Hoofdstuk 8
'Wah?' zei James met een hap ei in z'n mond.
Iedereen rond Sirius heen keek hem vragend aan.
Maar Sirius vouwde
de krant op en stond op.
'Sirius, wat..?' zei Remus
verward.
'James, je moet even meekomen,' zei Sirius.
James keek
hem aan en kreeg een hol gevoel in zijn maag. Dit moest wel slecht
nieuws zijn.
Hij volgde Sirius naar een verlaten plek.
Net
toen hij de krant aan hem wou geven, kwam Lily om de hoek. 'Wat is
er?'
James pakte de krant van Sirius af. Haastig begon hij het
stukje onder de grote foto op de voorpagina te lezen.
Nog voordat
hij klaar was liet hij de krant vallen en keek geschrokken naar
Sirius.
Er stond een grote foto van een verwoest huis op met het
Duistere Teken erboven. Lily las het stukje. Het was James' huis. 'Er
zijn nog geen slachtoffers in het puin gevonden, maar er wordt nog
gezocht' stond er in het stukje.
Lily keek geschrokken op van de
krant. 'We moeten Perkamentus halen,' zei ze.
Sirius knikte en
liep weg.
Even later kwam hij gevolgd door Perkamentus terug.
'James, ik ga op onderzoek uit-' begon hij geruststellend.
'Ik
wil mee,' onderbrak James hem.
'Ik ben bang dat dat te gevaarlijk
is-'
'Kan me niet schelen! Ik moet mee, het zijn mijn ouders!'
riep James woedend.
Perkamentus knipperde even met zijn ogen.
'Goed,' zei hij.
'Als hij gaat, ga ik ook,' zei Lily
vastbesloten.
'En ik,' zei Sirius.
'Ik denk niet-' probeerde
Perkamentus, die het daar duidelijk niet mee eens was.
Sirius
maakte een soort waarschuwend geluidje.
'Goed dan,' gaf hij
uiteindelijk toe. Hij liep naar een kastje en pakte er een vaas
vanaf.
'Portus!' zei hij terwijl hij zijn toverstok op de vaas
richtte. 'Oké, jullie weten hoe dit werkt, neem ik
aan...3...2...1...'
Sirius, James en Lily pakten tegelijk de vaas
vast en ze reisden naar het huis van James, of tenminste wat er nog
van over was.
Met behulp van hun toverstokken bliezen ze de
stukken steen opzij, maar vonden niets. Na meer dan een uur zoeken
zei Perkamentus dat het tijd was om terug te gaan.
'James, als je
ouders in het huis waren zouden we hen tegengekomen zijn...' zei
Perkamentus. 'Waarschijnlijk zijn ze dus veilig,' Maar dat laatste
klonk niet echt overtuigend. James zuchtte en knikte.
Ze gingen
weer terug naar Zweinstein...
De volgende dag werd James, die
toch al niet op zat te letten, uit de les gehaald door Perkamentus.
Hij wenkte ook Lily en Sirius.
Verder wist niemand dat het huis op
de voorpagina van James was geweest, zelfs Remus en Peter niet. James
wilde niet dat iedereen hem met medelijden ging aankijken.
'We
weten waar je ouders zijn...' zei Perkamentus. 'Ze...ze zijn ontvoerd
door Dooddoeners...waarschijnlijk omdat je vader een zeer actieve en
belangrijke Schouwer is...'
James slikte. 'Waar zijn ze dan?'
'In
een soort oud fort waar Dooddoeners zich blijkbaar proberen te
verbergen. We gaan er met de Orde heen...' zei Perkamentus.
'Wij
gaan ook mee,' zei Lily.
'Dat is te gevaarlijk,'
'Maar-'
'Nee,'
zei Perkamentus. Ze konden hem duidelijk niet overhalen. Hij ging weg
met een Viavia...
'Ik weet welk fort dat is,' zei Sirius.
'Echt?
Maar hoe-?' zei James.
'Ik heb er al vaak over gehoord thuis...'
zei Sirius.
'We gaan erheen,' zei James.
Sirius was het er
meteen mee eens, maar Lily niet. 'Ben je gek? Weet je hoe gevaarlijk
dat is?'
'Lily, als jij niet wil blijf je maar hier, maar het zijn
mijn ouders,'
'En mijn...verzorgers?' zei Sirius.
'Ik blijf
niet alleen achter,' zuchtte Lily. Ze gingen ook met een Viavia weg,
Sirius en James wisten allebei hoe je zo'n ding moest maken.
Ze
kwamen terecht op een grote heuvel.
'Eh...ik weet niet of we goed
zitten...' zei Sirius.
'Misschien over de heuvel?' zei Lily.
Ze
liepen een heel eind, en toen ze eindelijk bovenop de heuvel stonden
zagen ze een stukje verder het enorme fort staan...
Meteen liepen
ze erheen. Na een minuut of vijf kwamen ze bij grote houten deuren
aan. James duwde hem ongeduldig open en ging naar binnen, gevolgd
door Sirius en Lily.
Het was verbazend koud in het kasteel. Het
leek vanbinnen meer op een gevangenis, want er waren allemaal cellen
aan de linkerkant.
Met hun toverstokken klaar liepen ze haastig
door de gangen, die alleen verlicht waren door fakkels aan de muur.
Er was geen geluid te horen, maar toen ze in een volgende gang kwamen
hoorden ze schreeuwen ergens ver weg.
'We gaan op het geluid
af...' zei James zacht. Hij duwde nog een deur open en deed hem
meteen weer dicht.
'Ze kunnen zeker wel wat hulp gebruiken,' zei
Sirius, die ook had gezien dat veel Ordeleden met Dooddoeners aan het
Duelleren waren.
'Ja, maar het gaat erom dat we mijn ouders
vinden,' zei James.
'Maar dan moeten we toch echt hierdoor, want
in die kamers achter ons was niets bijzonders,' zei Sirius.
James
zuchtte. 'Oké, bereid je voor...' Hij gooide de deur open en
Lily, Sirius en James sprongen de kamer in. Een paar Ordeleden en
Dooddoeners keken verbaasd om.
'Hé, neef!' zei Bellatrix
Zwarts. Ze gooide de kap van haar mantel naar achter. Ze was een
knappe meid met zwart haar. Vorig jaar zat ze nog op Zweinstein, maar
blijkbaar had ook zij zich aangesloten bij de Dooddoeners.
Sirius
keek haar vol haat aan.
'Wat doen jullie hier!' riep Engelbert
Dop. Maar hij kreeg geen antwoord en moest ook snel wegduiken voor
een Verlammingsspreuk die hem net niet raakte.
Sirius vuurde een
spreuk op Bellatrix af; het raakte haar net niet. Lily zag twee
Dooddoeners tegen Clara Obscura Duelleren.
'Petrificus Totalus!'
riep ze. Een Dooddoener viel stijf achterover op de grond.
'Bedankt-
huh?' zei Clara verbaasd toen ze Lily zag. Maar Lily werd opeens
tegen de muur geblazen door een spreuk en kwam overeind met een wond
in haar been. Kwaad vuurde ze een Verlammingsspreuk op de Dooddoener
af, maar miste.
Intussen probeerde James langs de Dooddoeners te
komen om naar de volgende kamer te gaan. Het lukte hem en Lily kwam
achter hem aan. Ze wachtten even op Sirius, maar die was verwikkeld
in een spannend duel met Bellatrix.
Lily en James liepen door een
smal gangetje en kwamen daarna in een grote kamer terecht, waar geen
Ordeleden waren, maar wel vijf Dooddoeners.
'Shit,' mompelde
James. Vijf tegen drie; dat haalden ze nooit.
Een Dooddoener rende
op Lily af; James stak zijn voet uit en de Dooddoener, die dat niet
verwacht had, kwam met een smak op de grond terecht.
Er werden 4
spreuken tegelijk op Lily en James afgevuurd en ze doken net op tijd
weg. Net toen ze op wilden staan om terug te vechten ging de deur
open en kwamen Edgar Bonkel, Rubeus Hagrid en Gideon Protser
binnen.
Hagrid rende als een gek op Lily en James af en drukte ze
tegen de muur zodat ze niet geraakt konden worden.
'Hagrid, laat
ons-' zei James kwaad.
'Jullie motten hier niet zijn, kinders,'
zei Hagrid ernstig. Hij liet ze eindelijk los en draaide zich om om
de anderen te helpen. Zo konden Lily en James naar de volgende kamer
gaan; een kamer met nog meer cellen.
James rende door de gang en
bleef halverwege staan; zijn ouders zaten in een cel.
'James!' zei
zijn moeder verbaasd.
'Ik haal jullie hieruit...' zei James. Maar
toen hij en Lily naar het slot keken was het nog een raadsel
hoe...
'Hoe dan, Potter?' zei een kille stem achter hen opeens.
Lily en James draaiden zich langzaam om...
