Het boek zelf was niet echt gevaarlijk, het was de inhoud die me echt deed schokken. Draken, Voldemort fokte draken. En dat was nog niet het ergste. Het boek liet tekeningen zien van draken, gekruist met reuzen. Ik liet het boek zien aan Frits en bekeek het aandachtig.

'We hebben een groot probleem als hij zijn experimenten gaat gebruiken', zei hij zuchtend.

'Ik vraag me af waar hij nu is', zei Karlijn.

'Dat vragen we ons allemaal af. Ik heb het vermoeden dat hij niet hier is, hij had ons al lang doorgehad', zei Frits.

'Nemen we zijn aantekeningen mee?', vroeg ik.

'Dat heeft hij door. Verder stonden er niet erg veel belangrijke dingen in', zei Frits. 'Ik denk dat we de rest wel weer op kunnen zoeken, om te vragen wat zij hebben gevonden'.

Ik knikte en we liepen dezelfde weg terug als de heenweg. Ik kreeg wel medelijden met de dieren. Zij hadden er niet om gevraagd zo gekruist te worden. Mijn verstand won het van mijn menselijkheid en ik wist zeker dat als we ze los zouden later er nog meer dieren en mensen zouden lijden.

Ik volgde Frits op de voet en bleef op mijn hoede. Ik vond het erg vreemd dat we nog niemand waren tegengekomen.

We waren bij de ingang van het kasteel aangekomen en Frits riep de rest op met zijn talkofoon. Na vijf minuten wachten kwamen ze aangelopen. Julia vertelde aan Frits dat zij niks bijzonders waren tegengekomen. Alleen hadden ze bewijs gevonden dat twee ambtenaars van het ministerie eigelijk dooddoeners waren.

'Ik wist dat ze niet te vertrouwen waren', zei Frits. 'Ik wist het…'

'Met dit bewijs kunnen we ze oppakken, gelukkig', zei Julia. Ze had een hekel aan bedreigers.

Frits en Julia opende de deur en wij volgden hen. Mijn gedachte maalden. Zou hij de reus-draken al gecreëerd hebben? Wat zou Voldemort precies willen met die afschuwelijke wezens?

Mijn vraag werd snel beantwoord.

Toen we de brug over waren gelopen, we bleven plots staan. Verstijfd van angst. De twee draken die dertig meter verder voor ons opdoemde staarde ons aan, met reusachtige ogen. Hun hoofden leken op die van een reus, maar dan geschubd. Hun vleugels hadden als uiteinde handen van een reus. Ze waren net als een reus 8 meter hoog. Ze waren groot, te groot om te verlammen met z'n achten. Geen van ons had ook maar enig idee wat we hiermee aanmoesten. Een van de reus-draken snoof en ik schrok me een ongeluk. Hij kneep zijn ogen samen en stapte naar ons toe. We deinsden achteruit met onze toverstokken in de aanslag.

'Paralitis!', probeerde we tegelijk. Het hielp niks. De reus-draak gromde oorverdovend en stapte nu sneller op ons af. Hij stond nu op tien meter afstand.

'Impedimenta!', riep Frits. Ook die spreuk kaatste van de reus-draak af. 'Petrificus Totalus! Paralitis!' Maar geen van de spreuken werkte. Frits bleef spreuken proberen ik viste in mijn geheugen naar een spreuk die misschien zou helpen.

'Densaugeo!', riep Frits.

'Doe normaal!', riep Julia terwijl ze naar Frits toesprong en zijn toverstok pakte. 'Alsof we nog grotere tanden willen die ons aan stukken rijten!'

'Het werkt toch niet!', riep Frits terug. Gelukkig had hij gelijk.

Hij bleef spreuken proberen. De reus-draak gromde weer naar ons en er kwam stoom uit zijn neusgaten. Ik vreesde het ergste…

'Rictusempra!', riep Frits. De draak viel om en maakte vreemde geluiden, dat wel een beetje op lachen leek. De spreuk werkte! Frits merkte dat ook en sprak de spreuk weer uit, nu op de andere draak.

'Rennen!', riep Julia. We renden met een grote boog om de reus-draken heen voordat de spreuk uitgewerkt zou raken.

Ik kreeg steken in mijn zij, maar ik bleef volhouden. Ons leven hing ervan af. We bleven rennen, totdat we aan het hek kwamen. Het ging van binnen gelukkig sneller open.

Toen Kenneth en ik als laatste het hek dicht gooide, zakte we hijgend op de grond.

'Wij hebben een serieus probleem', zei Julia.

Ik stond op en veegde mijn hoofd af.

'We moet- moeten het ministerie waarschuwen', zei ik nog steeds hijgend.

'Dat ga ik ook meteen doen', zei Frits en hij pakte zijn talkofoon uit zijn broekzak.

'Waar is Karlijn?', vroeg ik plots toen ik om me heen had gekeken.

De rest keek ook, maar Karlijn stond nergens.

Ik wilde door de spijlen van de poort heenkijken, maar ik besefte dat je daar niks door kon zien.

'We moeten terug om te kijken of ze nog binnen is', zei ik.

'Hier is de cijfercode', zei Frits en hij gaf mij een briefje met getallen. Ik draaide zo snel mogelijk de getallen en duwde samen met Joy de poort open.

'Karlijn?', riep ik zo voorzichtig mogelijk. Wie weet wat voor wezens hier nog meer zaten. Verder op ving ik een glimp op van de draken maar ze waren te ver weg om ons iets aan te doen. Joy en ik keken om ons heen. De rest bleef buiten de poort.

'Ik zie haar nergens', zei ik. Ik hoopte met heel mijn hart dat er niks met haar gebeurt was.

'Karlijn?', riep Joy nog een keer.

We liepen verder van de poort af en keken zoekend om ons heen.

'Waar in godsnaam zit ze?', zei ik. 'Er zal toch niks gebeurt zijn?'

'Natuurlijk niet, ze is gewoon-'

Joy stopte. Ik keek haar aan en haar mond stond open. Ze stond nog verstijfder dan bij de reus-draken. Toen begon ze te gillen. Een gil die ik mijn leven lang niet meer zou vergeten. Ik keek in de richting waarin zij keek en ik begreep waarom ze gilde. Karlijn lag op de grond. Ik rende naar haar toe en voelde aan haar pols. Het was te laat. Karlijn was dood. Ik begreep niet wat er was gebeurt, ze leek geen verwondingen te hebben. Ik moest moeite doen om mijn tranen in te houden en sprak een spreuk uit die het lichaam van Karlijn optilde. Ik tilde haar terug door de poort. De rest staarde sprakeloos en ongelovig naar het lichaam van Karlijn. Ik legde Karlijn voorzichtig neer, sloot de poort en liep een eindje weg van de groep. Ik zakte tegen een boom aan naar beneden en begon te huilen. Hoe had dit kunnen gebeuren? Waarom Karlijn, wat had ze misdaan? Ik bleef daar zitten. Ik had geen idee hoe laat het was en wat er verderop gebeurde. De avond viel en ik besloot terug te gaan naar de rest.

Ze zaten op een groepje stenen te rusten terwijl Frits door zijn talkofoon praatte. Ik bestudeerde mijn nagels en trok mijn kraag omhoog. Ik merkte nu pas hoe koud het was, omdat we stil zaten. Na die warme vulkaan was dit een groot verschil. Ik keek expres niet naar Karlijn. Ik wilde niet weer huilen. Joy sloeg haar armen troostend om me heen.

Mijn blik gleed naar Frits. Mijn ogen waren nog wazig van de tranen. Hij stond een paar meter verder en zo te horen had hij had het verhaal verteld aan de andere persoon met een talkofoon, maar nu luisterde hij al bijna vijf minuten naar de talkofoon. Hij zei alleen 'ja' of 'nee' en voor de rest luisterde hij alleen maar.

Toen hij keihard 'dat meen je niet riep' keken alle schouwers op. Hij begon te grijnzen en ik begon nieuwsgierig te worden wat er allemaal aan de hand was.

Toen hij de talkofoon had uitgeschakeld, liep hij naar ons toe, breed grijnzend.

'We mogen naar huis. Voldemort is verslagen!'

Einde van dit deel!