Hij was onder de indruk van haar uitbarsting, hij had vanaf het begin al gedacht dat ze een sterke persoonlijkheid had, maar dat ze zo opstandig en ongehoorzaam zou zijn had hij niet voorzien.
Hoe durfde ze eigenlijk? Hij was haar meester, haar baas, niemand vertelde hoe hij zich zou moeten voelen. Hij had haar moeten straffen, de zweep over haar witte rug moeten slaan.
Maar het was waar wat ze had gezegd.
Nee, Lucius, je kan niet toegeven aan wat dat inferieure meisje zegt. Ze heeft geen idee wat hij heeft moeten doormaken, zij is niet haar geliefden verloren of verdoemd tot een eenzaam bestaan.
Toch had ze hem aan het denken gezet. Al sinds het ongeluk nam hij zich de dood van zijn familie kwalijk, het was een schande dat hij het had overleefd terwijl de rest voor altijd van hun leven waren ontnomen.
Maar voor haar was het een wonder.
En wat een wonder is het, dacht hij sceptisch. Nooit zal ik meer liefde kennen. Ik vond dat u wel wat gezelschap verdiende, galmde er door zijn hoofd. Nee, hij verdiende het niet, hij zou het ook nooit verdienen.
Hij stond op en liep de hal door naar zijn bibliotheek die al sinds de zestiende eeuw was aangelegd door zijn voorvaderen. Hij genoot altijd van de oude boekwerken, geschiedenis was zijn grote passie.
Toen hij echter de deur opendeed zag hij Lillian haastig door de verschillende boeken bladeren en zag hoe ze soms wat teksten mompelde. Inmiddels was ze op de donkergroene bank gaan zitten voor het haardvuur met een negentiende-eeuws boek op haar schoot.
"Mag ik vragen wat je hier aan het doen bent?" vroeg Lucius. Ze schrok en draaide haar hoofd richting de deur.
"Ik wilde gewoon even wat lezen," loog ze.
"Het ziet mij ernaar uit dat je iets probeert op te zoeken," zei hij terwijl hij naar de stapels door elkaar liggende boeken keek, "ik wist niet dat boeken van de vorige eeuw je interesseerde, laat staan dat je kan lezen."
"Ik kan wel lezen!" schoot ze uit de slof, "en tot uw informatie: ik wilde graag lezen over het meisje op dat schilderij dat hangt in de hal van de eerste verdieping," ze voegde er maar niet aan toe dat ze hem met een naamgenoot van het meisje had horen praten.
"Hoezo?" vroeg hij geïnteresseerd, "heb je haar dan ontmoet?"
Lillians liet het boek uit haar handen vallen terwijl ze Lucius aangaapte. "O-ontmoet? Hoe bedoel je?"
"Hmm," zei hij het een sinister grijnsje op zijn gezicht, "ik heb misschien iets achterwege gelaten in de advertentie. Kijk, het is namelijk geen geheim dat er niemand hier langs komt, één van die redenen ben ik en de andere is dat het gerucht rond gaat dat hier monsters leven."
Lillian zat als versteend op de bank en wist niets uit te brengen.
"Jaren geleden, in de Middeleeuwen, vond mijn familie dat onze huizen erg onderbevolkt waren. Daarom spraken ze een vloek uit, een vloek die zorgde dat iedereen die ter plaatse stief hier zou blijven ronddwalen."
"Geesten?" zei Lillian met een hoog piepstemmetje.
"Jazeker. Ze hadden alleen niet op gerekend dat deze mensen niet weg konden uit het huis, ze zouden hier voor altijd blijven. En het is te zeggen dat ze dat niet al te plezierig vinden. Nu willen de meesten dat het huis hetzelfde blijft als vroeger, daarom is de inrichting ook erg ouderwets."
"En de kandelaar?" vroeg Lillian.
"Ahh. Dat is een favoriet van Toulouse, haar vader had die voor haar gesmeed van eigen gewonnen ijzer. Helaas voor haar is het gezin waarmee ze opgroeide allemaal buitenshuis gestorven, dat artefact is de enige herinnering aan haar ouders."
Lillian stond op en wilde richting de deur lopen. "Je gaat niet weg," zij Lucius op monotone toon. Zijn grijsblauwe ogen staarden haar indringend aan.
"En waarom dat wel niet? Je denkt toch zeker zelf niet dat ik hier blijf?" antwoordde ze.
Weer verscheen er een lach op Lucius zijn gezicht. "Omdat, ik je van je moeder gekocht heb. Ze was erg behulpvol, moeilijke tijden ook om voor twaalf kinderen te zorgen. Maar ik mocht je zo houden voor honderd gulden."
Het enige dat hij zag was de dichtslaande deur.
TBC
