Yay de club wordt groter.
Disclaimer: en pokemon is van nintendo.
Aflevering 9: De eenzaamheid van vriendschap
De rest van de dag overbrachten Tijger en Catharina ermee langs de vulkaan te lopen, op zoek naar een ingang of een geschikte plek om te klimmen. Ondertussen praatten ze over de dingen die ze meegemaakt hadden. "Het is zo zinloos allemaal, begon Catharina op een gegeven moment, niemand kan zich aan mijn vroegere ik herinneren. Ik heb mijn leven lang voor niets geleefd." Tijger zei niks, hij werd er een beetje depressief van. "Sorry Tijger, dat ik je met al mijn problemen opzadel. Ik zal het in het vervolg proberen voor mezelf te houden. Het begint trouwens al kouder en avond te worden. Ik denk dat ik mijn jas..." Ze bleef verschrikt stilstaan. "Nee, hè? Ik ben mijn jas in dat parkje vergeten. Of hij is gestolen, of hij is naar de politie gebracht. In beide gevallen ben ik hem kwijt." Na een paar kilometer vond Catharina het wel genoeg voor die dag en ze zette haar zeilgeval wat volgens haar een tent moest zijn op. "Waar slaapt een pokemon eigenlijk liever? vroeg ze aan Tijger, in de pokeball of in de vrijheid?" "Grow-growlithe" "Dus het verschilt van pokemon tot pokemon? Maar jij wilt dus liever buiten slapen? Dat kan ik goed begrijpen. Ik denk dat het niet erg goed is voor een pokemon om teveel in zo'n balletje opgesloten te zitten, persoonlijk zou ik me dood vervelen. Stel je voor zeg, urenlang in zo'n stom klein rond ding zitten! Nee, ik moet er niet aan denken!" Maar Catharina was zo vermoeid dat het haar niet lukte nog lang door te praten, ze viel al gauw in slaap.
Tijger niet. De Growlithe kon op de een of andere manier de slaap niet vatten. Na een half uur liggen te woelen stond hij uiteindelijk weer op en liep de bosjes, waar de mislukte tent stond, uit. Het was erg mistig en hij kon niet precies zien waar hij zich bevond. Het zag er een beetje uit als een groot open grasveld. Alles zag er nu het donker was zo anders uit. Rustig liep hij een klein eindje het veld op. De wind waaide, waardoor hij een beetje begon te rillen. Het was een koude en vochtige nacht. Aan een stuk door staarde hij naar boven naar de sterrenhemel. Het was nieuwe maan, waardoor de sterren extra duidelijk te zien waren. "Wat moet ik doen, fluisterde hij zacht, hoe kan ik haar helpen?" De wind stopte. Het was nu helemaal stil, alsof alles uitgestorven was. Tijger was al vaker alleen geweest, maar hij voelde zich nog nooit zo ongelukkig als nu. "Sterren aan de hemel, jankte hij, als jullie me kunnen horen, wijs me de weg. Toon me wat te doen." Maar er kwam geen antwoord. De sterren zwegen. "Hé, Tijger, riep een vertrouwde stem opeens, ben je nog wakker? Ik kon ook niet zo goed slapen." Het was Catharina. "Waarom zit je hier, zo alleen? Voel je je eenzaam? Dat hoeft niet hoor, dat weet je toch? Och, kijk nou toch, je mooie vacht is helemaal nat geworden in de mist. Kom, je mag wel bij mij onder de deken slapen. Dat is een stuk warmer." Even voelde Tijger een steek van geluk tot zich doordringen. Hij kwam terug bij Catharina en dit keer viel hij bijna meteen in slaap, net als zij.
De volgende ochtend werd Catharina al vroeg wakker. Tijger probeerde zo voorzichtig mogelijk de slaapzak uit te kruipen, toch merkte ze het. "Geeft niet, Tijger, ik was toch al van plan om vandaag eens flink door te stappen. Eens zien hoe het met onze nieuwe vriend gaat." Ze pakte de pokeball van Seel en haalde hem eruit. "Seel seel!" riep hij vrolijk. Zijn vachtje glansde in het warme licht van de opkomende zon mooi wit. "Lekker geslapen, Seabert? Ik zie dat je je ondertussen een stuk beter voelt. Hier, ik zal wat water in een bakje doen." Gulzig dronk hij het op, terwijl Catharina al bezig was Tijger iets te eten te geven. "Het is maar goed dat ik in het pokemoncentre nog wat eten heb gejat, anders zouden we nu flink honger hebben." Toen begon ze ook zelf aan een broodje kaas. Na het ontbijt liet Catharina Tijger en Seabert nog een beetje met elkaar spelen. Ze vond het belangrijk, dat haar pokemon het ook onderling goed met elkaar konden vinden. Bovendien moest ze toch nog een goede route vinden om langs de bergen te komen. In de voormiddag riep Catharina Seabert terug in zijn pokeball. "Ik wil voor de veiligheid toch nog even voorzichtig met je doen, we mogen niks forceren." De Seel was inderdaad al gauw moe geworden en vond het fijn even uit te rusten. Met Tijger aan haar zijde liep Catharina verder langs de vulkaan. Het was al laat op de middag, toen het Tijger opviel dat het pad steeds steiler omhoog liep. "Growlithe, grow!" "Ja, je hebt gelijk, het wordt inderdaad steeds steiler, stemde Catharina in, en het zal nog wel veel zwaarder worden. Weldra zullen we van route 2 afwijken en dan begint de echte klimtocht pas werkelijk. Ik hoop nog steeds dat er een mogelijkheid is door de vulkaan te gaan en niet eroverheen."
In de kilometers die volgden, veranderde het complete landschap. Toen Catharina en Tijger van de route afgingen, werd het landschap alleen maar rotsachtiger. Al gauw groeide er zo goed als niks meer om hen heen, op een paar droge struikjes na. Onderweg kwamen ze nog wat Nidoran en een paar andere steenpokemon zoals Geodude en Onix tegen. Catharina vond het onnodig om wilde pokemon zomaar aan te vallen en pijn te doen, en Tijger kon haar geen ongelijk geven. Hij had er nooit echt over nagedacht, maar in principe sloeg het nergens op dat vreemde mensen zomaar de bospokemon uit hun natuurlijke evenwicht verstoorden. 'Ze is zo anders, dacht hij in zichzelf, anders dan ieder die ik ooit gekend heb. Ze verdiend het niet zo te lijden. Het is zo gemeen dat ik haar niet kan helpen, zo gemeen.' Plotseling onderbrak het gejuich van een vrolijke Catharina zijn gedachten. "Kijk Tijger, daar! Een ingang! We kunnen de vulkaan door! Kom, dan gaan we naar binnen." Eigenlijk wilde Catharina als eerste de grot in, maar Tijger stond dit niet toe en duwde haar naar de zijkant. 'Sorry, dacht hij, maar je zou hier best wel eens gevaar kunnen lopen. Ik wil niet dat jou iets overkomt, daarom ga ik voor." Hoewel hij niks gezegd heeft, begreep Catharina onmiddellijk zijn bedoeling. "Je bent toch zo'n schatje" fluisterde ze. In de vulkaan was het niet erg knus: De grond voelde modderig aan en er klonken overal echo's van vreemde geluiden die Catharina en Tijger niet konden thuisbrengen. Bovendien kwam er een onaangename muffige warme lucht uit de gangen. "Het is behoorlijk donker hier, constateerde Catharina, ik pak onze zaklamp even. Na wat gefrutsel in het donker vond ze het knopje en knipte de lamp aan. Onmiddellijk vlogen er allemaal verwarde Zubat over hen heen. "Aaah, schrok Catharina, ik geloof dat ik het licht beter met een stukje papier afdek. Dan komt er wel wat minder licht door, maar die Zubat raken dan in ieder geval niet zo van streek."
