V

De lucht was helder blauw, de zon scheen fel en het luchtruim was bezet door tientallen draken. De draken vormden een formatie en daalde neer. Zwarte schubben bedekte de huid van de draken en een persoon gehuld in zwart harnas daalde neer van de voorste draak Een jongen rende over de open vlakte. Gevolgd door de persoon in het zwarte harnas. De jongen struikelde en smakte op de grond. De persoon naderde met zware voetstappen die duidelijk hoorbaar waren.

'Geef me de diamant' zei de persoon.

'Nee nooit!'

Er volgende een lichtflits en een luide knal. De jongen knalde tegen de grond en raakte bewusteloos. De persoon kwam dichterbij en griste de diamant van de hals van de jongen. Hij herenigde de twee delen. Grote donkere wolken verschenen aan de hemel en alles werd zwart….

De ochtend die volgde was koud en nat. Donkere regenwolken verdrongen de heldere blauwe lucht en een koude wind zette op. Garion was zijn spullen al bij elkaar aan het rapen toen hij zich de avond hiervoor herinnerde. De gedachte dat de Schaduw hem had gedood als Aire er niet was geweest maakte hem ziek en toch ook trots dat hij Aire had om hem te beschermen. 'Hehe, alsof je straks nog een zwaard nodig hebt…' galmde door Garion's hoofd. Garion schrok van deze herinnering en hij zakte ineen in het gras.

Aire was ook al vroeg op gestaan deze morgen. Hij was net op weg naar Garion om hem wakker te maken voor een partijtje toen hij Garion in het gras zag liggen met een lijkbleek gezicht. Hij pakte hem bij zijn schouders en zette hem rechtop op zijn voeten. Garion opende zijn ogen en wankelde nog een beetje.

'Wat is er gebeurt?' vroeg Aire. De herinnering van Garion was nog vers en hij vertelde Aire wat er was gebeurt.

'Gisteravond,' begon hij, 'gisteravond nadat u die Schaduw had vermoord, hoorde ik een stem in mijn hoofd….' Aire keek alsof hij wist wat Garion bedoelde en knikte begrijpelijk.

'De stem zei dat ik straks geen zwaard meer nodig had.' vervolgde Garion. Aire leek weer in gedachten verzonken en probeerde de betekenis hiervan te achterhalen.

'Aire!' riep Garion geërgerd.

'Heb je wel geluisterd naar wat ik zei.'

Aire keek verbaasd om zich heen en hij zag dat Garion weer helemaal bij positieven was.

'Ja, ja…' antwoordde hij afwezig.

'We zullen het vertellen aan Avarion.' vervolgde hij. Wie is Avarion dacht Garion, maar hij besloot deze vraag voor zich te houden. De twee vervolgden hun bezigheden en gingen op weg naar Tygo. Onderweg volgde gesprekken over koetjes en kalfjes, maar Garion kon niets loskrijgen over zijn rol. Wat hij ook probeerde.

Tegen het einde van de middag bereikte het tweetal de stadsmuur van Tygo. Tygo was één van de grootste steden van het zuidelijke continent. De muur was compleet gemaakt van marmer en op een heldere zomerdag zou je verblind worden door het weerkaatsende zonlicht. Bij de hoofdingang was het druk verkeer, kooplieden en gildeleden liepen in en uit over de verharde oprijlaan van Tygo.

Aire zei tegen Garion dat hij hem het woord moest laten doen, om te voorkomen dat Garion domme dingen zou zeggen, maar dat zei hij er niet bij.

Bij de stadspoort aangekomen werden ze aan gehouden door twee zwak bewapende soldaten die de opdracht hadden geen verdachte personen binnen te laten. De eerste maakte een stop gebaar naar Aire en deze hield gehoorzaam halt. De soldaat moest omhoog kijken om Aire's hoofd te zien die nog steeds verhuld ging een de grote kap. De soldaat maakte duidelijk dat de kap afmoest en Aire was van plan dit te gehoorzamen. Hij keek even naar Garion die zijn blik afwende. Aire liet zijn kap zakken en de soldaat slaakte een kreet van angst, maar Aire hield snel zijn hand voor de mond van de soldaat om niet te veel aandacht te trekken. Ook de tweede soldaat sloeg zijn hand voor zijn eigen mond en gebaarde dat het tweetal moest doorlopen. Garion schrok nog steeds bij de aanblik van Aire gezicht en vroeg zich af of dit wel echt in de smederij was gebeurd en of Aire eigenlijk wel een smederij had, na het horen van het verhaal over de reuzen.

Eenmaal binnen de stadsmuren deed Aire snel zijn kap weer op en gebaarde naar Garion om mee te komen. Aire stapte met grote passen in de tegenover gestelde richting van de hoofdstraat. Garion had moeite om hem bij te houden en moest bijna rennen om de grote stappen van Aire te volgen. Hoe verder ze zichzelf verwijderde van de stadsmuur en de hoofdstraat, hoe donkerder en duisterder de straten en steegjes werden. Aire hield plotseling halt en zei Garion hier te wachten en zich niet te verplaatsen.

Mooi is dat dacht Garion. Liet Aire hem hier zomaar achter in een achterstandswijk van een stad zo groot dat je er een hele dag over zou doen om van de oost muur naar de west muur te komen. Garion keek rond, maar er viel niets te zien in de verlaten straat. Behalve een duister steegje met een paar dozen en tonnen. Een koude rilling overviel Garion, waardoor zijn nekharen overeind gingen staan. Het leek wel alsof het nog duisterder werd en Garion dacht voetstappen te horen. Paniekerig keek hij om zich heen, maar er was niets. Garion keek nogmaals naar de steeg en zag twee gele ogen die hem aanstaarde. Garion wilde wegrennen, maar zijn benen wilden niet meewerken. De ogen kwamen dichterbij en op datzelfde moment hoorde Garion achter zich een deur opengaan waar Aire naar buiten kwam met een klein buideltje in zijn hand. Garion kon zich nog steeds niet verroeren.

'Wat zit je naar die kat te kijken?' vroeg Aire. Kat! dacht Garion. Bij het zien van Aire schoot de kat er razendsnel van door tussen Aire's benen. Aire zag Garion's gezicht er begreep meteen dat er een misverstand was. Hij lachte uitbundig en gaf een Garion een klap op zijn schouder. Garion raakte uit zijn trance en keek Aire aan.

'Ze zitten niet overal hoor.' zei Aire lachend. Garion vond het niet grappig en hij volgde Aire die alweer zijn weg had vervolgd, nog steeds nagrinnikend.

Na een behoorlijke wandeling door de duistere steegjes hield Aire wederom halt bij een vervallen huisje wat tegen de stadsmuur was gebouwd. Op het uithangbord wat aan het dak hing stond met krullige letters geschreven: Avarion Bibliotheek van de Duisternis voor al uw Mythes en Legendes. Aire stapte naar binnen en bij het opengaan van de deur klonk een bel. Garion volgde hem naar binnen en van achter de toonbank kwam een klein oud mannetje met een enorme bril te voorschijn. In de bibliotheek stonden twee kaarsen die het hele pand verlichtte. De vlammen vormden duistere vormen op de ruggen van de vele boeken. Garion had in zijn hele leven nog nooit zoveel boeken bij elkaar gezien. Op de vele ruggen stonden titels zoals: Hoe bescherm ik mij tegen de kwade krachten, Wat is goed wat is kwaad, Monsters uit de 16e eeuw en Draken en hun duistere kant. Garion liep naar het schap met alle boeken.

'Niet te dichtbij komen!' kraste het mannetje, 'Ze bijten.'

Garion trok zich snel terug en kwam naast Aire staan.

'Aire, jongen, dat is lang geleden.' begon het oude mannetje.

'Ik ben hier om een gunst te vragen, avarion.' zei Aire.

'Dus jullie eten mee?' vroeg Avarion. Nog zonder op antwoord te wachten wuifde hij hen om mee te komen naar een vertrek aan de achterkant van het huisje. In de kamer stond een gammele tafel met twee stoelen, een bed en een klein tafeltje met een oud boek met daarop een brandende kaars.

'Ga zitten, ga zitten.' drong Avarion aan. Aire en Garion wilde gaan zitten…

'Jij niet,' gebaarde hij naar Garion, 'jij bent nog jong.' Garion keek verbaasd naar Aire, die knikte ter bevestiging van Avarion. Avarion ging zelf zitten waar Garion wilde gaan zitten en klapte in zijn handen. Te gelijker tijd verscheen er een bord met gebraden kip op tafel. Garion wist niet wat hij zag en durfde er niets van te pakken.

'Wat, nog nooit iemand magie zien gebruiken?' kraste Avarion.

'N-nee meneer.' stamelde Garion.

'Dat is waarom we hier zijn, Avarion.' zei Aire.

'Dit is Garion.' Garion probeerde Avarion een hand te geven, maar Avarion keek vol verbazing naar hem. Hij stapte van zijn stoel en bood deze nederig aan Garion. Garion ging zitten en keek met een nog grotere verbazing Avarion aan.

'De uitverkorene…' bracht Avarion moeilijk uit.

'Aangenaam kennis te maken.' zei Garion en hij probeerde alsnog een hand te geven. Aire stond op en stelde voor te gaan slapen en morgen verder te praten.

'We hebben een paar lange dagen achter de rug.' zei hij. Avarion knikte en wees hem het bed en klapte daarbij nog een reserve bed uit.

'Welterusten.' zei hij nederig en hij blies de kaars uit.

'Waarom doet hij zo?' vroeg Garion.

'Hij aanbid je.' antwoordde Aire.

'Waarom?' Aire antwoordde niet meer, hij was in slaap gevallen. Of deed in ieder geval alsof.