Hoofdstuk 8
Dat was de druppel. Petunia belde Herman op en vroeg of ze bij hem mocht blijven slapen. Ze pakte haar spullen, legde een briefje op haar bureau en liep op haar tenen de deur uit. Ze merkte echter niet dat er iemand achter haar aanliep. Het was Lily.
'Boeh!', riep ze.
'Wat – wat moet je nou weer?', vroeg Petunia.
'Wat ga je doen?', vroeg Lily.
'Ik ga weg. Weg van mam, weg van mijn veel te kleine kamer en weg van, nou ja, jou', zei Petunia.
'Wat leuk. Ik ga namelijk ook weg van mam, van mijn veel te kleine kamer en, nou ja, jou', zei Lily.
'Waar wil je heen gaan dan? Ken je toevallig iemand in deze buurt?', vroeg Petunia.
'Ik ben in deze buurt opgegroeid en ik had nogal veel vriendinnen op school, dus ja, ik ken toevallig iemand in deze buurt. Maar dat doet er niet toe. Ik ga naar tante Arabella', zei Lily.
'Haha. Dat gekke mens? Je vind haar leuk. Wat een lol!', lachte Petunia.
'Ze is niet gek! Zij begrijpt mij tenminste!', zei Lily boos.
'Jaja. Nou, ik moet deze kant op. Vaarwel, mijn allerliefste zusje!', zei Petunia.
'Stom kind', dacht Petunia nog. 'Als je met tante Arabella omgaat, dan ben je gelijk besmet. Dat stomme mens met haar vieze katten'. Petunia huiverde alleen al bij de gedachte.
Ze sloeg linksaf en belde even later aan bij Herman.
'Hey Petuuntje!', zei hij. 'Wat leuk dat je even langs wilde komen!'
'Even? Ik zou altijd wel hier kunnen blijven!', zei Petunia. 'Ik word gek van dat Lilykind. Vreselijk irritant!'
'Kan ik me voorstellen… ik vind er ook een beetje vreemd', zei Herman.
'Een beetje vreemd is zacht uitgedrukt', zei Petunia vermoeid.
'Nou ja. Kom maar binnen', zei Herman.
Petunia bleef vijf dagen logeren bij Herman. Ze had het reuze naar haar zin en had al twee dagen niet aan Lily gedacht, een echt record. De zesde dag bij Herman, stond haar moeder ineens voor de deur. En ze was niet zo blij, ze was razend. Ze trok Petunia zowat aan haar haren mee naar huis.
