Hoofdstuk 9
De volgende morgen was iedereen al vroeg aanwezig op het Hoofdkwartier van de Orde van de Feniks. Sirius deed uitgebreid verslag aan James van hun aanval van de vorige avond. Remus die er ook bij stond schudde af en toe zijn hoofd als Sirius weer eens iets heel erg aangedikt vertelde. 'Je had het gezicht van die Dooddoener moeten zien toen ik hem raakte!' 'Eh, Sirius? Dooddoeners hebben toch meestal kappen op zodat je hun gezicht niet kunt zien?' vroeg James. 'Oh ja,' antwoordde Sirius lichtelijk teleurgesteld. 'Maar ik nam hem wel goed te pakken, of niet soms Remus? Remus? Waar ben jij vandaag met je gedachten?'
Remus keek Sirius verbaasd aan. 'Had je het tegen mij? Sorry, maar ik luisterde niet meer helemaal.' 'Ja, dat had ik ook door. Je bent zo afwezig vandaag. Is er iets aan de hand?' 'Ik weet het niet, Peter doet de laatste tijd zo raar. Gisteravond was hij opeens weg, en hij lijkt de laatste tijd nog banger te zijn dan normaal. En nu is hij er alweer niet.' 'Het is nog vroeg,' zei James schouderophalend. 'En dat hij de laatste tijd banger dan normaal is, is ook niet zo gek. Wat wil je met al die aanvallen van Voldemort en zijn Dooddoeners? Zelfs ik ben banger, nou ja, een beetje dan,' voegde hij er grijnzend aan toe. 'Je zult wel gelijk hebben,' zei Remus, 'maar ik maak me toch zorgen. Het is niks voor Peter om te laat te komen. Je kunt veel over hem zeggen, maar is wel altijd op tijd.'
Op dat moment vloog een deur aan de andere kant van de ruimte open en kwam Peter binnengevallen. 'Alsof je het over de duivel hebt,' mompelde James. 'Peter!' Sirius zwaaide naar Peter, maar hij leek het niet te zien. 'PETER!' Peter keek op en zag zijn drie vrienden staan. Snel liep hij in zijn richting. Onderweg viel hij bijna op de grond omdat hij tegen een tafel aanstootte. 'Peter niets voor jou om te laat te komen!' begon Sirius meteen, maar op datzelfde moment kwam Perkamentus de ruimte binnen en hij gaf Peter geen kans om antwoord te geven.
'Is iedereen er? Mooi zo! Ga allemaal snel zitten, we zullen onze tijd vandaag hard nodig hebben.' Perkamentus liep verrassend snel naar het hoofd van de tafel en nam daar plaats. De rest van de Orde, die nieuwsgierig was geworden door zijn woorden, ging snel zitten en wachtte tot Perkamentus zou vertellen wat er aan de hand was. Het was stiller dan het ooit geweest was in het Hoofdkwartier van de Orde, je kon er een speld horen vallen.
Toen stond Perkamentus weer op. 'Goed, jullie zullen allemaal wel weten wat er gisteravond gebeurd is. Ik zal kort even de hoofdpunten met jullie doornemen, maar voor een uitgebreider, en ongetwijfeld ook heroïscher verslag, kunnen jullie terecht bij Sirius Zwarts, die het ongetwijfeld met liefde nog een keer of tien voor jullie zal herhalen.' Sirius fluisterde iets onverstaanbaars en keek een beetje verontwaardigd naar Perkamentus terwijl de rest er wel om kon lachen. Vooral James scheen het hilarisch te vinden.
Perkamentus wachtte even tot het weer stil werd voor hij verder praatte. 'James en Lily zijn gisteravond aangevallen door Voldemort zelf. James gaf zelf al aan dat het wel erg toevallig was dat Voldemort gisteravond daar was. Ik denk zelf niet meteen aan toeval.' Perkamentus sprak niet meteen verder. Hij leek ergens over na te denken, er stonden diepe groeven in zijn voorhoofd. Toen hij weer opkeek leek hij ouder geworden te zijn, bijna teleurgesteld ging hij verder. 'Ik denk niet dat het toeval was, ik denk dat James en Lily zijn verraden.'
'Verraden?' zei James geschrokken. 'Maar wie -' James kon zijn zin niet afmaken omdat hij al werd onderbroken door Sirius die was opgesprongen uit zijn stoel. 'Wie denk je? Sneep natuurlijk! Hij wist dat jullie daar waren! Hij heeft jullie verraden. Ik zei het toch al? Ik -' 'SIRIUS ZWARTS!' bulderde Perkamentus over het geraas van Sirius heen. 'Denk je dat ik Serverus nog bij deze vergadering zou dulden als hij de verrader was?' Sirius leek met stomheid geslagen te zijn. 'Dat dacht ik ook,' zei Perkamentus iets rustiger.
'Zoals ik net al wilde zeggen weet ik dus niet wie de verrader is, ik heb eerlijk gezegd geen idee. Het enige wat ik weet is dat de veradder hier gisteren bij de vergadering aanwezig was.' Dolleman snoof verontwaardigd. 'Dan kan het dus iedereen zijn? Weet je echt niet meer?' 'Op het moment niet, ik heb wel nog enkele vermoedens, maar ik wil niets zeggen voor ik het zeker weet. Er kan nog veel meer verloren gaan als ik het fout heb. Tot die tijd zullen we een stuk voorzichtiger moeten zijn. Vertel niet aan anderen waar je je in je vrije bevindt, spreek niet met anderen over je missies die je voor de Orde uitvoert en vooral: wees ten alle tijde voorzichtig met wat je zegt!' Perkamentus keek de Ordeleden streng aan. 'Ga nu alsjeblieft niet iedereen verdenken, onze kracht ligt in onze eenheid, samen staan we sterk. We kunnen het ons op dit moment niet veroorloven verdeeld te raken. Vroeg of laat, hopelijk vroeg, zal de verader een fout maken en zullen we hem uit kunnen schakelen. Maar tot die tijd wil ik iedereen tot voorzichtigheid manen...'
Perkamentus ging nog een tijdje door met het geven van allerlei waarschuwingen. James en Sirius bespraken intussen hun versie van het verhaal. 'En toch denk ik dat het Sneep was.' 'Sirius, je hoorde Perkamentus net toch?' 'Ja ik hoorde hem, en hij zei dat hij het niet zeker wist, dus Sneep heeft nog alle kans.' 'Sneep ligt teveel voor de hand,' fluisterde James. 'Ik denk dat het juist iemand is waarvan je het absoluut niet zou verwachten.' 'Je verdenkt mij toch niet hè?' fluisterde Sirius geschrokken. 'Doe niet zo gek, tuurlijk ben jij het niet, ik bedoel meer iemand als, als, jij wie eigenlijk? Zie jij hier iemand die graag met Voldemort om zou gaan? Ik in ieder geval niet...'
Sirius keek Sneep even aarzelend aan, maar toen scheen er opeens een vreemd licht in z'n ogen. 'Ze gingen naar de beukwilg, als je het zo graag wilt weten.' 'Lieg niet,' zei Sneep bars. Sirius deed zijn handen omhoog alsof hij zich overgaf. 'Ik lieg niet. Ga ze maar een keer achterna als je me niet gelooft, dan zul je het zelf wel zien.' Sneep snoof minachtend. 'En dan ga jij zeker staan te kijken hoe ik in elkaar geslagen wordt door die rotboom.' 'Dan zet je die gewoon stil,' zei Sirius nonchalant.
Sneep keek hem niet begrijpend aan. 'Gewoon stil?' 'Ja,' zei Sirius weer,' je zet hem gewoon stil. Ik dacht dat jij als duistere tovenaar wel wist hoe je dat moet doen.' Sirius leek een gevoelige snaar te hebben geraakt. 'Dat weet ik dus niet,' antwoordde Sneep kwaad. Zijn gezicht begon langzaam rood aan te lopen. 'Dat valt me toch van me tegen, Secretus,' zei Sirius grijnzend. Bij het horen van 'Secretus' trok Sneep vliegensvlug zijn toverstok, maar Sirius was hem te snel af. 'Tut tut, Secretus, dat zou ik niet proberen.' 'Zeg me hoe ik de beukwilg stil zet!' zei Sneep zo beheerst mogelijk. Sirius keek hem grijnzend aan. Hun toverstokken waren nog steeds op elkaar gericht. 'Als jij je toverstok wegdoet.' 'Vergeet niet dat ik heel interessante dingen tegen Impatiens kan vertellen,' zei Sneep dreigend.
'Oh, oké dan, ik geef me over,' zei Sirius iets te gemakkelijk en hij liet zijn toverstok zakken. 'Je moet gewoon op de knoest onder op de stam drukken.' 'En hoe moet ik dat voor elkaar krijgen zonder zelf in de ziekenboeg te eindigen?' 'Ooit van een tak gehoord?' zei Sirius nonchalant.
'Wat zijn jullie aan het doen?' Impatiens was zonder dat ze het gemerkt hadden het lokaal binnengelopen. Sneep en James keken hem geschrokken aan. Sneep had nog steeds zijn getrokken toverstok op James gericht. 'Als jullie aan het vechten waren kunnen jullie nog een week nablijven!' Sneep liet onmiddelijk zijn toverstok zakken en stopte hem weer weg in zijn gewaad. 'Hmpf, voor deze keer komen jullie er mee weg, maar laat ik jullie niet nog een keer betrappen! Dan zijn de rapen pas echt gaar! Maak nu maar dat jullie weg komen, de anderen zijn allemaal allang weg! En recht naar jullie afdelingen! Het is al veel te laat!'
Sirius en Sneep gaven hem geen kans zich te bedenken en maakten dat ze wegkwamen. Samen renden ze de gang uit, maar daarna scheiden hun wegen. Sneep liep snel door in de richting van de leerlingenkamer. Zou Sirius gelogen hebben over de Beukwilg? Of zou het echt waar zijn? Maar waarom zou hij het dan aan hem hebben verteld? Er moest meer achter zitten dan Sirius zei, en er was maar 1 manier om erachter te komen wat: naar de beukwilg gaan. Maar het was nu al te laat, en hij wist niet of Remus er nu ook was. Hij moest hém maar eens beter in de gaten gaan houden.
Na de vergadering was het een drukste van jewelste. Hoewel Perkamentus hen net nog had gezegd niet teveel over de verrader te praten, en vooral niet proberen te raden wie hij was, had bijna iedereen al iemand in gedachten die het volgens hem of haar wel eens zou kunnen zijn. Zoals verwacht verdachten de meeste Orde leden Sneep. James had Sirius er inmiddels van overtuigd dat Sneep het niet was, tenminste dat dacht hij. Sirius wist dat hij er beter aan deed James gewoon gelijk te geven, als hij dat niet zou doen zou James dag en nacht door gaan om hem te overtuigen. James mocht geloven wat hij wou, Sirius zou zelf wel op onderzoek uit gaan.
Sneep zelf bleef na de vergadering achter in de vergaderzaal. Hij wilde zich nu echt niet bij de rest van de roddelde Orde voegen. Hij wist dat ze hem zouden verdenken, hij zou het zelf waarschijnlijk ook hebben gedaan als hij in hun schoenen had gestaan. Hij was pas een dag lid van de Orde en nu had iedereen zich al tegen hem gekeerd. Hij grinnikte zachtjes tegen zichzelf.
"Ik kan me niet voorstellen dat je in deze situatie iets grappig vindt," zei een serieuze stem achter hem. Sneep schrok op. Hij dacht dat iedereen al weg was gegaan, maar er was schijnbaar toch nog iemand achtergebleven. Snel draaide hij zich om en keek naar het gehavende gezicht van Dolleman.
De volgende morgen was iedereen al vroeg aanwezig op het Hoofdkwartier van de Orde van de Feniks. Sirius deed uitgebreid verslag aan James van hun aanval van de vorige avond. Remus die er ook bij stond schudde af en toe zijn hoofd als Sirius weer eens iets heel erg aangedikt vertelde. 'Je had het gezicht van die Dooddoener moeten zien toen ik hem raakte!' 'Eh, Sirius? Dooddoeners hebben toch meestal kappen op zodat je hun gezicht niet kunt zien?' vroeg James. 'Oh ja,' antwoordde Sirius lichtelijk teleurgesteld. 'Maar ik nam hem wel goed te pakken, of niet soms Remus? Remus? Waar ben jij vandaag met je gedachten?'
Remus keek Sirius verbaasd aan. 'Had je het tegen mij? Sorry, maar ik luisterde niet meer helemaal.' 'Ja, dat had ik ook door. Je bent zo afwezig vandaag. Is er iets aan de hand?' 'Ik weet het niet, Peter doet de laatste tijd zo raar. Gisteravond was hij opeens weg, en hij lijkt de laatste tijd nog banger te zijn dan normaal. En nu is hij er alweer niet.' 'Het is nog vroeg,' zei James schouderophalend. 'En dat hij de laatste tijd banger dan normaal is, is ook niet zo gek. Wat wil je met al die aanvallen van Voldemort en zijn Dooddoeners? Zelfs ik ben banger, nou ja, een beetje dan,' voegde hij er grijnzend aan toe. 'Je zult wel gelijk hebben,' zei Remus, 'maar ik maak me toch zorgen. Het is niks voor Peter om te laat te komen. Je kunt veel over hem zeggen, maar is wel altijd op tijd.'
Op dat moment vloog een deur aan de andere kant van de ruimte open en kwam Peter binnengevallen. 'Alsof je het over de duivel hebt,' mompelde James. 'Peter!' Sirius zwaaide naar Peter, maar hij leek het niet te zien. 'PETER!' Peter keek op en zag zijn drie vrienden staan. Snel liep hij in zijn richting. Onderweg viel hij bijna op de grond omdat hij tegen een tafel aanstootte. 'Peter niets voor jou om te laat te komen!' begon Sirius meteen, maar op datzelfde moment kwam Perkamentus de ruimte binnen en hij gaf Peter geen kans om antwoord te geven.
'Is iedereen er? Mooi zo! Ga allemaal snel zitten, we zullen onze tijd vandaag hard nodig hebben.' Perkamentus liep verrassend snel naar het hoofd van de tafel en nam daar plaats. De rest van de Orde, die nieuwsgierig was geworden door zijn woorden, ging snel zitten en wachtte tot Perkamentus zou vertellen wat er aan de hand was. Het was stiller dan het ooit geweest was in het Hoofdkwartier van de Orde, je kon er een speld horen vallen.
Toen stond Perkamentus weer op. 'Goed, jullie zullen allemaal wel weten wat er gisteravond gebeurd is. Ik zal kort even de hoofdpunten met jullie doornemen, maar voor een uitgebreider, en ongetwijfeld ook heroïscher verslag, kunnen jullie terecht bij Sirius Zwarts, die het ongetwijfeld met liefde nog een keer of tien voor jullie zal herhalen.' Sirius fluisterde iets onverstaanbaars en keek een beetje verontwaardigd naar Perkamentus terwijl de rest er wel om kon lachen. Vooral James scheen het hilarisch te vinden.
Perkamentus wachtte even tot het weer stil werd voor hij verder praatte. 'James en Lily zijn gisteravond aangevallen door Voldemort zelf. James gaf zelf al aan dat het wel erg toevallig was dat Voldemort gisteravond daar was. Ik denk zelf niet meteen aan toeval.' Perkamentus sprak niet meteen verder. Hij leek ergens over na te denken, er stonden diepe groeven in zijn voorhoofd. Toen hij weer opkeek leek hij ouder geworden te zijn, bijna teleurgesteld ging hij verder. 'Ik denk niet dat het toeval was, ik denk dat James en Lily zijn verraden.'
'Verraden?' zei James geschrokken. 'Maar wie -' James kon zijn zin niet afmaken omdat hij al werd onderbroken door Sirius die was opgesprongen uit zijn stoel. 'Wie denk je? Sneep natuurlijk! Hij wist dat jullie daar waren! Hij heeft jullie verraden. Ik zei het toch al? Ik -' 'SIRIUS ZWARTS!' bulderde Perkamentus over het geraas van Sirius heen. 'Denk je dat ik Serverus nog bij deze vergadering zou dulden als hij de verrader was?' Sirius leek met stomheid geslagen te zijn. 'Dat dacht ik ook,' zei Perkamentus iets rustiger.
'Zoals ik net al wilde zeggen weet ik dus niet wie de verrader is, ik heb eerlijk gezegd geen idee. Het enige wat ik weet is dat de veradder hier gisteren bij de vergadering aanwezig was.' Dolleman snoof verontwaardigd. 'Dan kan het dus iedereen zijn? Weet je echt niet meer?' 'Op het moment niet, ik heb wel nog enkele vermoedens, maar ik wil niets zeggen voor ik het zeker weet. Er kan nog veel meer verloren gaan als ik het fout heb. Tot die tijd zullen we een stuk voorzichtiger moeten zijn. Vertel niet aan anderen waar je je in je vrije bevindt, spreek niet met anderen over je missies die je voor de Orde uitvoert en vooral: wees ten alle tijde voorzichtig met wat je zegt!' Perkamentus keek de Ordeleden streng aan. 'Ga nu alsjeblieft niet iedereen verdenken, onze kracht ligt in onze eenheid, samen staan we sterk. We kunnen het ons op dit moment niet veroorloven verdeeld te raken. Vroeg of laat, hopelijk vroeg, zal de verader een fout maken en zullen we hem uit kunnen schakelen. Maar tot die tijd wil ik iedereen tot voorzichtigheid manen...'
Perkamentus ging nog een tijdje door met het geven van allerlei waarschuwingen. James en Sirius bespraken intussen hun versie van het verhaal. 'En toch denk ik dat het Sneep was.' 'Sirius, je hoorde Perkamentus net toch?' 'Ja ik hoorde hem, en hij zei dat hij het niet zeker wist, dus Sneep heeft nog alle kans.' 'Sneep ligt teveel voor de hand,' fluisterde James. 'Ik denk dat het juist iemand is waarvan je het absoluut niet zou verwachten.' 'Je verdenkt mij toch niet hè?' fluisterde Sirius geschrokken. 'Doe niet zo gek, tuurlijk ben jij het niet, ik bedoel meer iemand als, als, jij wie eigenlijk? Zie jij hier iemand die graag met Voldemort om zou gaan? Ik in ieder geval niet...'
Sirius keek Sneep even aarzelend aan, maar toen scheen er opeens een vreemd licht in z'n ogen. 'Ze gingen naar de beukwilg, als je het zo graag wilt weten.' 'Lieg niet,' zei Sneep bars. Sirius deed zijn handen omhoog alsof hij zich overgaf. 'Ik lieg niet. Ga ze maar een keer achterna als je me niet gelooft, dan zul je het zelf wel zien.' Sneep snoof minachtend. 'En dan ga jij zeker staan te kijken hoe ik in elkaar geslagen wordt door die rotboom.' 'Dan zet je die gewoon stil,' zei Sirius nonchalant.
Sneep keek hem niet begrijpend aan. 'Gewoon stil?' 'Ja,' zei Sirius weer,' je zet hem gewoon stil. Ik dacht dat jij als duistere tovenaar wel wist hoe je dat moet doen.' Sirius leek een gevoelige snaar te hebben geraakt. 'Dat weet ik dus niet,' antwoordde Sneep kwaad. Zijn gezicht begon langzaam rood aan te lopen. 'Dat valt me toch van me tegen, Secretus,' zei Sirius grijnzend. Bij het horen van 'Secretus' trok Sneep vliegensvlug zijn toverstok, maar Sirius was hem te snel af. 'Tut tut, Secretus, dat zou ik niet proberen.' 'Zeg me hoe ik de beukwilg stil zet!' zei Sneep zo beheerst mogelijk. Sirius keek hem grijnzend aan. Hun toverstokken waren nog steeds op elkaar gericht. 'Als jij je toverstok wegdoet.' 'Vergeet niet dat ik heel interessante dingen tegen Impatiens kan vertellen,' zei Sneep dreigend.
'Oh, oké dan, ik geef me over,' zei Sirius iets te gemakkelijk en hij liet zijn toverstok zakken. 'Je moet gewoon op de knoest onder op de stam drukken.' 'En hoe moet ik dat voor elkaar krijgen zonder zelf in de ziekenboeg te eindigen?' 'Ooit van een tak gehoord?' zei Sirius nonchalant.
'Wat zijn jullie aan het doen?' Impatiens was zonder dat ze het gemerkt hadden het lokaal binnengelopen. Sneep en James keken hem geschrokken aan. Sneep had nog steeds zijn getrokken toverstok op James gericht. 'Als jullie aan het vechten waren kunnen jullie nog een week nablijven!' Sneep liet onmiddelijk zijn toverstok zakken en stopte hem weer weg in zijn gewaad. 'Hmpf, voor deze keer komen jullie er mee weg, maar laat ik jullie niet nog een keer betrappen! Dan zijn de rapen pas echt gaar! Maak nu maar dat jullie weg komen, de anderen zijn allemaal allang weg! En recht naar jullie afdelingen! Het is al veel te laat!'
Sirius en Sneep gaven hem geen kans zich te bedenken en maakten dat ze wegkwamen. Samen renden ze de gang uit, maar daarna scheiden hun wegen. Sneep liep snel door in de richting van de leerlingenkamer. Zou Sirius gelogen hebben over de Beukwilg? Of zou het echt waar zijn? Maar waarom zou hij het dan aan hem hebben verteld? Er moest meer achter zitten dan Sirius zei, en er was maar 1 manier om erachter te komen wat: naar de beukwilg gaan. Maar het was nu al te laat, en hij wist niet of Remus er nu ook was. Hij moest hém maar eens beter in de gaten gaan houden.
Na de vergadering was het een drukste van jewelste. Hoewel Perkamentus hen net nog had gezegd niet teveel over de verrader te praten, en vooral niet proberen te raden wie hij was, had bijna iedereen al iemand in gedachten die het volgens hem of haar wel eens zou kunnen zijn. Zoals verwacht verdachten de meeste Orde leden Sneep. James had Sirius er inmiddels van overtuigd dat Sneep het niet was, tenminste dat dacht hij. Sirius wist dat hij er beter aan deed James gewoon gelijk te geven, als hij dat niet zou doen zou James dag en nacht door gaan om hem te overtuigen. James mocht geloven wat hij wou, Sirius zou zelf wel op onderzoek uit gaan.
Sneep zelf bleef na de vergadering achter in de vergaderzaal. Hij wilde zich nu echt niet bij de rest van de roddelde Orde voegen. Hij wist dat ze hem zouden verdenken, hij zou het zelf waarschijnlijk ook hebben gedaan als hij in hun schoenen had gestaan. Hij was pas een dag lid van de Orde en nu had iedereen zich al tegen hem gekeerd. Hij grinnikte zachtjes tegen zichzelf.
"Ik kan me niet voorstellen dat je in deze situatie iets grappig vindt," zei een serieuze stem achter hem. Sneep schrok op. Hij dacht dat iedereen al weg was gegaan, maar er was schijnbaar toch nog iemand achtergebleven. Snel draaide hij zich om en keek naar het gehavende gezicht van Dolleman.
