Deidi is een braafje.

Disclaimer: en pokemon is niet van mij...ook niet van Deidi. :(

Aflevering 10: Het bonzen van de aarde

Het duo liep verder door de ondergrondse tunnel in de vulkaan. "Ik hoop dat we hier gauw doorheen zijn, zei Catharina, ik wil nog voor het donker weer buiten zijn. Hadden we maar een kaart van deze tunnel, dan zouden we weten hoe ver het nog is. Maar volgens mij kent niemand deze weg." Tijger knikte. Hoe verder ze de tunnel doorliepen, hoe minder licht er nog van de ingang afkwam. Ze waren al gauw volledig afhankelijk van het kleine beetje licht dat de met papier afgedekte zaklamp hen bood. "Grow, grow." riep tijger ineens. "W..wat is er, stotterde Catharina, ik, ik kan niets onderscheiden. Het is te donker. "Growlithe grow" "Wat zeg je? Splitst de tunnel zich hier? In VIER gangen!" Catharina schrok. 'Stom, bedacht ze zich, ik had er rekening mee moeten houden dat er niet alleen 1 weg is door deze tunnels. Ik vrees dat deze vulkaan een heel doolhof zou kunnen zijn van ondergrondse gangen.'

"Wat vind jij Tijger, vroeg ze, heb jij misschien enig idee welk van de vier de goede is? Of denk je dat het beter is om terug te gaan nu het nog kan?" Tijger zette zijn oren op scherp, zonder antwoord te geven. "Wat is er, Tijger?" Toen hoorde ook Catharina het. "Gol, gol, gol." Ze verstijfde van de schrik. Het geluid kwam steeds dichterbij. "Gol, gol, gol." Of Catharina wilde of niet, ze kon zich niet meer bewegen. Alles leek in slowmotion te gaan. Het voelde net als in een droom, waar je als je wegrennen wilt, je alleen maar heel traag kunt verplaatsen. Tijger vond wel de kracht zich om te draaien. "Growlithe! Lithe!" schreeuwde hij angstig. Zo snel hij kon sleurde hij Catharina mee, een van de vier gangen door. Weg van dat afschuwelijke beest. "Au, Tijgertje, schreeuwde Catharina paniekerig, ik kan zelf ook rennen!" De Growlithe liet haar los en samen renden ze verder de gangen door. Onderweg kwamen ze langs talloze splitsingen en bochten, maar niets kon hen stoppen. Ongecoördineerd gingen ze verder, half struikelend, half rennend. Dat ze onderweg haar zaklamp had laten vallen, merkte Catharina niet eens. Toen ze uiteindelijk al lang niks meer van het monster of enig ander beest dat erop leek had gehoord, stopte Catharina. "Tijger, riep ze verschrikt, waar ben je Tijgertje? Tijgertje?" Een paar tellen later kwam uit een van de gangen iets zachts aanhuppelen. Het was Tijger! "Oooh, zuchtte Catharina opgelucht, even dacht ik dat ik je verloren was in dit labyrint. Waar is de zaklamp eigenlijk, ik kan niks zien. Oh, nee! Ik ben hem kwijt, wat moeten we nou?" Tijger had de oplossing. Hij trok een oude, half verrotte boomwortel uit een van de wanden van de gang. Toen blies hij met zijn vlammenwerper eroverheen. "Goedzo Tijger, juichte Catharina, een fakkel!" Ze raapte de boomwortel, die nu als fakkel fungeerde en keek de gang door. "Maar onze problemen zijn nog lang niet over. Weet jij nog waar we zijn? Ik ben bang dat ik onder het rennen vergeten ben op te letten welke tunnels we namen." Zoekend keek nu ook Tijger de gang door, om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat ook hij geen flauw idee had waar ze zich bevonden. "Growowowowow" jammerde hij. "Laten we deze kant opgaan, stelde Catharina voor, of hoor jij dat monster daar nog ergens?" Tijger probeerde enig signaal op te vangen van het beest, maar zover hij horen kon was het niet in de buurt. Sterker nog, hij hoorde niet alleen geen monster meer, maar helemaal geen pokemon. Geen Paras, geen Zubat, geen enkel teken van leven. De enige levende wezens hier waren hij, Catharina en Seabert, die nog steeds lekker lag te dutten in zijn pokeball. Heel even voelde Tijger een opwelling van jaloezie in zich opkomen, maar die verdween meteen weer toen hij zich bedacht dat hij zo Catharina beter kon beschermen. Bovendien voelde ze zich veilig bij hem, dat was hem veel meer waard.

Plotseling voelde hij de grond. De grond...trilde. Of liever gezegd: klopte. Even vroeg Tijger zich af of het niet zijn eigen hart opmerkte, maar het was wel degelijk de tunnel. "Voel jij het ook? vroeg Catharina, de grond...de tunnels...ze bonzen, heel zacht. Tijger, wat is dat toch?" "Grow grow" antwoordde Tijger, hij had geen flauw idee. "Geeft niet, maar ik ben hier niet op mijn gemak. We moeten echt zo snel mogelijk weg hier." Dit keer liep de Growlithe naast Catharina, zo kon hij beter op haar letten. Hoe verder ze liepen, hoe heter het begon te worden. Catharina begon zich langzamerhand echt zorgen te maken. "Zeg Tijger, denk je dat we er fout aan hebben gedaan door de vulkaan te gaan? Ik begin namelijk het idee te krijgen dat hij nog actief is. Bovendien...dat bonzen...het is heel zeker geen pokemon...Maar wat dan wel?" De tunnels werden ook veel vochtiger en dat vreselijke bonzen van de grond werd harder. Je kon het nog steeds niet horen, maar wel voelen. Elke keer dat hun voeten de grond raakten voelden ze het opnieuw. Bons, bons, bons, bons, het voelde diep, diep en gelijkmatig. Maar het ergste was niet het bonzen, of de steeds warmer wordende gangen. Het ergste was dat ze geen enkel teken van leven tegenkwamen. "Ik krijg niet het idee dat we dichter bij de uitgang komen Tijger, begon Catharina, misschien hadden we toch de andere kant opgemoeten. Maar we kunnen onmogelijk terug gaan. Ik zou de weg toch niet weten." Tijger en Catharina bleven verder gaan, die tunnel moest ze toch ergens heenvoeren. Maar bij elke stap werd het warmer, vochtiger en killer. Of het nog middag, avond of al nacht was konden ze allebei allang niet meer inschatten. In het begin praatten ze nog met elkaar, maar toen het langer en langer duurde vergaten ze alles om zich heen. Hun passen gingen gelijk met het bonzen, dat nu al heel licht hoorbaar werd. Allebei waren ze diep in hun eigen wereld verzonken. De Growlithe dacht aan vroeger, toen hij nog een puppy was. Over hoe zijn moeder op een dag niet meer terug kwam en zijn broertjes en zusjes wegliepen. Over dat hij gezworen had de mensen eeuwig te haten en ze eens voor hun daden terug te pakken. Catharina had heel andere gedachten. Wie was zij? Waar kwam ze vandaan? Waarom kende niemand haar? Het scheen allemaal geen zin te maken.