Hoofdstuk 11
Toen
Sneep de vergaderzaal uitliep en de volle hal kwam binnenlopen,
verstomde langzaam al het geluid. Een voor een keken de leden wie er
uit de vergaderzaal kwam, en toen ze zagen dat het Sneep was, keken
ze hem beschuldigend aan. "Ja hoor," dacht Sneep, "het
is wel weer duidelijk wie de schuld krijgt." Zonder iets te
zeggen probeerde Sneep zich een weg te banen door de mensenmassa die
zich daar had verzameld. Toen hij bijna bij de uitgang was, liep hij
tegen de persoon op die hem het meest haatte van iedereen die hier
bijeen was, Sirius Zwarts.
Sirius keek hem aan met de vuilste blik
waar hij toe in staat was en draaide zich toen om naar z'n vrienden.
Sneep deed net alsof het hem niets deed en opende de deur en liep al
naar buiten. "Sirius doe normaal. Sneep is echt de verrader
niet," hoorde hij Remus Lupos nog net zeggen voor hij naar
buiten liep.
"Niet zo hard! Dalijk hoort hij het nog en denkt
hij dat je het meent!" ging Sirius er tegenin. "Eigenlijk
was dat ook de bedoeling," zei Remus rustig. Sirius keek hem
ongelovend aan. "Jij verdenkt hem al sinds je hem voor het eerst
tegenkwam op Zweinstein, het komt niet eens in je op dat de Orde
misschien door iemand anders is verraden." "Ik verdenk
Sneep omdat niemand anders gek en gevaarlijk genoeg is om de Orde te
verraden!" riep Sirius net iets te hard. Ordeleden die bij hen
in de buurt stonden begonnen te kijken. "Wat nou?" riep
Sirius tegen hen. "Jullie keken hem net toch ook beschuldigend
aan?" "Ik zou jou blik niet echt beschuldigend willen
noemen," zei James lachend.
"I-Ik vind dat Sirius
ergens w-wel gelijk heeft," zei Peter opeens. Alledrie keken ze
geschrokken naar Peter. Ze hadden niet eens gemerkt dat hij ook
aanwezig was geweest bij hun gesprek. Peter gaf niet vaak zijn
mening, en zeker niet als het om belangrijke zaken ging.
"Wat
kijken jullie nou?" piepte Peter geschrokken en hij leek ineen
te krimpen. "Nou, normaal zeg je niet zo snel iets," zei
Sirius aarzelend. "Maar ik ben blij dat er tenminste nog één
iemand van ons vieren Sneep niet vertrouwt!" voegde hij er vurig
aan toe met een blik op Remus en James.
"Ik zeg niet dat ik
Sneep vertrouw!" ging James ertegenin. "Ik kijk gewoon
verder dan m'n toverstok lang is! Zoals Perkamentus al zei, iedereen
kan de verrader zijn!" Terwijl James en Sirius zo nog een tijdje
doorgingen, begon de ruimte leeg te lopen. De andere leden van de
Orde begonnen aan hun taken of gingen naar huis om nog eens na te
denken over de woorden van Perkamentus.
"Jongens, kunnen
jullie nu alsjeblieft ophouden?!" riep Remus na de zoveelste
beschuldiging van Sirius aan het adres van Sneep. "Hoe lang
jullie hier ook mee door gaan, jullie komen er toch niet uit, daar
zijn jullie allebei veel te koppig uit. En ik doe vanavond graag nog
iets anders dan naar jullie geruzie te luisteren." James en
Sirius wisselden nog een keer kwade blikken uit en keken toen allebei
een andere kant op.
"Ik moet toch nog naar Liliy,"
mompelde James humeurig en liep in de richting van de deur. "James,
is het wel slim om na gisteren alleen naar huis te gaan?" vroeg
Remus toen hij bij de deur stond. James zuchtte, na zijn ruzie met
Sirius had hij geen zin meer om tegen Remus in te gaan. "Oké,
je zult wel gelijk hebben. Waarom moet Lily dan ook in een
Dreuzelwijk wonen? Dan kon ik gewoon Verschijnselen... Nou, wie loopt
er mee?" vroeg James na een korte stilte.
"We lopen
allemaal wel mee, dat is het veiligst," besloot Remus toen hij
Sirius en Peter zag aarzelen.
Tijdens de les
Toverdranken probeerde Lucius Sneep constant in de gaten te houden,
wat als gevolg had dat hij zijn concentratie niet kon houden bij het
brouwen van zijn toverdrank. Hoewel Sneep de ogen van Lucius op zijn
rug voelde branden, lukte het hem wel om zoals gewoonlijk weer een
perfecte drank af te leveren.
"Wat moet dit voorstellen,
meneer Malfidus?" riep de leraar Toverdranken aan het eind van
de les toen hij bij de ketel van Malfidus stond. "De drank hoort
egaal te zijn, dit ziet er meer uit als een berglandschap! U blijft
na tot het u lukt om de drank egaal te krijgen!" Sneep
keek achter zich en keek recht in de ogen van Lucius die hem heel
duidelijk maakten dat hij van hem verwachtte dat Sneep niet weg zou
gaan. Sneep keek snel de andere kant op en deed net alsof hij het
niet begrepen had. Toen de les was afgelopen zorgde hij dat hij zo
snel mogelijk aan de andere kant van het kasteel was, ver uit de
buurt van Lucius. Hij liep een geheime gang in, die hem in de buurt
van de ziekenzaal zou brengen. Daar zou Lucius hem nooit zoeken. Toen
hij bijna aan het eind van de gang was, hoorde hij opeens stemmen
zijn kant op komen.
"Maar wat voor smoes wil je deze keer dan
gebruiken? We zijn al zo vaak ziek geweest, dat valt straks echt
iemand op, Sluipvoet." "We kunnen zeggen dat we iets hebben
laten liggen dat we nog snel even moeten halen?" stelde een
andere stem voor. "In de ziekenzaal?" "Nee, in de
bibliotheek natuurlijk, die ligt vlakbij die ene gang naar buiten,"
antwoordde de andere stem weer, die Sneep deze keer herkende als de
stem van Sirius Zwarts. "En denk je dat ook maar iemand ons zal
geloven als we zeggen dat we in de bieb geweest zijn?" zei de
stem van James Potter. "Dan zeggen we dat we iets halen wat
Remus heeft laten liggen, hij kan het zelf niet doen omdat hij ziek
is." "Valt te proberen," antwoordde de stem van James
die nu akelig dichtbij kwam.
Sneep keek snel om zich heen, op zoek
naar een plaats om zich te verstoppen. Hij drukte zich in een smalle
nis in de muur, in de hoop dat James en Sirius hem in het zwakke
licht van de geheime gang niet zouden zien.
"Gaan we
vanavond weer naar Zweinsveld of blijft Remus liever in het Krijsende
Krot?" vroeg Sirius. "Krijsende Krot, er was iets met de
stand van de maan, kweet niet precies was, maar het zou vanavond heel
erg worden," antwoordde James die nu het gezichtsveld van Sneep
binnenkwam. Sneep hield zijn adem in terwijl James en Sirius langs
hem heen liepen. "Gaan we hem dalijk nog uitzwaaien als madame
Plijster hem naar de Beukwilg brengt?" vroeg Sirius opgetogen
aan James. "Tuurlijk," antwoordde James. Ze waren Sneep nu
voorbij, die precies gehoord had wat hij wilde horen.
