Disclaimer als vorige hoofdstuk

Earwen - Lees maar wat Perkamentus doet, ik ga niets verklappen, dan is het ook niet leuk meer. Thanks for reviewing!

Eleanor Larathiel - Ja, ik vind Malfidus ook nogal een etterbakje, maar ik geloof ook dat hij een goede kant heeft, misschien komt dat ooit nog te boven. Ja, haar gave is gaaf hè? grijns. Bedankt voor het reviewen! Lukt het een beetje met bèta readen?

----------- --------------- -------------
HOOFDSTUK 11
De Spiegel
------------ --------------- -----------

Nu komt het, nu wordt ik van school gestuurd.

Ik kijk in het serieuze gezicht van professor Perkamentus. Wat hij zegt snijd door mijn ziel en ik krimp ineen.

"Ik ben zeer teleurgesteld."

Ik had het minder erg gevonden als hij tegen me had geschreeuwd of me zelfs maar had geslagen, maar zo is professor Perkamentus niet. Hij weet precies hoe hij iemand zeer schuldig moet laten voelen.

"Wat je hebt gedaan is een zeer ernstige overtreding op niet alleen de schoolregels, Ramona. Besef je dat?" Zegt hij.

Schuldbewust kijk ik naar de grond en voel hoe mijn oren gloeien.

Droevig knik ik. "Het spijt me echt, maar Draco, hij…"

"Nee, Ramona." Onderbreekt Perkamentus me. "Er zijn geen goede redenen om iemand te vervloeken. Kijk me aan, Ramona."

Tegen mijn zin richt ik mijn blik op Perkamentus, maar niet precies in zijn ogen. Ik kijk naar zijn baard.

"Hiervoor zou ieder ander van school zijn gestuurd." Zegt hij serieus en nu kijk ik hem verbaasd aan.

"Ik… Ik mag blijven?" Vraag ik verbluft.

"Maar alleen als je beloofd dat je het eerst probeert uit te praten voordat je iemand vervloekt." Zegt hij en knikt. "Ik hoop dat je in de toekomst eerst nadenkt voordat je handelt. Professor Sneep zal zich verder richten op je straf."

Ik kijk nerveus naar professor Sneep die langs Perkamentus staat.

"Heel erg bedankt, professor. En het spijt me heel erg. Ik zal zeker nadenken over wat ik doe in de toekomst."

"Nou over iets anders dan je straf." Zegt hij plots en ik zie dat zijn ogen weer twinkelen. Ik kijk hem met opgetrokken wenkbrauwen aan.

"Nu heb je al twee keer magie beoefend zonder een spreuk te gebruiken." Zegt hij. "Kun je me vertellen wat je precies doet?"

"Ik eh…" Begin ik weifelend. "Ik weet het niet precies, professor, maar ik richt mijn staf op iets en denk aan wat er precies moet gebeuren. Mijn staf begint dan te gloeien en het gebeurd. En eh… Het is al drie keer gebeurd, professor."

"Drie keer?" Vraagt hij geïnteresseerd.

"Eh… Ja, toen Marcel viel heb ik hem afgeremd." Leg ik uit en mijn wangen gloeien nu ook.

"Ah, geen wonder dat hij er zo goed vanaf is gekomen." Glimlacht professor Perkamentus.

Professor Sneep snoof afkeurend. "De jongen zou zichzelf nog vervloeken."

"Dan is het maar goed als Ramona in de buurt zal zijn als dat zou gebeuren."

Ik glimlachte.

"Maar goed. Je staf gaat gloeien voordat je een spreuk gebruikt?" Zegt Perkamentus en plaatst zijn kin op zijn gevouwen handen.

Ik knik. "In de lessen ook. Hij wordt warm en krijgt een blauwe gloed."

"Hmmm. Interessant." Zegt professor Perkamentus en verzinkt in gedachtes.

In de stilte die volgt schuif ik onrustig heen en weer in mijn stoel.

"Professor?" Vraagt professor Sneep.

"Wat?" Vraagt professor Perkamentus afwezig. "O, Ramona. Juist. Professor Sneep, zorgt u ervoor dat ze gepast gestraft word?"

"Natuurlijk, professor." Antwoord die en maakt aanstalten om te vertrekken. Ik sta ook op. "Is er nog iets anders wat ik voor u kan doen?" Vraagt hij vanuit de deuropening.

"Kun je me mijn hersenpan even aangeven?"

Ik kijk nieuwsgierig naar de stenen bassin die professor Sneep voor hem pakt en op het bureau zet.

"Volg me, Ramona." Zegt professor Sneep en nog net voordat de deur dichtgaat zie ik hoe Perkamentus met zijn staf een vrouw uit de vloeibare inhoud van de hersenpan te voorschijn haalt.

------------------ --------------------- -----------------

Verveeld haalde ik mijn schoonmaakdoek nogmaals over een van de grote gouden platen behaald door ene 'Gidius Glooiman' voor een 'grote dienst aan de school'.

Een hele week nablijven!

Ach, eigenlijk had ik het wel verdient.

Maar het was het ook waard geweest.

Dat gezicht van Draco toen zijn bezem verder vloog en hij in de lucht bleef hangen was onbetaalbaar.

Ik grinnikte.

Gelukkig ben ik bijna klaar met het schoonmaken van alle trofeeën in de prijzenkamer.

Ik kijk op de klok.

Het is half elf.

Met een zucht zet ik de gouden plaat weer terug en loop de kamer uit, op weg naar de kamer van Vilder om te zeggen dat ik klaar ben.

----------- ------------------------ ------------------

Even later kom ik in de bijna geheel verlaten leerlingenkamer van Zwadderich en plof neer in een van de grote lederen stoelen voor het haardvuur.

"Nou nou, dat duurde lang."

Snel kijk ik om me heen.

Achter me staat Draco met een gemene grijns op zijn gezicht.

Ik kijk weer naar het vuur.

"Ga toch weg, Malfidus." Zeg ik verveeld.

"Nee, ik ga niet weg." Zegt hij serieus en gaat in de andere stoel zitten. "Ik wil met je praten."

"Ik ben niet in de stemming om te praten. Ik heb net drie en een half uur. Grote bekers en platen schoon zitten maken in de prijzenkamer en ben nogal moe, zie je." Zeg ik koud en blijf in het vuur staren.

"In de prijzenkamer?" Vraagt hij op zo'n vreemde toon dat ik hem aankijk.

"Ja, daar staan namelijk prijzen die mensen hier op school hebben behaald. Grote bekers en platen, zie je? Die ik schoon moest maken." Zeg ik alsof ik tegen iemand zit te praten die een beetje traag van gedachte is.

Hij keek me verveeld aan.

"Nee, dûh." Zegt hij. "Ik vind het alleen grappig dat juist daar waar jij schoon hebt moeten maken, Potter en Wemel vanavond gepakt zullen worden voor het uit bed en waarschijnlijk van school zullen worden getrapt."

"Wat?"

Dit is heel erg vreemd. Wat bedoeld hij? Gepakt worden?

"Precies wat ik zeg. Vilder zal vanavond toevallig even naar de prijzenkamer gaan en daar tot zijn grote vreugde Potter en Wemel tegen komen."

"Hoe weet jij dat?"

Draco keek heel mysterieus.

"Nou, Potter en Wemel zullen daar om middernacht zijn voor een tovenaarsduel."

Hij laat even een dramatische stilte vallen. "Met mij."

"Met jou?" Vraag ik verward. "Dus?"

Maar het begint nu te dagen.

"Je hebt het tegen Vilder gezegd!" Roep ik verontwaardigd uit.

"Ja!" Roept hij ook. "Vind je het geen giller?"

Ik kijk hem woedend aan.

"Eerlijk gezegd niet nee. Ik snap jou niet. Wat heb jij in 's hemels naam tegen Harry?"

"Wat? Ben je plots goeie vrienden geworden met hem?" Zegt hij, nu ook woedend.

"Nee! Geen goede vrienden, maar ik heb niets tegen hem."

Stilte valt.

"Nou, goed dan. Als je zo graag vrienden met Sint Potter wilt zijn, heb je mij niet meer nodig." Zegt hij chagrijnig en vertrekt naar boven.

Fijn.

Ik heb hem inderdaad niet nodig.

Waarom voel ik me dan wel zo rot?

Woedend staar ik in het vuur.

Ik hoor hoe de klok half twaalf slaat en dat brengt me uit mijn trance.

Ik moet Harry waarschuwen!

Misschien kan ik hem 'voelen' als ik mijn haarband af doe.

Voorzichtig doe ik het en sluit mijn ogen.

Allerlei gedachtes komen weer op me af.

De zwakke gevoelens en gedachtes van slapende mensen kan ik makkelijk onderscheiden van degene die wakker zijn dankzij mijn training van een week.

Dichtbij 'voel' ik woedende gedachtes.

Waarschijnlijk van Draco.

Ik zoek verder.

Ik 'voel' wat gedachtes van professors die nog wakker zijn en huiswerk na aan het kijken zijn en wat gedachtes van kinderen die niet kunnen slapen en zich rot liggen te piekeren.

Daar!

Ik voel drie gedachtes dicht bij elkaar en ze zijn alledrie nogal verontwaardigd. Een is van een meisje.

Dat moeten ze zijn en ze gaan nu op pad. Ze zijn alledrie nogal nerveus.

Daar voel ik een vierde gedachte.

Nog een jongen die net wakker werd van een tijdje lang onrustig slapen op een harde ondergrond.

Ik weet genoeg en snel doe ik mijn haarband weer op en haast me de leerlingenkamer uit.

Als ik nu gesnapt wordt, vlieg ik alsnog van school.

Snel stop ik die gedachte weg.

Bij de prijzenkamer aangekomen doe ik mijn haarband af.

Waar zijn ze toch?

Binnen, voel ik.

Ze zijn binnen en ik voel nog iemand anders aankomen.

Iemand met vergenoegde gedachtes, dat moet Vilder zijn.

Snel doe ik de deur open en plots zie ik vier toverstaffen op me gericht.

De staffen van Harry, Ron, Hermelien en een nerveuze Marcel.

Afwerend doe ik mijn handen omhoog en zet mijn haarband weer op.

"Wat doe jij hier?" Vraagt Harry verbaasd en laat zijn staf wat zakken.

"Jullie moeten hier weg, Malfidus heeft Vilder gezegd dat jullie hier zijn."

En om mijn woorden kracht bij te zetten, leek het, klonk er een geluid uit de aangrenzende kamer.

"Ruik maar eens goed, m'n liefje. Misschien verschuilen ze zich in een hoek."

Geruisloos haastten we ons uit de kamer.

"Hierheen!" Fluisterde Harry en dat haalde de rest uit hun trance van schrik. Haastig sluipen we door een lange galerij vol harnassen.

"Schiet op!" Sis ik tegen Marcel die zo van me schrikt dat hij het op een lopen zet. Met ontzetting zie ik hoe hij struikelt, Ron grijpt en tegen een harnas aan valt. Het lawaai was oorverdovend in de voorgaande stilte.

"LOPEN!" Schreeuwt Harry en we sprinten de galerij uit, zonder te kijken of Vilden ons volgt. We rennen door de ene gang na de andere en al gauw ben ik de weg kwijt. Op een gegeven moment herken ik het Bezweringen lokaal, dat een heel eind van de prijzenkamer is en blijf hijgend staan.

"Volgens mij zijn we hem kwijt." Hijgt Harry.

"Ik – zei – 't – toch." Puft Hermelien met een hand tegen haar zij gedrukt. "Ik – zei – het – toch."

"Het spijt me dat ik zo laat was, maar ik hoorde het ook pas net." Zei ik toen ik op adem was gekomen.

"Het maakt niet uit." Zegt Harry vriendelijk. "Je riskeerde veel om ons te komen waarschuwen."

"Niet meer als jullie. Ik moet toch al een week nablijven." Glimlach ik.

"Een - hele - week!" Roept Marcel verschrikt uit.

"Sssht!" Sissen we allemaal tegelijk.

Maar tot onze schrik horen we een deurknop rammelen en komt er iets uit een lokaal schieten.

"Foppe." Grom ik, nog vol woede van onze vorige ontmoeting.

Foppe ziet ons en slaakt een kreetje van plezier.

"Ach, zie wie we daar hebben, juffrouw zonder manieren. Stiekem rondsluipen in het holst van de nacht?"

"Hou alstjeblieft je mond, Foppe – dadelijk worden we nog van school gestuurd." Smeekt Hermelien, maar Foppe grinnikt.

"Foei, foei, foei. Stouterdjes, Stouterdjes. Wie weet worden jullie wel gesnapt."

"Niet als je ons niet verraadt. Alsjeblieft, Foppe."

"Eigenlijk zou ik het tegen Vilder moeten zeggen. Het is voor jullie bestwil, weet je."

Ik zie hoe Ron alsmaar roder wordt van ergernis en ineens floept het eruit. Ik doe mijn ogen dicht. Ik weet wat er gaat gebeuren.

"Maak je klaar om te rennen." Fluister ik naar Harry en Hermelien die me van opzij aankeken.

"Uit de weg!" Snauwt hij en haalt uit naar Foppe.

"LEERLINGEN UIT BED!" Brult Foppe. "LEERLINGEN UIT BED OP DE BEZWERINGENGANG!"

We rennen voor ons leven en komen uit bij een deur – die op slot zit.

"We zijn er geweest!" Kreunt Ron en duwt hulpeloos tegen de deur. "We kunnen het wel schudden! Zeg maar dag met je handje!"

Ik hoor hoe Vilder dichterbij komt en doe mijn haarband af.

Ik zoek naar de gedachte van de man, de angstige gedachtes van de kinderen achter me buiten sluitend met veel moeite.

"Opzij!" Snauwt Hermelien. "Alohomora!"

Ik word naar achteren getrokken.

'Er is hier niets.' Denk ik hard als ik de gedachtes van de man gevonden heb.

"Wat doe je?" Vraagt iemand langs me en ik negeer hem.

"Sst!" Sist een andere.

'Er is hier niets. Foppe deed maar alsof.'

En zo blijf ik een tijdje doorgaan tot ik iets anders voel. Een andere aanwezigheid behalve de drie bange jongens en een meisje achter me.

Drie gedachtes die toch een zijn en ik open mijn ogen.

Langzaam draai ik me om.

"Is hij weg?" Vragen ze alle vier aan me en ik wijs met een trillende vinger op wat ik zie.

In de lange gang stond een enorme hond, zo groot dat hij met zijn rug tegen het plafond schuurt. Drie paar krankzinnige ogen kijken me aan, drie kwijlende bekken zijn op ons gericht en ik voel hoe Harry met trillende handen naar de deurknop zoekt.

De hond is over zijn verbaasdheid aan het komen en begint te grommen. Met een klets valt er een grote sliert kwijl op de grond, vlak naast een – een luik waar de driekoppige hond met al zijn gewicht op stond.

"Oh mijn God!" Hoor ik Hermelien fluisteren.

Plots valt de deur achter me open en struikel ik de deur door.

"Oké, NU gaan we terug naar onze afdelingen." Zeg ik resoluut en neem afscheid.

Maar ik ga niet naar de kerkers. Zodra het viertal uit mijn zicht is neem ik een trap naar de vierde verdieping. Iets daar trok me aan. Weifelend loop ik langs verschillende deuren tot ik weer een vreemd gevoel krijg bij een deur vlak langs een groot harnas. Voorzichtig open ik de deur.

Het is een ongebruikt klaslokaal, maar er stond iets in wat er absoluut niet hoorde: Een grote spiegel. De spiegel uit mijn visioen. Verlangend loop ik erop af. Het is precies als in mijn visioen. In de spiegel zie ik een wuivend graslandschap met in de verte een groot bos. En alweer was er iets wits aan de rand van het bos te zien. Verlangend stak ik mijn arm uit. Dit keer raakte ik het koude oppervlakte van de spiegel aan. Wanhopig probeer ik nog een keer, maar ik kan er niet doorheen. Ik probeer logisch na te denken.

Waarom kan ik er niet doorheen?

Wat is er anders?

Toen was het een visioen, nu is het echt.

Misschien kan het alleen in mijn dromen.

Ik zucht.

Ik moet er doorheen.

Het moet kunnen.

Oké. Ik ga het anders proberen.

Ik legde mijn haarband op de grond en sloot mijn ogen.

Concentreren op wat er moet gebeuren.

Ik zag mezelf door de spiegel stappen.

Langzaam steek ik mijn arm weer uit en ga richting de spiegel.

Dit keer voel ik niet en loop naar voren.

Alle gedachtes die niet van mij zijn verdwijnen uit mijn hoofd.

Ik voel een zon op mijn gezicht en de wind door mijn haren en open mijn ogen.

Het is gelukt!

Ik sta weer in het prachtige landschap.

Ik kijk achter me.

Daar zie ik de spiegel.

En mezelf.

Met mijn ogen dicht.

Is dat een spiegelbeeld?

Ik beweeg van links naar rechts.

Het is geen spiegelbeeld, ik blijf daar maar staan met mijn ogen gesloten.

Ik moet uit mijn lichaam zijn gestapt.

Ik wordt een beetje angstig.

Wat nou als ik niet terug kan?

Haastig stap ik weer op de spiegel af en raak het oppervlak aan. Mijn hand gaat er tot mijn opluchting doorheen.

Ik sluit mijn ogen weer en loop door de spiegel.

De warmte van de zon verdwijnt en ik voel weer de gedachtes van anderen en open mijn ogen. Voor me staat de spiegel weer en ik kijk naar het landschap. Het witte stipje is dichterbij gekomen. Ik raak het aan op de oppervlakte van de spiegel.

"Ik kom terug." Fluister ik.

--------------------- --------------------- -----------------

Phew! Review please!