Bij Eduson:

'Ik heb hier de formulieren, heer', zei Eduson zacht terwijl hij Voldemort een pakketje overhandigde.

'Mooi. De vampiers geloofden me meteen, de dwazen. Juffrouw Muller gaat een groot gevaar voor ons vormen… We moeten haar uit zien te schakelen voordat ze elkaar tegen komen', zei Voldemort.

'Ze zijn onvindbaar, heer. De Dooddoeners zoeken al heel lang in het woud', zei Eduson.

'Ze schieten mij gewoon tekort. Ik ga zelf wel op onderzoek uit…'

'Ik kan haar vinden, heer', zei Eduson.

'Je krijgt twee dagen. Daarna verlies ik mijn geduld. Meld het als je haar vind', zei Voldemort.

'Goed, heer', zei Eduson.

Trillend liep hij de kamer uit. Die man bezorgde hem de zenuwen, ook al wist hij dat hij een te onmisbare dooddoener was om gestraft te worden.

'En?', vroeg Fransisco. Hij had op de gang staan wachten.

'Pak je spullen, wij gaan mevrouw Lara Muller eens verrassen', zei Eduson wrang.

'Gezellig. Waarom is zij van groot belang voor onze heer?', vroeg Fransisco terwijl ze samen de gang uitliepen.

'Zij is het knooppunt tussen vampiers en tovenaars. Door haar zouden alle plannen van de heer wel eens in duigen kunnen vallen. Hij heeft de vampiers nodig', zei Eduson.

'Wat gaan we met Lara doen? Ik mag haar niet zo, ze heeft nog wat van me tegoed', zei Fransisco. 'Ik had gelukkig kunnen zijn, gezin, werk, geld. Maar zij ontnam mij alles!'

'Ja, jij had van mij af willen zijn bedoel je!', riep Eduson uit. 'Ik ken jou wel onderhand'.

Hij grinnikte terwijl ze de grote poort opende die het kasteel onzichtbaar maakte. Alleen als je de precieze plaats van die poort wist verscheen hij. En dan moest je nog de cijfercombinatie van het slot weten.

'Gaat dit lang duren? We hoeven toch niet weer in grotten te slapen hè? Ik heb nog steeds last van mijn rug', zei Fransisco klagerig.

'Jij aansteller. Twee dagen kregen we, en daarna gaat de heer haar zelf vangen. Maar ik weet zeker dat we haar vinden… zij en die stomme Schouwertjes… pff. Mij zomaar in de gevangenis stoppen. Als ik haar vind, hak ik haar in mootjes!'

'Is het niet verstandiger om haar mee te nemen voor de heer? Hij kan haar goed gebruiken en misschien krijgen we nog een beloning', zei Fransisco.

'We zullen zien of ik mezelf zou kunnen beheersen', zei Eduson grijnzend.

Lara:

We liepen weer verder en toen de avond viel waren we op de plek die op het blaadje van Vancha beschreven stond. We zagen niks, maar volgens het blaadje zou er een poort verschijnen als je wist dat er een poort was. Die verscheen ook, na vijf seconden tussen de bomen doorgekeken te hebben.

We liepen er voorzichtig op af. Het was een grote ijzeren poort, maar je zag niks door de spijlen. Het leek wel alsof er niks bestond, achter de poort.

'1, 4, 6, 3, 7, 3, 6, 5, 3', mompelde Frits terwijl hij de cijfercombinatie op het slot goed draaide.

De poort ging krakend open toen hij het laatste cijfer omdraaide. Nu zag je wel wat er achter zat. Het was ontzagwekkend. Een grote grijze berg, met bovenop de top een gigantisch kasteel met vele torens. We staarden er allemaal naar tot dat Frits het sein gaf om door te lopen.

We beklommen de berg en waren weer sprakeloos toen we boven kwamen.

Lava. Kokend hete lava spatte omhoog. Nu we eenmaal dichterbij waren zag je dat het kasteel op een rots in een vulkaan stond. En die vulkaan zag eruit alsof hij elk moment uit kon barsten.

Een gammele brug leidde naar het kasteel toe. Julia testte de brug en melde ons dat hij stevig genoeg was om over te lopen. Voorzichtig, stap voor stap liepen we over het bruggetje. Af en toe verdween er een rotte plank de lava in als we erop stonden, maar we wisten ons met veel moeite naar de overkant te brengen.

'Zo. Daar zijn we dan. We moeten een plan opstellen, we kunnen ons verspreiden en we houden contact met talkofoons', zei Julia.

'Kenneth, Lara, Karlijn. Jullie gaan met mij mee', zei Frits.

'En de rest volgt mij', zei Julia.

We knikten kort en opende de deuren van het kasteel. Deze kraakte tot mijn verbazing niet; ze zagen er behoorlijk oud uit.

We kwamen uit in een gang. Hij zou er vroeger mooi uitgezien hebben, maar hij was oud en er was in elke hoek wel een spinnenweb te vinden. Dit leek op een doorsnee spookhuis. Wat verwacht je anders, het kasteel van Voldemort…

Ons groepje ging links en de andere gingen rechts. Frits liep voorop met toverstok in de aanslag.

'Zou Voldemort al doorhebben dat we hier zijn?', vroeg Karlijn.

'Vast wel. We moeten voorzichtig zijn, er kunnen elk moment Dooddoeners tevoorschijn springen', antwoordde Frits.

We liepen een tijdje, onderzochten kamers, maar we vonden niks. We daalden een paar trappen af, in de hoop kerkers tegen te komen. Daar zouden vast gevangene zitten, of monsters.

'Hoe creëer je een monster?', vroeg ik aan Frits.

'Door bloed te mengen. Zelfs twee heel onschuldige dieren kunnen uitgroeien tot een monster als je hun bloed mengt. Het is niet zo moeilijk, je moet alleen oppassen dat de monsters die je maakt jou zelf niet vernietigen', zei Frits. Hij opende een deur in een donkere gang. Het werd kouder, terwijl we nog steeds in een vulkaan waren.

'En soms stoot het ene bloed het andere af', zei ik, denkend aan mij vorige missie. 'Kan dat ook gevaarlijk zijn?'

'Soms. Er kunnen resten achterblijven die zich verweren tegen het echte bloed. Als je het bloed van een kat en een hond mengt, krijg je bijvoorbeeld. In het begin lijkt het alsof het kattenbloed het hondenbloed afstoot maar er blijft een restje over. Dat kan soms flink tot problemen lijden…'

Ik slikte. 'Geld dat ook voor vampiersbloed en heksenbloed?', vroeg ik.

'Oja, jouw bloed is ook een mengeling, ja', zei Frits.

'Niet meer toch? Het vampiersbloed in mijn aderen is toch volledig verdwenen?'

'Dat hoeft niet. Als het erg veel vampiersbloed was, heb je kans dat het ooit nog problemen veroorzaakt. Maar dat gaat over jaren, ik zou je er niet al te druk om maken', zei Frits. 'Maak je eerder druk om… dit…'

Ik keek op en snakte naar adem.

'Wat in godsnaam…', zei ik geschokt.

'Mijn hemel', zei Frits.

'Wel heb je ooit', zei Kenneth. Hij zei het op een erg vrolijke manier dus ik keek hem aan en hief een wenkbrauw.

'Cool toch?', vroeg hij verward. Hij deed een stap naar voren en keek gefascineerd om zich heen.

'Cool? Dit is vreselijk!', zei ik. We waren uitgekomen in een lange gang, die net zo donker was als de gang waar we nu in stonden. Aan weerzijden van de gang waren stevige hekken in de muren gemaakt, als een soort gevangenissen. Het was maar goed dat die hekken er waren, want geen idee wat de wezens zouden kunnen aanrichten als ze vrij rond zouden lopen.

Het waren halfwezens. Ik zag een hondenkop met het lijf van een hert, een geitenkop met het lichaam van een leeuw. Maar ik zag ook een mensenlichaam met een wolf als kop.

'O, kijk nou, wat een lief hondje!', zei Kenneth verrukt. Hij liep de hert-hond toe en krabde hem onder zijn kin.

'Kennet!', waarschuwde Frits. 'De beesten zijn misschien krankzinnig door de kruisingen van het bloed. Ze kunnen gevaarlijk zijn.'

'Ben je gek? Wat kan zo'n lief hondje nou doen?', zei Kenneth. Hij begon het beestje achter zijn oren te krabben. 'Kijk eens hoe-AARGH!'

'Frits had je gewaarschuwd, Kenneth', zei ik verveeld toen de hond naar Kenneth uithaalde.

'Rotbeest!', riep Kenneth boos.

'Man, doe normaal en beheers je', zei ik tegen hem.

Kenneth staarde me geniepig aan en ik wist zeker dat hij nooit meer met mij zou flirten. Ik glimlachte naar hem en Frits stapte met zijn toverstok in de aanslag verder de gang binnen.

'Ik vraag me af wat hij met deze wezens wil bereiken… echt levensgevaarlijk zijn ze niet', zei hij.

'Misschien is hij nog aan het experimenteren, dat hij pas echte monsters gaat maken als hij weet hoe het moet', zei Karlijn.

'Daarvoor zijn het er te veel, Karlijn. Hij zou nooit zoveel testexemplaren maken, hij heeft wel iets beters te doen.

'Ik snap nog steeds niet wat hij hiermee wilt bereiken', zei Kenneth.

'Ja en ik snap nog steeds niet waarom hij het zo leuk vind om mensen uit te moorden. Kan iemand mijn uitleggen wat daar leuk aan is?', zei ik.

'Sorry hoor. Ik wilde je niet boos maken!', zei Kenneth.

Ik keek hem aan. 'Maar ik ben niet boos, Kenneth. Ik ben zo blij als het maar zijn kan…'

Frits was aan het einde van de gang gekomen, terwijl wij hem dekte. Hij opende weer een deur en langzaam liepen we de kamer binnen. Het was een ronde kamer, vol laboratoriumspullen.

'Ik hoef jullie niet uit te leggen wat hij hier doet', zei Frits. 'Kijk, bloedmonsters'.

Ik liep naar een tafel, helemaal achterin het lab en bladerde in een aantekeningenblok. Er stonden vreemde tekeningen in, over halfmensen en halfdieren. Ingewikkelde formules deden me stoppen met bladeren, ik zou er nog gek van worden.

Een boek trok mijn aandacht. Er stond geen titel op, maar het zag er zo uitnodigend uit dat ik het niet kon laten het open te maken. Ik was heus wel gewaarschuwd over de gevaren die boeken met zich mee konden dragen, maar dit kon toch geen kwaad?