HOOFDSTUK 2

Mijn Redder

````````````````

Dankzij het kleine gaatje in de muur kan ik nog een beetje frisse lucht krijgen.

Het is hier niet om uit te houden!

Stil blijf ik zitten.

Gregor had het ontdekt. H

ij had ontdekt dat ik de brief had meegenomen.

Nou ja, hij had niet alles ontdekt, hij geloofde immers niet dat de brief echt was en had dus niet kunnen vermoeden dat ik de brief beantwoord heb.

Hij had wel ontdekt dat er papier en een pen verdwenen waren uit de keukenla.

Hij dacht, terecht, dat ik om hulp had geroepen met behulp van de Misty, die nu al bijna een week haar mooie rood en witte lijfje niet meer had laten zien in het huis.

Ten minste, ik denk dat het een week is.

Ik kan zo moeilijk de tel van de dagen bijhouden.

Ik geloof dat hij me echt niet meer uit de kast laat, hij was zo kwaad geweest.

Mijn maag knort.

Ik heb zo'n honger.

Ookal meent Gregor het niet echt dat hij me geen eten geeft, hij komt er wel dicht in de buurt.

De laatste keer dat ik te eten heb gekregen was het een droog stukje stokbrood.

Ik snak om iets warms in mijn maag te hebben.

Iets versterkens.

Ik voel me zo slapjes.

De helft van de tijd slaap ik.

``````````````````````

Gegil op de gang.

Vermoeid open ik mijn ogen.

Wat gebeurd er?

Was ik weer in slaap gevallen?

Alles is mistig.

Ik kan mijn ogen moeilijk open houden en sluit ze weer.

Onbewust val ik weer in slaap

````````````````````````

Ik open mijn ogen.

Het is opeens zo ligt voor mijn ogen dat ik ze snel weer sluit.

De deur is geopend.

Wat is er?

O, Gregor.

Hij komt zeker kijken of ik nog leef.

Ik hoor hem grommen en iets op de grond zetten.

Ik ruik……… ik ruik soep!

Ik open mijn ogen weer en grijp met mijn krachteloze handen naar het kommetje.

De deur sluit zich weer en het is weer donker.

Ik weet het kommetje naar me toe te schuiven en met mijn laatste krachten lukt het me mezelf op te drukken en de soep naar binnen te krijgen.

Het wordt zwart voor mijn ogen.

Nog zwarter dan de duisternis om me heen.

Slap val ik bewusteloos neer.

````````````````````````````

Ik voel iets.

Niet fysiek, maar ik voel een aanwezigheid.

Een zeer krachtige aanwezigheid.

Mijn ogen krijg ik niet meer open.

Ik ben zo moe dat ik me niet kan concentreren op wat het is.

Een deur wordt geopend.

De voordeur?

Een onbekende stem.

De boze stem van Gregor.

God, wat doet mijn hoofd zeer.

Wat gebeurt er.

Ik hoor iemand vallen en vloeken.

Dat is Gregor.

Het is opeens onnatuurlijk stil in de gang.

Gerinkel.

Sleutels?

Ik geloof dat de kastdeur wordt geopend.

Ja, ik zie licht door mijn oogleden en probeer ze toch te openen.

Het lukt me om door een spleetje te zien.

Ik zie zwarte schoenen.

Een lange zwarte cape die op de grond hangt en hoor een onbekende stem vloeken.

De vreemde man – ik hoorde aan zijn stem dat het een man was – bukt zich en tilt me op.

"Ben je bij?" Vraagt de man. "God, wat heeft hij met je gedaan."

Mompelt hij terwijl hij me in zijn armen het huis uit draagt de felle zon in.

Wat een hoop licht.

Ik knijp mijn ogen snel samen en draai mijn hoofd naar de borst van de man.

Hij ruikt vreemd.

De man legt me op de achterbank van een auto en voelt aan mijn voorhoofd.

Hij plaatst een kussentje in mijn nek en legt zijn grote zwarte cape over me heen.

Ik val weer weg onder die warme cape en voel niet eens hoe we vertrekken.

````````````````````````

Waar ben ik?

Langzaam open ik mijn ogen.

Ik lig in een groot bed.

Lekker warm en zacht.

Geritsel langs me en ik draai mijn hoofd.

Er zit iemand op een stoel met zijn rug naar me toe.

Dat is denk ik mijn redder.

Nu kan ik hem goed bekijken.

In ieder geval de achterkant.

Hij zit op een stoel en draagt de zwarte cape weer waarvan ik de rand die op de grond hing had gezien.

Hij had lang vlassig haar.

Er zat een uil naast hem op een stok naast het raam dat open stond.

Hij was iets aan het openen.

Een pakje gewikkeld in zo te zien hetzelfde zware perkament waar mijn brief in had gezeten.

'Wat is dat?' Vraag ik hem na even getwijfeld te hebben, zoals verwacht deed mijn hoofd zeer.

Ik zie hem schrikken en opkijken van het pakketje.

Ik voel verwarring bij hem opkomen wat verdwijnt terwijl hij omkijkt naar mij.

Ik zie een paar priemende donkere ogen en een grote haakneus.

Ik bedenk me dat zo'n neus bij een ander vrij lelijk zouden zijn geweest, maar bij hem staat het.

"Was jij dat?" Vraagt hij met zijn donkere stem.

Ik knik.

"Wil je dat nooit meer doen?"

Dat had ik al zo vaak gehoord dat ik in elkaar kruip van schrik.

Meestal zou Gregor nu op mij af stappen en een klap in mijn gezicht geven.

Zou deze man dat ook doen?

Hij ziet er wel heel erg streng uit, alsof hij nog nooit gelachen heeft.

Maar opeens staan zijn ogen vol berouw en denk ik dat hij dat niet zal doen.

"Je hoeft niet zo te schrikken, hoor. Ik zal je niets doen." Zegt hij met een zachte stem en komt naast me op het bed zitten.

"Hier, drink op." Zegt hij en houdt me een glas voor met een kleurloze vloeistof en een rare geur.

Vies kijk ik ernaar.

'Wat is het?'

"Het zal je helpen beter te worden." Antwoordt hij.

'Oké.' Zeg ik terwijl ik het glas pak en probeer niets te proeven van de drank.

Ik voel een tinteling door mijn lichaam gaan en glimlach.

Hij pakt het glas weer aan en zet het weg na het even uitgespoeld te hebben in de wasbak bij de muur aan mijn linkerhandzijde.

Hij loopt weer naar het bureau en laat me zien wat hij aan het uitpakken was.

Het lijkt op een haarband.

Hij komt weer naast me op het bed zitten en kijkt me in mijn ogen.

Snel kijk ik de andere kant op.

Als iemand van zo dichtbij in mijn ogen kijkt raak ik vaak de controle over mijn kracht kwijt en weet in enkele seconden het hele leven van de persoon.

Wat hij dacht, voelde, alles wat hij weet, weet ik dan ook.

Dat wilde ik mijn 'redder' niet aandoen.

Hij zal het vast niet fijn vinden dat ik zoiets over hem zou weten.

Hij ziet eruit alsof hij nooit veel tegen iemand zegt.

Bovendien doe ik hem pijn als ik zo de controle verlies, evenals mijzelf.

"Ze hebben me al verteld over je krachten." Zegt hij zuur terwijl hij me helpt rechtop te zetten en de kussens in mijn rug te schikken..

"Deze haarband," ik kijk naar de groene haarband in zijn handen, "zal ze remmen."

Ik pak hem weifelend vast.

Mijn redder gaat naar de uil op de stok en pakt raar uitziend geld uit zijn zak.

Blijkbaar om hem te betalen, want de uil steekt een leren zakje uit waar de man het vreemde geld in doet.

Weer iets wat heel vreemd voor me zou moeten zijn, maar toch ziet het er bekend uit.

Ik kijk weer naar de haarband.

'Hoe weten ze van mijn krachten?' Vraag ik hem opeens, zijn vraag om zoiets nooit meer te doen negerend.

Met een ruk draait hij zich met een verschrikt gezicht om.

"Het spijt me, maar ik ben er nog niet aan gewend dat er iemand zo tegen me praat." Zegt hij weer.

"We houden je al lang in de gaten. We wisten dat je slecht behandeld werd, maar zo slecht als wat hij je deze zomer aan had gedaan, hadden we nooit verwacht." Legde hij uit. "Je was eigenlijk al te laat met reageren, maar we hadden besloten dat we je de kans niet mogen laten ontglippen om uit dat verschrikkelijke tehuis te komen."

Plotseling draait hij zich om en laat zijn hoofd hangen.

"Het spijt me." Hoor ik hem zachtjes zeggen.

Hè?

Het spijt hem?

Waarvoor?

Ik snap er nu al helemaal niks meer van.

'Ehm, het is al goed.' Zeg ik hem.

"Als je die haarband opzet zul je wel gewoon moeten praten." Zegt hij snel.

Waarschijnlijk om van het onderwerp af te komen.

Het maakt me niet veel uit.

Als hij er over wil praten zal hij er zelf wel over beginnen.

De mededeling dringt pas later tot me door en geschrokken zeg ik: 'Praten? Ik heb nog nooit gepraat. Nou ja, misschien wel ooit, maar ik ben vergeten hoe het moet.'

'Nog nooit gepraat?' Hij draait zich weer om en zijn ogen staan onderzoekend.

'Je bedoelt dat je altijd al zo hebt eh… gecommuniceerd?'

Ik knik zachtjes.

"O mijn God." Fluistert hij. "Nou, ja, dan ben ik bang dat je dat echt zou moeten leren."

Bezorgd kijk ik hem aan.

Ik ben benieuwd.

Ik zou niet weten hoe ik dat zou moeten doen.

Ik zie dat hij iets weet echter, iets wat hij me niet verteld.

"Maar ik denk dat je het sneller zult leren als je de haarband op zet. Dan kun je niet meer praten zoals je nu doet en zul je een andere manier moeten vinden om duidelijk te maken wat je wilt."

Ik kijk weer even naar de haarband en haal diep adem terwijl ik hem opzet.

Opeens wordt het zo stil in mijn hoofd dat ik er van schrik.

De man komt weer langs me zitten.

"En?" Vraagt hij terwijl hij in mijn ogen probeert te kijken.

Het is zo stil in mijn hoofd dat ik het aandurf.

Ik 'voel' zijn gedachten niet meer.

'Voel' de aanwezigheid van de kleine diertjes en de mensen beneden niet meer.

Alles is stil en ik realiseer hoe druk het altijd in mijn hoofd is geweest.

Hoe vermoeid ik er ook altijd van werd.

Hij ziet mijn verwarde blik.

"Tja, het zal wel even wennen zijn." Zegt hij.

Hij gaat naar zijn grote hutkoffer en begint er in te rommelen.

"Ik neem aan dat je wel honger zult hebben?"

Ik probeer hem antwoord te geven, maar weet niet hoe.

Mijn gedachten gaan mijn hoofd niet meer uit en ik weet niet hoe ik mijn stem moet hanteren, dus wanneer hij omkijkt knik ik heftig.

"Dat dacht ik al."

Hij haalt een stel kleren uit de koffer.

"Voel je je al fit genoeg om het bed uit te kunnen? Ik denk het wel, niet?" Zegt hij terwijl hij naar me kijkt.

"Dat drankje van mij moet genoeg zijn geweest."

Hij had gelijk.

Ik voel me fit genoeg om op te staan en een wilde dans te doen, dus ik knik en sla de deken terug om op te kunnen staan.

Zo te zien heb ik mijn oude kleren nog aan.

Een beetje wankel probeer ik mijn benen.

Hij legt de zwarte jurk naast me op bed en zegt: "Ik ben vast beneden om wat eten te bestellen. Je kunt je daar wat opfrissen." hij wijst naar de wasbak.

"Ik kom je over tien minuten wel halen."

Hij pakt nog een paar schoenen uit de koffer en zet ze bij de jurk.

"Ik hoop dat de kleren passen." Zegt hij nog voordat hij de deur achter zich sluit.

``````````````````````````````

Please Review!!