Hoofdstuk 18: Gevangen.

''Goed werk, Derek''. Met een zelfvoldane grijns op haar gezicht kwam Mabel naar het net toelopen. Veronica liep achter haar aan. Derek zat op een tak in een boom boven hen en had vanaf daar het net op Melina en de anderen laten vallen. Mabels blik ging over het drietal heen. ''Waar is die andere elf?'' merkte ze op toen ze zag dat Sean niet bij hen was. ''Die van die motor''. ''Hier''. Vanuit de bosjes klonk een stem, gevolgd door: ''Ik wist wel dat zelfs jullie deze klus niet konden verpesten''. Het was Leo. ''Leo!'' riep Donna uit. ''Je moet ons helpen! Ze hebben ons—'' Veel verder kwam ze niet. Ze stopte midden in haar zin toen ze zag wie er naast Leo stond: Sean. Leo had Sean met zijn handen op zijn rug vastgebonden. ''Wie ben jij nou weer?'' vroeg Derek toen hij Leo zag. Hij herkende hem helemaal niet. Leo slaakte een geërgerde zucht om Dereks domme opmerking. Hij knipte met een van zijn vingers en er verscheen een paarse rook van magie om hem heen. Toen de rook verdwenen was stond er op Leo's plaats een maar al te bekende groenharige elf met een hoge hoed op: Eustace. ''Ik ben het, jij stomme idioot'' snauwde Eustace bot. Derek deed net alsof hij hem niet gehoord had en ging ondersteboven aan zijn tak hangen. ''Wist ik wel'' mompelde hij, al was het maar al te duidelijk dat hij er geen idee van had gehad wie Leo nou echt was. Eustace duwde Sean naar voren. ''Het is maar goed dat ik er was. Jullie hadden deze er bijna vandoor laten gaan''. Met een kwaad gezicht staarde Sean naar Eustace. Eustace had er met zijn magie voor gezorgd dat hij geen woord kon zeggen. ''Sean?!'' Geschokt staarde Veronica naar Sean toen ze doorhad dat hij het was. ''Dus jij was het toch…'' mompelde ze ongelovig. Toen hij haar nep-oren had gestolen hadden zij en Mabel hem wel al verdacht van iets, maar ze had het gewoon niet willen geloven. Ze vond het feit dat hij hun vijanden hielp eigenlijk nog veel erger dan dat hij van haar had gestolen. ''De Wolf beslist wel wat we met hem doen'' zei Mabel. Ze wist dat hun leider verraders streng aanpakte. ''Laten we ze eerst maar naar het hoofdkwartier brengen''. Met hulp van Eustace en Veronica bond ze nu ook Melina en de anderen vast en zorgden ervoor dat ze niet tegen konden werken. Terwijl ze bezig waren viel Eustace's blik op Derek, die nog steeds ondersteboven in de boom hing toe te kijken. ''Hang daar niet zo als een aap en kom helpen'' snauwde Eustace. Eigenlijk had hij weinig zin om Eustace te gehoorzamen, maar Derek besloot toch maar overeind te komen. Hij probeerde zichzelf omhoog te trekken, maar het lukte hem niet. Hij trok aan zijn been, die achter de tak geklemd zat, maar er kwam geen beweging in. ''Ik zit vast'' stamelde hij paniekerig. ''Help!'' Eustace kon zijn hand wel voor zijn hoofd slaan bij het zien van Dereks gestuntel. Hij stak een vinger in de lucht en richtte daarmee een straal van magie op de tak waar Derek op zat. Toen de magie de tak raakte brak de tak doormidden, waardoor Derek met tak en al naar beneden tuimelde. Met een luide schreeuw landde hij in de bosjes. Met een geïrriteerde blik wachtte Eustace tot Derek uit de bosjes was gekropen en hen kwam helpen. Gezamenlijk bonden ze Melina, Kaylee, en Donna vast en vertrokken op weg naar het geheime hoofdkwartier van De Wolf.

Met een harde duw gooide Eustace Kaylee en Donna in een van de cellen in het ondergrondse hoofdkwartier van de elven. Terwijl Mabel en Veronica Sean en Melina op hun beurt vasthielden stak Eustace de sleutel in het sleutelgat van de cel en draaide de celdeur op slot. Hij gaf de sleutel aan Derek. ''Jij mag de wacht houden'' gaf Eustace ter bevel. ''Zelfs jij kan zoiets simpels niet verpesten''. Na dat uitgesproken te hebben draaide hij zich om naar Mabel en Veronica. ''Ik laat deze twee aan jullie over. Jullie weten wat jullie te doen staat''. Hij knipte kort met zijn vingers om de spreuk die hij over Sean en de anderen had uitgesproken op te heffen. Vervolgens draaide hij zich om en liep al fluitend weg. ''Dat heb ik weer mooi geregeld. Misschien krijg ik wel promotie!'' konden Mabel en de anderen hem nog net opgetogen tegen zichzelf horen zeggen. Mabel gaf Sean een duw. ''Lopen jullie'' siste ze naar hem en Melina toe. ''Waar nemen jullie hen mee naartoe?'' riep Kaylee vanuit haar cel. ''Voor deze twee hebben we een ander plan in gedachten'' antwoordde Mabel haar zonder om te kijken. ''Maar geen zorgen, jullie twee zijn snel genoeg aan de beurt''. Mabel en Veronica lieten Derek bij Kaylee en Donna achter en begonnen te lopen. Een aantal gangen verderop bevond zich een grote ijzeren deur. ''Dit is jouw stop'' zei Veronica tegen Melina. Melina staarde naar de deur voor haar. Wat was deze plek? Alsof ze haar gedachten kon lezen gaf Mabel haar antwoord. ''De isoleercel''. Ze opende de deur. ''Veel plezier''. Ze maakte al aanstalten om Melina naar binnen te duwen. ''Wacht!'' Mabel stopte bij het horen van de stem van Sean. Ze keek op. ''Doe met mij wat jullie willen, maar laat haar met rust'' zei hij snel. ''Gooi mij maar in de isoleercel als jullie er zo graag iemand in willen gooien''. Hij was nog nooit in de isoleercel geweest, zelfs niet voor een straftaak, maar vanwege de verhalen die hij erover had gehoord had hij dat ook totaal niet erg gevonden. Hij kon zich niet voorstellen wat er daarbinnen met Melina zou worden gedaan. Dan liever hij dan haar. ''Helaas, het zijn orders van De Wolf. We kunnen jou niet in de isoleercel gooien, hij wil je zien in de troonzaal'' reageerde Mabel onverschillig. ''Hoezo wil jij zo graag haar plaats innemen in de isoleercel?'' merkte Veronica op. Ze vond het maar raar. Wie wilde er nou vrijwillig de isoleercel in? ''Jullie hebben een probleem met mij. Zij heeft hier niets mee te maken'' antwoordde Sean. ''Laat haar gaan''. Zijn ogen ontmoetten die van Melina, die angstig naar hem terug staarde. Veronica's blik ging over Sean en Melina heen, en weer terug, en ze leek zich iets te realiseren. ''…Ik snap het al''. Veronica greep Melina stevig vast. Melina voelde een pijnsteek door haar arm heen gaan op de plek waar de hand van Veronica zat. Veronica schonk Sean een neppe glimlach. ''Jammer voor jou, maar je zult ergens anders de held moeten gaan spelen. Ze gaat gewoon de isoleercel in''. Dus Sean had zich tegen hen gekeerd vanwege dat meisje? Dan zou hij de consequenties voelen ook, daar zou ze persoonlijk voor zorgen. Ze keek Sean aan met een ijzige blik in haar ogen. ''Laten we maar eens zien of je haar nog zo leuk vind met een paar vingers minder''. Na die woorden uitgesproken te hebben duwde ze Melina de cel in en trok met een luid kabaal de ijzeren deur achter haar dicht.

''Zelfs jij kan zoiets simpels niet verpesten'' aapte Derek Eustace met een kinderachtig stemmetje na. ''Ze onderschatten me'' gromde hij. Hij keek naar Donna en Kaylee, die hem terug aanstaarden. Toen de anderen weg waren gelopen was Donna luid gaan protesteren en schreeuwen dat hij hen eruit moest laten. Aangezien Derek haar geschreeuw al snel zat werd had hij haar maar weer met dezelfde spreuk als die Eustace had gebruikt de mond gesnoerd, en had gedreigd hetzelfde bij Kaylee te doen als ze zich niet zou gedragen. Hij toverde een stoel tevoorschijn en ging erop zitten. ''Ik houd hier de wacht'' zei hij streng. ''Dus denk maar niet dat jullie hier ooit uit zullen komen. Ik verzet geen stap van deze stoel''. Hij sloeg zijn armen over elkaar. ''Maar wat als je naar de wc moet?'' vroeg Kaylee. Daar had Derek nog niet over nagedacht. Hij dacht diep na. Het gekraak van zijn hersenen was bijna te horen. ''Je kan de sleutel aan ons geven? Wij passen er wel op voor je'' stelde Kaylee hoopvol voor. Derek sprong op van zijn stoel. Hij boog zijn gezicht vlak naar die van Kaylee toe. ''Jij denkt zeker dat ik dom ben, hè?'' gromde hij gevaarlijk. Geschrokken deinsde Kaylee achteruit. ''N-nee! Dat denk ik helemaal niet!'' stotterde ze. ''Je bent juist heel slim! Zo slim dat je vast een IQ van 200 hebt! Ik heb nog nooit zo'n slim iemand als jij gezien!'' ''Hou op met dat geslijm'' snauwde Derek naar haar, waarop Kaylee direct haar mond dicht hield. ''Je kan ook overdrijven. Al heb je wel gelijk, ik ben inderdaad heel slim''. Trots ging hij weer terug op de stoel zitten. ''Ik zal over je aanbod nadenken''. Kaylee en Donna wisselden een korte blik met elkaar. Zou het echt zo gemakkelijk kunnen zijn om van Derek te ontsnappen? Na een paar minuten niks doen begon Derek te gapen. ''Ik verveel me'' klaagde hij hardop. Toen schoot hem een idee te binnen. Hij stond op van zijn stoel, ging voor Donna staan, en slingerde de sleutel, die aan een touwtje bungelde, voor haar neus heen en weer. ''Wat jammer nou, dat je hem niet kan pakken, hè?'' vroeg hij met een gemene grijns op zijn gezicht. Donna staarde hem alleen maar met een kwaad gezicht aan. Derek stak de sleutel door de tralies van de cel heen, en trok de sleutel aan het touwtje weer terug toen Donna ernaar probeerde te grijpen. ''Mis!'' riep hij gemeen lachend. Hij amuseerde zich wel, al kon Donna er niet om lachen. Zij werd er alleen maar geïrriteerd van. Derek herhaalde het hele proces opnieuw. En nog een keer. En nog een keer. En… Toen had Donna er genoeg van. ''AAAAAAH!'' Met een schreeuw trok Derek zijn hand terug. ''Ze beet me!'' brulde hij uit. Donna ontblootte gevaarlijk haar tanden naar hem. Ze had een zelfvoldane grijns op haar gezicht. Als ze het hem met praten niet duidelijk kon maken dan moest hij maar voelen. ''Jij heks!'' schreeuwde Derek naar Donna terwijl hij over zijn pijnlijke hand, waar Donna's tandafdrukken nog in te zien waren, wreef. ''Nu hebben jullie me kwaad gemaakt'' gromde hij. Hij ging weer terug op zijn stoel zitten. ''Denk maar niet dat ik jullie hier nu ooit nog uit laat''.

Sean stond voor de deur van de troonzaal. Ongeduldig wierp hij een blik op Mabel en Veronica die met hem mee waren gelopen, in de hoop dat hij kon ontsnappen, maar ze hielden hem nauwlettend in de gaten. Pas toen hij de deur had geopend lieten ze hem alleen achter bij De Wolf. In de kamer stond hij oog in oog met De Wolf. De Wolf zat in zijn troon en staarde Sean met een strenge maar gelijktijdig teleurgestelde blik aan. Hij opende zijn mond om te spreken. ''Waarom?'' was het enige wat hij vroeg, al had hij de vraag niet gesteld om het antwoord daarop te weten te komen. Hij gaf Sean niet eens de kans om antwoord te geven. ''Ik had beter van je verwacht. Als je zo graag aandacht wilt dan is dit niet de manier waarop je het zult krijgen'' ging hij verder. ''Je weet wat ik met verraders doe. Die worden opgesloten in een donkere cel waar ze het daglicht nooit meer zullen zien''. Zijn blik verzachtte. ''…Maar dat zal bij jou niet gebeuren. Ik ben bereid je nog een laatste kans te geven''. Hij stond op van zijn troon, ging voor Sean staan, en legde zijn hand op zijn schouder. ''Sean, ik kan je alles geven wat je maar wilt. Macht, roem, rijkdom…. Ik kan een verloofde voor je regelen als je dat wilt''. Hij dacht na. ''Dat meisje, eh… Veronica heette ze toch? Ze zou een goede vrouw voor je kunnen zijn. Ze is slim, loyaal, leuk om te zien, en bovendien ziet ze jou volgens mij ook wel zitten''. Hij pauzeerde even om Sean aan te kijken. ''En als dat nog niet genoeg is zou ik zelfs je vader kunnen zijn''. Hij wist hoe graag Sean dit wilde. Als dat was wat er nodig was om ervoor te zorgen dat Sean zich niet tegen hen zou keren dan was dat maar zo. Hij kon gewoon doen alsof hij Seans vader was, en als er iemand vragen zou stellen zou hij gewoon zeggen dat hij het deed om hem een plezier te doen omdat hij het zielig vond dat de jongen geen vader had. Sean leek nu te twijfelen. ''Echt…?'' vroeg hij ongelovig. De Wolf knikte. ''Als dat is wat je wenst''. Zijn plan leek te werken. ''Maar in ruil daarvoor verwacht ik wel iets terug''. Zijn gezichtsuitdrukking veranderde. Hij staarde Sean nu met een bloedserieuze blik aan. ''Je zult die nieuwe 'vrienden' van je moeten vergeten. We kunnen niemand in de weg van ons doel hebben staan, en voor pixies is hier geen plaats. Je kan je bij hen voegen, en de rest van je dagen in een donkere cel doorbrengen… of je kunt je aan onze zijde voegen. De keuze is aan jou''. De Wolf wachtte Seans keuze af. Hij zag aan Sean dat hij twijfelde, en hoopte maar dat wat hij gezegd had genoeg was om Sean over te halen. Hij stak zijn hand naar Sean uit. ''Als je voor ons kiest, kan ik je vader zijn, en kan ik je alles geven wat je maar wilt''. Dat leek hem over te halen. Sean knikte en pakte langzaam de hand van De Wolf aan. ''Ik ben trots op je, zoon'' zei De Wolf. ''Ik heb het druk en veel dingen te doen, maar we spreken elkaar later'' ging hij verder. ''Ga maar naar Mabel en de anderen toe''. Sean knikte. Hij draaide zich om en liep naar de deur van de troonzaal toe, maar De Wolf riep hem terug. '"Wacht''. Sean keek om naar De Wolf. ''Ik verwacht je morgen hier voor de straftaak die je nog in moet halen. Je mag dan wel mijn zoon zijn, maar ik kan je helaas geen uitzondering geven''. ''Prima. Ik zal er zijn'' antwoordde Sean kortaf en opende, voor De Wolf nog wat kon zeggen, de deuren van de troonzaal al. Hij liep naar buiten en keek vluchtig om zich heen. Niemand te zien. Mooi, dan kon hij zijn plan uitvoeren. De Wolf kon het heen en weer krijgen. Alsof hij er ook maar een seconde over na had gedacht om Melina en de anderen te verraden voor De Wolf. Dan zat hij nog liever voor de rest van zijn leven opgesloten in een cel. Snel rende hij de gangen door, op weg naar de isoleercel. Hij moest Melina redden.

Melina keek de donkere ruimte van de isoleercel rond nadat ze door Veronica naar binnen geduwd was. De cel zag eruit als een soort dokterskamer, met in het midden een grote, ijzeren stoel met handvaten erop om iemand vast te binden. De ruimte leek eerder op een martelkamer dan een isolatiecel. Haar blik viel op de linkerzijde van de kamer, waar een elf in een lange doktersjas voor een rij kastjes stond. De elf stond met zijn rug naar haar toe en zijn jas zat vol met vieze vlekken, wie weet waarvan. Melina draaide zich om naar de deur. Een ding wist ze zeker: ze moest hier zo snel mogelijk weg. Misschien kon ze nog ontsnappen? Ze legde haar hand al op de deurklink om de deur te openen maar schrok op toen ze een stem hoorde. ''Waar denk jij heen te gaan?'' Ze keek om en staarde recht in het gezicht van de elf met de doktersjas aan. ''Ik eh… sorry, verkeerde afslag, ik moet hier helemaal niet zijn'' stamelde Melina met een geforceerde glimlach op haar gezicht. ''Wat dom van me. Ik ben al weg'' probeerde ze nog, in de hoop dat het haar genoeg tijd opleverde om de deur te openen en weg te rennen. Helaas liet de elf dat niet gebeuren. ''Daar komt niks van in. Jij komt niet van hier. Ik herken een gevangene meteen als ik ze zie. Meekomen jij''. De elf pakte Melina bij haar arm vast en sleepte haar, al tegenwerkend, mee naar de stoel die in het midden van de kamer stond. Hij duwde Melina de stoel in. ''Je kan vrijwillig meewerken…'' begon hij, maar knipte toen met zijn vingers waardoor de ijzeren handvaten die op de stoel zaten om Melina's armen heen dichtklapten. ''…Maar aangezien me dat niet het geval lijkt doen we het voor de zekerheid maar zo''. Hij ging voor Melina staan. ''Ik zal mezelf even voorstellen. Mijn naam is Dokter Donald Boxen'' stelde hij zichzelf voor. ''Vrienden mogen me Don noemen… voor jou is het DOKTER Don''. Hij legde de nadruk op het woordje 'dokter'. ''Wij Boxens stammen af van een lange generatie doctoren en tandartsen. Ik besloot in de voetsporen van mijn vader te treden en werd dokter, terwijl mijn tweelingbroer onze oom opvolgde en tandarts werd''. Hij richtte zich tot Melina. ''Maar genoeg over mij. Laten we het over jou hebben. Heb je enig idee waarom je hier bent?'' Melina schudde haar hoofd op de vraag van de dokter. ''De Wolf heeft mij ingehuurd om te garanderen dat gevangenen zoals jij zullen gaan praten. Ik wil dat je me alles verteld wat je weet en over wat jij en je vriendjes van plan zijn, of dat nu goedschiks is…'' Langzaam verscheen er een kwaadaardige grijns op de man zijn gezicht. ''…of kwaadschiks''. Hij liep naar een van de kastjes toe waar hij eerder voor had gestaan, haalde er een voorwerp vandaan en kwam er daarna mee teruglopen. Toen hij bijna voor haar stond kon Melina pas zien dat het een soort marteltuig was. Hij zwaaide het voorwerp voor haar neus heen en weer. ''Hopelijk ben je niet al te gehecht aan je tien vingers, dat zou zonde zijn''. Angstig staarde Melina de man aan. Ze kon zien dat hij het meende. ''En denk maar niet dat iemand je gegil of geroep om hulp kan horen, de muren zijn geluidsdicht. Waarom denk je anders dat het de isoleercel heet?'' ging de man verder. Langzaam kwam hij dichterbij. ''Nee, wacht! Ik vertel je alles wat je wilt weten!'' riep Melina haastig. De elf begon te lachen om haar reactie. Hij schudde geamuseerd zijn hoofd. ''Zo werkt dat niet. Mijn motto is: pijn eerst, praten later''. Hij bewoog het voorwerp richting haar handen. Melina sloot bang haar ogen, en bereidde zich al voor om te gaan gillen, maar…

Er werd geklopt. Beide Melina en de dokter keken op. De deur van de isoleercel ging open. In de deuropening stond een elf met donkerbruin haar en een zelfde soort doktersjas aan. De elf had zijn halflange haren naar achteren gebonden en had een snor op zijn gezicht. Toch herkende Melina de elf meteen. Ze wilde al bijna zijn naam uitroepen, maar hij gebaarde naar haar dat ze haar mond moest houden. ''Wie ben jij?'' vroeg Don met opgetrokken wenkbrauw. Hij had de elf nog nooit eerder gezien. ''Ik ben uw nieuwe assistent'' antwoordde de elf hem op een toon alsof dat vanzelfsprekend was. Hij stapte op de dokter af en stak zijn hand uit. ''Shawn. Met een 'W'''. Don negeerde zijn uitgestoken hand. ''Ik heb helemaal geen assistent nodig'' reageerde hij bot. Ook daar had de elf een antwoord op. ''Daar denkt De Wolf anders over. Hij heeft me niet voor niets gestuurd''. Hij pauzeerde even om de kamer rond te kijken en trok een vies gezicht. ''Hij zei dat het hier maar een smerige boel was, en hij had gelijk. Daar moet iets aan gedaan worden''. Intussen keek Melina naar de twee. Ze had meteen door dat de vreemde elf Sean was en dat hij met een plan was gekomen om haar te redden. Ze hoopte maar dat het ook zou lukken. Don leek het er niet mee eens te zijn, maar hij wist dat protesteren tegen zijn meester geen zin had. ''Dan moet het maar zo'' mopperde de dokter. ''Ik had eigenlijk toch nog een schoonmaker nodig, dan hoef ik zelf tenminste niet schoon te maken''. Don keek Sean aan. Zijn blik bleef rustten op Seans snor. ''Wacht eens even…'' Hij veegde er met een vinger overheen, waardoor deze lichtelijk uitvlekte. ''…Is dat viltstift?'' Betrapt staarde Sean hem terug aan. ''Ja, euh… uit onderzoek is gebleken dat 80 procent van de bevolking betrouwbaarder overkomt met een snor'' verzon hij snel. Voor even leek het alsof Don hem niet ging geloven, maar toen lachte hij. ''Nou, het werkt'' concludeerde de dokter. ''Ik mag jou wel. Je moet wel gestoord zijn om hier te willen werken''. Sean wist niet of dat een compliment was. Opgelucht haalde hij adem. Mooi, de dokter vertrouwde hem.

Intussen had Don zich alweer terug op Melina gericht. Hij hield het martelvoorwerp alweer in de aanslag. ''Nee, wacht!'' riep Sean snel voor Don ook maar iets kon doen. Geïrriteerd draaide de dokter zich opnieuw om naar Sean. ''Wat is er nu weer?'' ''De Wolf… hij wou u spreken in de troonzaal'' loog Sean. Hij moest snel iets verzinnen om de dokter weg te krijgen bij Melina. ''Kan dat niet wachten?'' bromde Don. Sean schudde zijn hoofd. ''Het was dringend. Hij zei dat ik u zo snel mogelijk moest halen''. Mopperend legde Don het voorwerp neer. ''Nou, dan zal het wel geen goed nieuws zijn''. Hij richtte zich tot Sean. ''Ik ben zo snel ik kan terug. Let ondertussen op de gevangene en zorg dat ze niet kan ontsnappen''. Na die woorden uitgesproken te hebben liep hij naar de deur toe en verliet de isoleercel. ''Alles oké? Heeft hij je pijn gedaan?'' vroeg Sean bezorgd aan Melina toen hij er zeker van was dat Don weg was. Melina schudde haar hoofd. ''Nog niet'' zei ze angstig. Ze voelde zich nog steeds niet op haar gemak. Don mocht dan wel weg zijn maar ze wilde hier alsnog zo snel mogelijk vandaan. Wat als hij door zou hebben dat het een list was en hij terug zou komen? ''Haal me hier asjeblieft uit!'' Ze trok aan de handboeien van de stoel, maar die gaven niet mee. Na even goed naar de stoel gekeken te hebben vond Sean een hendel die onderaan de stoel zat waarmee hij Melina vanuit de stoel kon bevrijden, maar voordat hij dat deed pauzeerde hij even om Melina met een plagerige grijns op zijn gezicht aan te kunnen kijken. ''Dit is nu al de tweede keer dat ik je red''. ''Schiet op en haal me hier gewoon uit'' reageerde Melina paniekerig, waarna Sean de hendel overhaalde. De handboeien van de stoel sprongen los en Melina sprong zo snel ze kon op uit de stoel. Opgelucht omdat ze weer vrij was omhelsde ze Sean, die als verstijfd stil bleef staan omdat hij even niet wist wat hem overkwam. Daarna beantwoordde hij haar omhelzing. Voor even bleven ze zo staan, tot Melina zich uiteindelijk van hem los maakte. Ze keken elkaar in de ogen aan. Melina voelde dat haar hart sneller begon te kloppen toen ze hem aankeek. Blozend sloeg ze haar ogen neer. ''Ik eh… volgens mij kunnen we beter weggaan, de dokter kan elk moment terugkomen'' stamelde ze ongemakkelijk. Ze durfde hem nog steeds niet terug aan te kijken. ''Ja… ja, je hebt gelijk''. Sean knikte langzaam en liet Melina nu ook los. ''Volg mij, ik ken de weg hier'' zei hij. ''We moeten Donna en Kaylee nog bevrijden''. Sean rende, op de voet gevolgd door Melina, de isoleercel uit, op weg naar de cellen van de gevangenen.

Op een hoek verderop stonden ze stil. Melina probeerde langs Sean om de muur heen te kijken. Om de hoek stond Derek. Hij zat verveeld op een stoel voor de cel van Donna en Kaylee, en het zag er niet naar uit dat hij de stoel snel zou verlaten. ''En nu? Hoe krijgen we hem daar weg?'' fluisterde Melina op zachte toon tegen Sean zodat Derek hen niet kon horen. ''Ik verzin wel iets. Wacht hier''. Sean gooide de doktersjas van zijn vermomming op de grond neer, deed zijn haren goed, en stapte toen op Derek af. ''Hé, Derek…'' begon hij. Derek keek op bij het horen van Seans stem. Hij raakte meteen afgeleid. ''Moet je horen—'' begon Sean, maar Derek onderbrak hem. ''Waarom heb je die viltstift op je gezicht?'' merkte hij op terwijl hij op Seans nep snor wees. In alle haast was hij helemaal vergeten die weg te halen. ''Euh… ik wou kijken hoe een snor me zou staan'' verzon Sean snel als excuus. ''Ik vond het wel stoer staan, alleen kreeg ik het er toen niet meer af''. Hij wist dat Derek naïef genoeg was om het te geloven. ''Je ziet er belachelijk uit'' zei Derek met opgetrokken wenkbrauw. ''En dan zeggen ze dat ik dom ben'' voegde hij er daarna nog aan toe. Sean negeerde Dereks belediging. ''Wat doe jij eigenlijk hier?'' ging Derek verder. ''Moest jij niet bij De Wolf zijn?'' ''De Wolf heeft me nog een kans gegeven'' vertelde Sean hem. ''Ik dacht, ik kom even vragen of ik je moet aflossen. Je bent vast wel toe aan een pauze''. ''Nou…'' begon Derek. ''Eigenlijk heb je gelijk'' stemde hij ermee in. Toen pas leek hij zich iets te realiseren. ''Wacht…'' Hij versmalde zijn ogen tot spleetjes. ''Waarom doe jij ineens zo vriendelijk tegen me? Je haat me''. ''Ik… eh…'' stamelde Sean. Hij kon zo snel even niets verzinnen. Gelukkig voor hem had Derek daar al een antwoord op. ''Ik weet het al. Jij probeert natuurlijk bij me te slijmen zodat ik je zal vergeven, hè?'' ''Je hebt helemaal gelijk'' antwoordde Sean snel, blij dat Derek al een excuus voor hem verzonnen had. Derek sloeg zijn armen over elkaar. ''Nou, dan heb je pech, want ik ga het je echt niet zo makkelijk vergeven, en de anderen trouwens ook niet''. Er verscheen een grijns op zijn gezicht. Als Sean weer bij de groep wilde horen ging hij het hem nog eens flink lastig maken. Als Sean er weer bij zou komen zou die vervelende elf van een Eustace misschien eindelijk weggaan, en dat was voor hem al een heel pluspunt, maar als hij dan ook nog eens misbruik kon maken van de situatie om Sean zijn vuile werk te laten opknappen… Die kans liet hij niet zomaar aan hem voorbij gaan. ''Daarvoor zul je jezelf eerst opnieuw moeten bewijzen. Om te beginnen kun je alvast mijn taak hier overnemen terwijl ik thuis op de bank ga liggen met een film en een bak chips''. Derek stond zonder op antwoord te wachten op van zijn stoel en wilde al weglopen, maar Sean hield hem tegen. Hij hield zijn hand uit naar Derek. ''De sleutel?'' vroeg hij afwachtend. ''O, ja''. Derek voelde in een van de zakken van zijn spijkerjasje en haalde daar de sleutel van de cel uit. Hij hield de sleutel al boven Seans hand, maar pauzeerde toen. Toen pas leek hij door te hebben wat hij aan het doen was. ''Wacht…'' Derek leek diep na te denken. Sean bereidde zich al voor op een nieuwe ondervraging van Derek over waarom hij de sleutel nodig had, maar Derek haalde zijn schouders op en liet de sleutel in Seans hand vallen. Zonder verder nog wat te zeggen liep hij weg. Opgelucht haalde Sean adem. Hij had niet verwacht dat het zo makkelijk zou zijn om Derek weg te krijgen.

Toen Derek weg was kwam ook Melina tevoorschijn vanuit haar schuilplaats. Sean stak de sleutel in het slot van de cel. Hij liet Kaylee en Donna eruit en zorgde er ook voor dat de spreuk die Derek over Donna had uitgesproken weer verbroken werd. Tegen Eustace's magie kon hij niet op, maar de spreuken van Derek kon hij zonder moeite opheffen. ''Eindelijk'' zuchtte Donna terwijl ze de cel uitliep. Ze was blij om eindelijk haar stem terug te hebben. ''Laten we zo snel mogelijk hier weggaan'' stelde Melina voor. Precies op het moment dat ze dat zei begon er met een luid kabaal en met roodgloeiende lampen een alarm af te gaan. Dat kon niet veel goeds betekenen. Iedereen maakte zich al klaar om te vertrekken, maar Donna bleef als verstijfd staan. ''Donna! We moeten gaan!'' riep Melina naar haar toen ze merkte dat Donna niet mee kwam, maar Donna verroerde zich nog steeds niet. Ze keek met een twijfelachtige blik om haar heen. ''Wat als mijn vader hier is?'' bracht ze uit. ''We moeten hem redden!'' ''Daar hebben we geen tijd voor!'' reageerde Melina terug. ''Ik ga niet weg zonder hem!'' protesteerde Donna. Dit zorgde ervoor dat Sean naar haar terug rende. Hij pakte Donna bij haar arm vast. ''We moeten hier nu echt weg'' zei hij. ''Maar—'' ''Ik beloof je dat hij veilig is''. Sean keek haar aan. ''Ze zullen hem hier niets doen, geloof me, daar is hij veel te belangrijk voor. En hij heeft niets aan je als je jezelf opnieuw op laat sluiten''. Voor even twijfelde Donna, maar toen knikte ze uiteindelijk toch. ''Oké…'' stamelde ze, en rende met hem mee. Melina en Kaylee volgden hen ook naar de uitgang.

Iets eerder was Don bij de troonzaal van De Wolf aangekomen. Zonder te kloppen stormde hij de zaal binnen. De Wolf was op zijn troon in slaap gevallen en schrok op toen hij Don zag die voor hem neer knielde. ''Ik ben zo snel mogelijk gekomen. U riep mij, meester?'' vroeg Don terwijl hij nog steeds op zijn knieën zat. ''Waar heb je het over?'' snauwde De Wolf. ''Ik heb je helemaal niet geroepen. Hoe kom je daarbij? Ga weg en neem die smerige jas van je mee. Ik heb je een opdracht gegeven''. ''Maar mijn nieuwe assistent zei dat u mij wilde spreken!'' antwoordde Don verbaasd. ''Welke nieuwe assistent? Ik heb je helemaal geen assistent gegeven'' bromde De Wolf. Hij had geen idee waar Don het over had. ''Degene die u me gestuurd had!'' ''Wacht eens…'' Er begon iets te dagen bij De Wolf. ''Hoe heet die assistent van je?'' ''Shawn'' antwoordde Don. ''SEAN?!'' ''Nee, Shawn. Met een W, zei hij'' verbeterde Don hem. De Wolf toverde een foto tevoorschijn en hield die voor Don. Het was een foto van Sean. ''Die nieuwe assistent van je… zag hij er soms zo uit?'' Don bekeek de foto aandachtig. Hij duurde even, maar uiteindelijk schudde hij zijn hoofd. ''Welnee! Hij had een snor. Van viltstift''. ''IDIOOT DIE JE ER BENT!'' brulde De Wolf uit. ''Dat was Sean! Hij laat haar ontsnappen!'' Don leek het nog steeds niet te begrijpen, maar de Wolf was al naar de muur toe gerend en sloeg alarm. Hij drukte op een grote rode knop die ervoor zorgde dat er een roodgloeiende sirene door de gangen schalde. Hij gooide de deuren van de troonzaal open, en richtte zich tot de bewakers die op hem kwamen afgesneld. ''GRIJP ZE! LAAT ZE NIET ONTSNAPPEN!'' schreeuwde De Wolf, waarop zijn bewakers direct wegrenden. ''En ik wil Sean hier hebben!'' riep hij er nog kwaad achteraan. Hij draaide zich weer om naar de troonzaal. ''Levend, of dood'' sprak hij met ijzige stem, en liet de zware deuren van de troonzaal weer achter hem dichtvallen.