Hoofdstuk 15

Harry en Perkamentus ploften neer op en verlaten veld.

'Aaaaaaaaaah.' Aan de overkant hoorden ze Sarah luid gillen.

Ze stonden snel recht en liepen naar de andere kant van het veld.

Ze zagen een stuk of honderd dooddoeners in een kring staan, in het midden van de kring stond Voldemort en Sarah lag naast hem op de grond.

'Avada…'

'Laat het meisje gaan Marten, ik geef me over.'

'Wat doet die jongen hier? Ik had gezegd dat je alleen moest komen.' Zei Voldemort kil.

'Ik wou zelf meekomen, Perkamentus kon me niet tegenhouden.'

'Een grote fout van je jongen, een héél erg grote fout. Grijp hen!'

Ze werden vastgegrepen door een paar dooddoeners.

'Kijk maar goed meisje, eerst ga ik je voogd doden, daarna je grote liefde en tenslotte…jou.'

'Nee!' Snikte Sarah.

'O, jawel hoor.' Voldemort lachte luid en huiveringwekkend.

'Kijk maar goed.' Hij richtte zijn toverstok op Perkamentus.

'AVADA KEDAVRA!'

Een groene lichtflits.

Perkamentus viel levenloos op de grond.

'NEE!' Gilde Sarah. 'Nee, nee, nee!' Ze klopte met haar hoofd tegen de grond.

'Het spijt me, meisje. Maar sommige dingen moeten nu eenmaal gebeuren.'

Voldemort richtte zijn toverstok op Harry.

'Nee, niet Harry!' Gilde Sarah luid.

Een helderwit licht schoot uit haar ogen, door Voldemort heen, recht in Harry's ogen.

Het licht werd niet verbroken, het bleef Harry maar kracht geven.

Harry voelde zich sterker worden, hij keek naar de dode Perkamentus en voelde woede in zich opborrelen. Hij duwde de dooddoeners van zich af.

Het witte licht straalde nog steeds in zijn ogen. Hij nam zijn toverstok.

Voldemort geloofde zijn ogen niet. 'Wat is dit?' Schreeuwde hij.

'AVADA KEDAVRA!' Schreeuwde Harry met luide stem.

Een gigantische groene lichtflits en verschrikkelijk luide knal.

Harry deed zijn ogen open.

Het veld lag bezaaid met mensen die weer bij hun bewustzijn kwamen.

Perkamentus stond recht.

'Professor Perkamentus! U leeft weer.' Riep Harry.

'Ja, ik leef weer.'

'Wie zijn al die mensen?' Vroeg Harry.

'Ik denk… dat die mensen allemaal slachtoffers van Voldemort en zijn dooddoeners waren. Ik heb geen idee, hoe ze terug levend zijn geworden.'

Er verschijnselden overal mensen van het Ministerie.

'Sarah! Waar is Sarah?' Vroeg Perkamentus aan Harry.

Harry keek rond, een paar meter verderop lag Sarah bewusteloos op de grond.

Ze liepen naar haar toe.

'Sarah! Word wakker.' Harry schudde haar heen en weer.

'Haar polsslag is erg zwak. Ze heeft vast al haar levenskracht aan jou gegeven. Ze moet onmiddellijk naar St-Holisto.' Zei Perkamentus.

Meneer Droebel kwam op hem afgelopen.

'Perkamentus, wat is hier aan de hand?'

'Ik moet eerst Sarah naar St-Holisto brengen daana leg ik je alles uit, minister.'

Perkamentus toverde een viavia tevoorschijn.

'Misschien ga jij beter op zoek naar je ouders, Harry.'

Perkamentus nam Sarah en de viavia vast en enkele seconden later was hij verdwenen.

'Mijn…mijn ouders?' Hakkelde Harry.

'Ja, die zijn hier ook.' Zei Droebel en hij wees naar een man de precies op Harry leek en een vrouw met een bos rood haar en Harry's ogen.

Harry liep op hen af.

'Pap? Mam?' De man en de vrouw keken hem met tranen in de ogen aan.

'Harry?' James en Lily knuffelden hun zoon voor het eerst sinds een lange tijd.

Een week later

'Hoe is het met haar?' Vroeg Harry aan een heler.

'Haar hartslag is stabiel en ik denk dat ze binnenkort wakker zal worden.'

'Gelukkig maar.' Zei Hermelien. 'Als die journalisten nog langer moeten wachten op hun interviews worden ze gek.'

Sarah deed langzaam haar ogen open.

Ze zag dat er een heleboel mensen rond haar bed stonden.

'Waar ben ik? Waar is Perkamentus? Waar is Harry? Hij is toch niet dood?' Riep ze.

Iedereen schrok zich een ongeluk.

'Ik ben hier, Sarah.' Harry kwam naast haar staan.

'Gelukkig.' Zuchtte Sarah. 'Maar Perkamentus…'

'Die is in orde.' Zei Hermelien.

'Wat? Hoe kan dat?'

'Dankzij jou kon ik Voldemort en al zijn dooddoeners doden met één spreuk en iedereen die ooit door Voldemort of één van zijn dooddoeners is vermoord is terug. Perkamentus heeft ook de rest van het schooljaar vrijaf gegeven om dat te vieren.'

'Meen je dat?' Vroeg Sarah.

'Ja, en dat betekent ook dat jij een held bent.'

'Wauw.'

Er kwam een heler binnen.

'Wat doen jullie allemaal hier! Mijn patiënte moet rusten. Vooruit iedereen behalve meneer Potter naar buiten.'

Iedereen haastte zich vlug naar buiten, zodat Harry en Sarah alleen achterbleven.

Harry gaf Sarah een lange kus op haar mond.

'Harry?'

'Ja?'

'Als iedereen die door Voldemort of zijn dooddoeners vermoord is, betekent dat dan dat jouw ouders ook terug zijn?'

'Dat zijn ze inderdaad. Ik ben eindelijk weg bij de Duffelingen, ze hebben een huis gekocht, dicht in de buurt van Sirius en…'

'Is mijn vader ook terug?'

Harry knikte.

'Maar dat kan toch niet? Hij is niet vermoord!'

'Perkamentus snapt er ook niets van, maar hij denkt dat het een soort beloning is naar jou toe. Omdat je leven bijna hebt opgegeven voor zoveel andere mensen. Hij zei ook dat jouw kracht verder dan het paranormale gaat, maar wat dat betekent weet ik ook niet. Daarbij er zijn nog nooit mensen teruggekeerd uit de dood en nu plotseling een paar duizend, dus Sirius is ook terug.'

'Heeft hij me al gezien?'

'Hij is al honderd keer op bezoek geweest.'

'Echt?'

'Ja, hij vindt jou fantastisch.'

De deur ging open en Sirius kwam binnen.

'Euh… de heler zei dat je weer beter was en ik dacht… laat ik even kennis maken.'

Er rolden tranen over Sarah's wangen.

'Pap?'

Sirius ging naast haar zitten.

'Ja, schat.'

'Mag ik bij jou wonen?'

'Natuurlijk! Waar zou je anders wonen?' Riep Sirius hij nam zijn dochter stevig vast.

'Ik een dochter.' Zuchtte hij. 'Wie had dat ooit gedacht?'

'Ik in ieder geval niet.' James en Lily kwamen de kamer binnen.

'Nou, ik denk dat Sirius een goede vader zal zijn.' Zei Lily.

'Dag pap, mam.'

'Hé Harry, hier zit jij dus!' Zei James.

'Ik had je toch gezegd dat ik naar Sarah ging?' Antwoordde Harry.

'O, ja?' James haalde zijn schouders op. 'Ben ik vast vergeten.'

'Dus jij bent Sarah.' Zei Lily tegen Sarah.

'Jep. Dat ben ik.'

'We hebben al veel over je gehoord, hé James.'

'O, ja?' Vroeg Sarah verbaast.

'Ja.' James grijnsde. 'Harry kan zijn mond niet over je houden.'

'O, echt?' Sarah keek naar Harry die plots rood werd.

'Nou ja… bedankt hoor pap.' Mompelde hij.

Sirius lachte. 'Ik heb dan ook een fantastische dochter, hé.'

Twee dagen later mocht Sarah al uit het ziekenhuis en nu slenterde ze samen met Harry door een winkelstraat.

'Geen Voldemort meer. Geen zorgen meer.' Zuchtte ze.

'En allemaal dankzij jou.'

'Jij hebt veel meer gedaan dan ik, Harry!'

'Kan me niets schelen, je blijft mijn heldin.'

Hij trok haar naar zich toe en gaf haar een vurige kus.

'Een beetje rustiger jullie tweetjes!'

Sirius was naast hen verschijnseld.

Sarah grijnsde. 'Kommop pappie! Alsof jij nooit verliefd bent geweest!'

'Dat geldt niet als een excuus. Jij bent mijn dochter en ik wil je niet zo bezig zien.'

'Goed.' Zei Harry.

'Wat? Ga je me dan nooit meer kussen?' Vroeg Sarah verbaast.

'O, jawel hoor. Maar ik zal er voor zorgen dat Sirius ons dan niet kan zien.'

Sarah zuchtte opgelucht.

'Jij bent al net zo erg, als je vader, Harry en Sarah we eten vanavond bij de Potters.'

Hij verdween weer.

'Zo, wat zullen we doen totdat het etenstijd is?' Vroeg Sarah nonchalant, nadat zij en Harry in zijn kamer waren verschijnseld.

Harry keek even rond.

'Volgens mij kan je vader ons hier niet zien.' Antwoordde hij.

'Nee, hier kan hij ons niet zien.' Zei Sarah.

Harry kuste haar vol op de mond.

'Eten!' Riep Lily van beneden.

Sarah maakte zich los uit Harry's omhelzing.

'Je moeder roept ons.'

Hij gaf haar nog een zachte kus voor ze naar beneden gingen.

'Het eten ruikt heerlijk, mevrouw Potter.' Zei Sarah en ze ging naast Harry aan tafel zitten.

'Zo en wat hebben jullie vandaag gedaan?' Vroeg James aan Harry.

'Gewoon wat rondgehangen.' Antwoordde hij.

De deurbel ging.

'Dat zal Sirius zijn.' Lily deed open.

'Kom binnen, Sirius.'

Sirius ging tegenover Sarah aan tafel zitten.

'Weet je, James dat je zoon heel erg veel op jou lijkt en niet alleen zijn uiterlijk.' Zei Sirius terwijl hij wat aardappelen opschepte.

'O, echt?' Vroeg James nieuwsgierig. 'In welk opzicht lijkt hij dan nog op mij?'

'Nou, ik dacht laat ik even mijn dochter gaan zeggen dat we vanavond bij de Potters eten, staat ze daar toch wel aan jouw zoon geplakt.' Antwoordde Sirius.

James grijnsde breed. 'Tja, hij is dan ook mijn zoon.'

Lily snoof verontwaardigd. 'Laten we hopen dat hij zijn manieren van mij heeft geërfd.'

'Lily, schatje, wil je daarmee zeggen dat ik geen manieren heb?'

'Misschien.'

'Het doet er niet toe dat James manieren heeft of niet, het punt is dat jouw zoon niet van mijn dochter kan blijven.' Onderbrak Sirius hen.

'Pappie, zoiets zeg je niet!' Zei Sarah boos.

'Maar lieverd, ik wil je alleen maar beschermen, hoor.'

'Door me naar een klooster te sturen zeker!'

'Dat ik daar nog niet aan gedacht heb.' Mompelde Sirius.

'Pap!'

'Ik maakte maar een grapje Sarah.'

'Kommop Sluipvoet, ze deden vast niks verkeerd.' Zei James.

Sirius gromde iets.

'Sirius, ik denk dat je mag blij zijn dat Sarah zich niet als jou gedraagt toen je pas zeventien was.' Zei Lily.

'Hoe gedroeg hij zich dan?' Vroeg Sarah nieuwsgierig.

'Durf niet te antwoorden, Lily. Ik wil niet dat ze dat hoort. Wie staat er eigenlijk aan de leiding bij Zwerkbal, Gaffel?' Zei Sirius vlug.

Tijdens het eten werd er dus over niets anders meer dan Zwerkbal gepraat.

Daarna gingen ze nog wat in de woonkamer zitten praten.

Sarah ging op Harry's schoot zitten.

'Sarah! Ga onmiddellijk van Harry af.' Beval Sirius.

'Maar pappie, waar moet jij dan zitten?'

Sirius keek rond, er was inderdaad nog maar één plaats vrij en als Sarah daar ging zitten, moest hij blijven staan.

'Nu zit je klem, hé Sluipvoet.' Gniffelde James.

'Ik blijf wel recht staan, Sarah ga van Harry af.'

Sarah ging boos naast Harry zitten.

'Verpester.' Bromde ze.

Harry legde zijn arm om haar heen.

'Over een paar weken zijn we terug op Zweinstein.' Fluisterde hij in haar oor.

'En daar kan Sirius ons niet lastig vallen.'

'Wat zit jij daar te smoezen, Harry?' Vroeg Lily.

'Niets hoor, mam.'