Hoofdstuk 1
Een nieuw begin.

Zwart……Het was zo donker dat je bijna niets voor ogen zag.
Het enige licht kwam van de straatlantarens.
Terwijl zwerfkatten in vuilnisbakken opzoek waren naar restjes voedsel van de vorige avond, doemde er opeens twee lichtpuntjes op uit het duister. Blauw waren ze, bijna wit zelfs.
De katten bliezen, maar stoofden angstig weg toen de gedaante dichterbij kwam, alsof ze voelde dat er gevaar aanwezig was, duister aanwezig was……
Terwijl de gedaante verder liep werden de omtrekken van hem/haar steeds duidelijker.
Toen het in het licht van de straatlantaren ging staan, kwamen de katten weer voorzichtig te voorschijn en bekeken wat hen had verstoord bij hun avondmaal.
Het bleek een meisje van een jaar of vijftien te zijn, Suenca heette ze.
Suenca keek strak voor zich uit en liep langzaam in de richting van een oud pakhuis.
In haar blauwwitte ogen was vooral kilheid te zien, maar vooral pijn en verdriet.
Verdriet om zware herinneringen, en pijn voor wat ze had overgehouden aan de laatste vijftien jaar.
Plotseling greep Suenca naar haar linkerarm, ze kon nog net een gil onderdrukken en kneep er hard in, in de hoop dat de pijn zo zal verminderen. Maar dat was gewoonweg zonde van haar energie. Ze viel op haar knieën neer, en ze stropte haar mouw omhoog. Ze keek naar de onderkant van haar arm, maar zag alleen een zwarte verschoeide plek.
Suenca knarsetandde en de tranen kon ze nog maar net in bedwang houden.
'Hield het dan nooit een keer op?' Mompelde ze zacht.
Elke keer als ze nodig was geweest had ze er geen leuke herinneringen aan overgehouden.
Ze stond op en deed haar mantel goed, ze keek om zich heen en zag dat ze bijna bij het oude pakhuis was. Snel keek ze nog even naar links en naar rechts en ging toen snel het gebouw binnen.

Eenmaal binnen merkte ze pas hoe koud ze het had. Ze lette er niet op en hing haar mantel op. De pijn in het teken was weliswaar minder geworden maar prikte nog steeds erg. Ze keek om haar heen, vijftien lange en vreselijke jaren had ze hier al door moeten brengen. Toen het bleek dat ze magie bezat werd ze gebrandmerkt met het Teken. Ze was toen drie jaar oud. De jaren die daar op volgden waren geen pretje voor haar geweest. Martelingen, pijn, verdriet, dat kon ze zich nog herinneren van haar jeugd.
Toen ze zover was om naar Klammfels te gaan was elf.
Vier jaar had ze er gezeten, ze kreeg veel les in de zwarte kunsten, en het gebruik van de Onvergefelijke Vloeken.
Maar dit jaar zou het anders worden, ze ging naar Zweinstein. Ze moest een opdracht vervullen van de Heer van het Duister.
'Auw!' Gilde ze.
Ze moest opschieten, anders kwam ze te laat voor de vergadering om alles nog een keer door te nemen.
Terwijl ze door een doolhof van gangen liep, rezen er weer beelden voor haar gezicht op.
Maar ze liep stug verder, en kwam aan bij een grote zwarte deur. Ze klopte en ging naar binnen.