegeltje. 'En waarom zou ik m'n mond houden?' zei hij uitdagend. Sirius keek hem kwaad aan. 'Waarom? Omdat James en ik je anders met je gewaad boven aan de Noordertoren hangen! Daarom!' 'Als ik boven aan de Noordertoren hang, kan ik nog steeds vertellen wat jij daar hebt,' zei hij kalm en wees naar het spiegeltje op Sirius' tafel. Sirius scheen van zijn stuk te zijn gebracht. 'Maar misschien kunnen we iets regelen.' 'Iets regelen? Wat bedoel je?' vroeg Sirius wantrouwig. 'Als je me antwoord geeft op 1 vraag, dan houd ik m'n mond over dat spiegeltje.' Sirius dacht even na. 'Wat wil je dan weten?'

Sneep keek Sirius zelfingenomen aan. 'Stel je vraag nou maar, dadelijk komt Impatiens terug,' zei Sirius ongeduldig. 'Waar ging Remus Lupos afgelopen week naar toe?' 'Naar de wc, wat bedoel je?' 'Ik bedoel met madame Plijster, ik zag ze over het schoolterrein lopen.' Sirius trok bleek weg. 'Krijg ik nog antwoord of moet ik Impatiens roepen. 'H-hoe weet je dat?' 'Ik had niet gezegd dat jij ook een vraag mocht stellen, geef me nu antwoord, of ik roep Impatiens erbij.'