De Shaduw van de Duisternis
Boek 1 - Drakenbloed
Voor de verlichting
van mijn geest, die vol
zit met nog meer
zieke fantasieën
Een avontuur van een jongen die meer
is dan hij denkt en die terecht komt in
een leven waar niets is wat het lijkt.
De eeuwige strijd tussen kwaad en goed.
Proloog
Het was een heldere nacht, het maanlicht verlichte de open plek in het midden van het Egeldar Woud. Of toch niet? Er lag iets op de grond, iets dat zo zwart was dat je het zou aanzien voor een bodemloos gat.
Het leek te bewegen. Het was een Schaduw, een afgrijselijk medogeloos monster. De Schaduw stond op en er klonken metaalachtige geluiden. Dit was niet zo maar een Schaduw, deze had een harnas dat zwarter was dan de Schaduw zelf, nog zwarter dan de Duisternis.
Het harnas had over het hele lichaam scherpe stekels, de een nog langer dan de ander. Om de hals hing een zilveren ketting met daaraan een hanger die het meest weghad van een halve cirkel met een paar uitsteksels.
Met zware stappen beende het monster naar de rand van het bos. Zich afvragend wat hoe hij hier was gekomen en wat hij hier deed.
De Schaduw zijn zowaar mensen. Ze zijn intellegent, lopen op twee benen en gebruiken wapens om hun slachtoffers te maken. Het verschil met de mens is echter makkelijk de achterhalen. Ze stinken, alhoewel veel mensen dat ook doen, hun huid bestaat uit gitzwarte schubben, ze hebben lichtgevende gele ogen en het zijn genadeloze moordenaars.
De Schaduw gromde iets onverstaanbaars en uit de omringende bomen daalde gitzwarte raven neer.
'Vind me de jongen.' gromde hij tegen de raven, die daarna luid krassend wegvlogen.
I
Garion schrok wakker. Het angstzweet stond op zijn voorhoofd.
'Wat een droom…' dacht hij
Hij keek om zich heen en zag dat de zon al ver aan de hemel stond.
'O nee! Ik ben te laat!'
Garion sprong uit bed en begon kleren bijeen te rapen. Met zijn buis half aan stormde hij naar buiten, op weg naar het dorp.
Hij zou vader vandaag helpen in de winkel. Garion was de zoon van de dorpssmid. Hij kwam vaak in de smederij omhet vak te leren, zodat hij later zijn vader kon opvolgen. Maar vandaag zou hij Vader helpen met opruimen.
Hijgend rende Garion het dorp binnen.
'Weer eens te laat?' riep Callahen de bakker met een brede grijns.
Garion keek niet om en riep niets terug, hij kon alleen maar aan Vader denken en hoe boos hij wel niet zou zijn.
Garion bereikte de smederij, die de oostkant van het dorp lag. Hij bleef even buiten uitblazen en stapte angstig naar binnen. Hij deed de deur open, wachtend op een woede aanval van Vader, maar er kwam niets. Voorzichtig stapte Garion verder naar binnen en keek om zich heen. Het vuur was uit en alle gereedschap lag nog op diezelfde plaats als waar ze het gisteren hadden achtergelaten. Garion zocht de smederij af naar Vader, maar vond hem niet.
'Waar zou Vader kunnen zijn?' dacht Garion, 'is dit soms een grap? Dat moest wel.' dacht hij. Vader werd altijd kwaad als Garion weer eens te laat was en hij zou net zolang wachten totdat Garion kwam en dan zou hij hem eens flink vol schelden.
Garion liep naar buiten, zich afvragend waar Vader kon zijn. Hij liep naar bakker Callahen en vroeg hem of hij wist waar Vader was.
'Of ik weet waar je vader is?' lachte hij, 'die zit in de taverne met één of andere vreemdeling uit het Westen.'
Wat moest Vader met iemand uit het Westen dacht Garion.
'Oké, bedankt.' zei hij tegen Callahen en rende naar de taverne om daaropheldering te vragen.
Garion liep de taverne binnen en de barvrouw groette hem nors en hij groette terug. Vader zat in de hoek met een ietwat duister persoon. De persoon had een donker grijze mantel aan en had de kap zo over zijn hoofd getrokken zodat zijn gezicht op een donker zwart gat leek. Hij was een kop groter dan Vader en zeker twee koppen groter dan Garion, wat niet gek was, want alle Westerlingen zijn groter dan de meeste mensen. Dit was zelfs nog maar een klein mannetje vergeleken met andere Westerlingen.
Toen Vader Garion zag hij hem hier te komen. Garion nam plaats naast Vader.
'Ben je daar eindelijk?' zuchtte Vader.
'We wachten al uren.'
'Ik hoor dat je wel vaker te laat bent.' zei de vreemdeling plots.
Garion wist niet wat hij hierop moest antwoorden tegen een man die ten alle kosten zijn gezicht probeerde te verbergen. Garion besloot geen antwoord te geven, maar in plaats daarvan naar zijn handen te kijken die hij op tafel had gelegd. Garion had door het harde werk in de smederij van Vader al aardig wat eelt op zijn handen gekweekt.
'Ik neem dat aan als een ja.' zei de vreemdenling lichtelijk geamuseerd.
Garion kon niet zien of de vreemdeling glimlachte of dat hij serieus was.
'Dit is Aire.' zei Vader
'Hij is hier voor zaken.'
Garion keek naar Aire, hij kon zijn gezicht niet zien, maar hij wist dat Aire ook naar hem keek.
'Aire zal ons vanavond bij het avondmaal vergezellen en vertellen waarom hij hier is.' zei Vader, 'Ga jij nu maar voor straf de winkel opruimen.' voegde hij daar streng aan toe.
Garion stond op met een zucht en strompelde de taverne uit. Buiten rechte hij zijn rug en liep de tegengestelde richting van de smederij uit. Hij had vanmiddag al gezien dat de smederij nog helemaal schoon was.
garion struinde de straten van het dorp af en zijn oog viel op de naaiwinkel. Door het raam van de winkel zag hij Kathlena staan. Een beeldschoon meisje met donkere krullen. Garion wist dat het niets zou worden tussen hen, Kathlena's moeder moest niets hebben van Garion en zijn vader.
Kathelena zag Garion staan en glimlachte naar hem. Garion zwaaide, maar toen hij haar moeder zag staan die hem met een vuile blik aankeek stopte hij zijn hand snel weg en liep verder.
Het was al laat aan het worden en Garion liep richting huis. Hij keek naar de nu nog blauwe hemel en zag een groep gitzwarte, luidkrassende raven voorbij vliegen.
Garion kwam aan bij het huisje waar hij en Vader woonde. Het was een klein houten huisje met een grote schoorsteen aan de achterkant. Naast het huis stond een voorraadschuur met dezelfde grootte als het huis zelf. Vader sloeg hier ook spullen van de smederij op. Het huis was een heuvel buiten het dorp gebouwd. Dit was omdat de mensen uit het dorp niets moesten hebben van Garion en Vader, behalve als ze iets nodig hadden. Alleen Callahen en Kathlena waren altijd aardig tegen Garion.
Misschien kwam het wel omdat hij en Vader maar met z'n tweeën waren. Maar hij kon er toch niets aan doen dat moeder bij zijn geboorte was gestorven?
Er kwam rook uit de schoorsteen achter het huis. Dat betekende dat Vader en Aire er al moesten zijn. Garion stapte naar binnen. Hij zag alleen Aire in de kamer staan. Van binnen bestond het huis uit een woonkamer met daarin opgenomen een kleine keuken en twee kamers. In de ene kamer sliep Garion en in de andere sliep Vader.
'Je vader moest nog wat dingen regelen.' zei Aire.
'Wil je een kop thee?'
Aire haalde de fluitende ketel van het vuur en schonk de thee in koppen. Hij strekte zijn arm met een kop thee uit naar Garion. Die vond Aire wel overdreven aardig voor iemand die ten alle kosten zijn gezicht probeerde te verbergen.
'Nee dank je.' Zei Garion en hij schudde zijn hoofd. Aire haalde zijn schouders op en zette de kop weg op de tafel. Hij pakte z'n eigen thee en nam een slok. Garion benutte deze kans om een glimp op te kunnen vangen van Aire's gezicht. Het mocht niet baten.
Aire draaide zijn hoofd naar Garion.
'Je vraagt je zeker af waarom ik mijn gezicht onder deze kap probeer te verbergen?'
Garion keek naar hem maar gaf geen antwoord. Aire deed de kap van zijn mantel af en Garion schrok van de verschrikkelijke aanblik. Het met brandwonden bezaaide gezicht flikkerde in het licht van het vuur.
'Zou jij je gezicht niet willen verbergen als je een gezicht had als de mijne?' vroeg Aire droevig. Garion kon niets uitbrengen.
'H-Hoe komt dat?' stamelde hij.
'Ongeluk in de smederij.' antwoorde Aire.
Op dat moment kwam Vader binnen. Aire trok snel zijn kap weer op. Vader had een groot stuk vlees in zijn hand en legde dit op de grote tafel.
'Zo laat het avondmaal beginnen.' zei hij.
Het gezelschap ging aan tafel en begon gulzig te eten. Garion was het gezich van Aire alweer vergeten. Hij had in geen tijd meer zo lekker gegeten.
'Zo Aire, vertel Garion maar eens waarvoor je hier bent.' zei Vader met volle mond. Aire stopte net een stuk vlees in zijn mond en Garion kon een deel van zijn gezicht zien. De eetlust verging Garion onmiddellijk bij de gedachte aan Aire's gezicht.
'Straks eerst eten.' antwoorde Aire, 'praten is slecht voor de spijsvertering.'
Toen iedereen klaar was met eten begon Aire te vertellen.
'Ik heb een voorstel voor je Garion.' begon hij.
Garion luisterde naar wat Aire te vertellen had.
'Ik heb gehoord dat je vader en jij een goed smidsteam zijn.'
'Ik wilde je een baan aanbieden in mijn smederij in het Westen.'
Garion keek verbaasd naar Vader die gretig ja zat te knikken. Hij kon niet begrijpen waarom iemand helemaal vanuit het Westen naar dit afgelegen dorp was gekomen om hem een baan aan te bieden.
'Waarom kom je daarvoor helemaal hierheen?' vroeg Garion aan Aire.
'Ik hoor goede verhalen over je werk in de smederij en ik hoopte dat met jou komst ik mijn smederij er weer bovenop kon helpen.' antwoorde Aire.
'Ik weet niet of…'
'Natuurlijk weet je het wel!' bracht Vader in, 'jij gaat morgen met Aire mee terug naar het Westen om daar in zijn smederij te werken.'
Garion keek verbaasd naar Vader. Hoe kan Vader zo'n belangrijke beslissing voor hem maken? Voor hij wat kon inbrengen zei Aire,
'zo dat is dus geregeld? Dan zou ik nu maar gaan slapen als ik jou was, we hebben morgen een lange dag voor de boeg.'
Garion stond op van tafel en liep naar zijn kamer. Nog steeds onder de indruk kleedde hij zich uit en ging in bed liggen. Garion lag nog een poos te piekeren of hij wel mee zou gaan, maar viel uiteindelijk in slaap met het geluid van krassende raven in de verte.
II