Woedend slaat ze de deur dicht en laat zich voorover op haar bed vallen. Zachtjes begint ze te snikken, hoe had ze zich ooit over kunnen laten halen door haar moeder om hier te gaan werken.
"Ach, lieve meid toch," hoorde Lillian achter zich, "je moet het hem niet al te veel kwalijk nemen. Het is niet dat hij zo'n gelukkig leven heeft gehad, zeker de laatste vijf waren erg moeilijk."
Lillian draaide zich om en zag een vrouw in de hoek van de kamer staan, ze kende haar ergens van, maar kon haar niet echt thuisbrengen. "Sorry," vroeg ze, "maar wie bent u eigenlijk?"
"Ik ben Zoria," zei ze met een lach op haar gezicht. "Ik denk dat je mij wel eens gezien hebt terwijl je op de vierde verdieping aan het stoffen was. Mijn schilderij hangt in de kamer van wijlen juffrouw Gravestein."
Lillian wist over welk schilderij Zoria het had. Zoria stond afgebeeld als vroedvrouw met drie kinderen. De vrouw was mollig en had net zoals Neeltje rode appelwangetjes en een vriendelijke uitstraling.
"Hoe bedoelt u wijlen? Wat is er gebeurd?" vroeg Lillian verbaasd.
"Nou," begon Zoria. Maar voor ze verder kon gaan kwam er een deftig geklede heer de kamer in vliegen en sloeg zijn hand voor haar mond.
"Zoria!" zei hij boos, "Je weet dat hij niet wil dat we het hierover hebben. Ik ben trouwens Heer Oleander. Maar volgens mij hebben wij al eens kennis gemaakt," zei hij terwijl hij naar het schilderij aan de westermuur wijste.
"Nou, soort van, inderdaad," stamelde ze. Lillian probeerde nog steeds te verwerken dat ze met dode mensen aan het praten was, of beter gezegd, met geesten van mensen die op schilderijen staan afgebeeld.
"Maar goed, Heer Lucius wilde dat u vanavond met hem zou komen eten. Zullen we even wat leuke kleding voor je gaan uitzoeken?" vroeg Zoria.
"Ik ga niet met hem dineren!" schoot Lillian uit haar slof.
"Wilt u hem dan niet iets beter leren kennen Juffrouw Anderson?" vroeg Zoria verbaasd. Ze wist dat het meisje geen geweldige indruk van Lucius had, maar dat ze niet eens het enthousiasme opbracht om hem te leren kennen deed haar perplex staan.
"Nee, dat wil ik niet." Leugenaar, zei ze tegen zichzelf. Maar ging vastberaden met haar armen over elkaar geslagen op het bed zitten.
"Maar lieve jongedame," zei Oleander, "je zal toch wat moeten eten. We willen nu eenmaal niet dat je verhongerd. Ik sta erop dat er iets te eten naar boven wordt gebracht," zei hij eisend.
"Gekkie," zei Zoria terwijl je Oleander in zijn dikke wang kneep, alsof hij door een verre tante werd gecomplimenteerd over 'hoe erg hij in de laatste jaren gegroeid is'. "we zullen haar gewoon meenemen naar de keuken. Daar is ze tenslotte al bekend bij iedereen."
Maar voor Lillian kon vragen wie 'iedereen' dan wel was, werd ze door de twee geesten de hal in getrokken.
Geweldig, Lucius, echte helemaal geweldig. Al drieëntwintig en een half jaar heb je op deze aardkloot rondgelopen en veel lessen geleerd, waarvan geen enkele toepasselijk is op vrouwen.
Hij kon zijn lange, blonde lokken wel uit zijn hoofd trekken van frustratie. Normaal was hij het evenbeeld van perfectie, op zijn lelijke en misvormde linkerkant van zijn gezicht na, maar nu waren zijn handen vies en zijn kleding verfrummelt.
'Ga je omkleden en kom naar beneden!' zoiets had hij gezegd tegen haar, alsof ze één of andere bediende is. Maar dat is ze ook! Alleen niet op die manier alleen, dacht hij.
Lucius keek naar de horizon en zag dat de zon al bijna weggezakt was in het polderlandschap, hij was blij dat hij niet dichtbij een stad of dorp woonde, hier had hij tenminste alle rust.
"Ho, Anguis!" zei hij tegen zijn zwarte hengst, die tegenstribbelend brieste. Hij had het paard al sinds zijn veertiende, cadeautje van zijn vader, het was een van zijn dierbaarste bezittingen. Hoewel er nu toch een nieuwe kandidaat op het toneel was verschenen.
"Kom, kom, kom. We hebben niet de hele dag de tijd!" Zoria snelde Lillian de keuken in. Lillian ging snel aan de houten tafel zitten die in het midden stond.
"Wat doe jij nou?" vroeg Oleander alsof hij haar net betrapt had op het stelen van een koekje uit de trommel.
"Ik ga zitten?" zegt ze met een vragende uitdrukking op haar gezicht. Ze vraagt zich af wat de twee mensen voor haar in petto hebben.
"Ik mankeer niets aan mijn ogen, dank je wel. Maar we moeten hier helemaal niet zijn!" zegt hij terwijl hij naar de defecte koelkast in één van de hoeken van de kamer zweeft. Hij gebaard Lillian om naar hem toe te komen.
Lillian kijkt vragend van de met spinnenwebben behangen de zichtbaar opgewonden uitdrukking die op Oleanders gezicht rust. Met een ruk opent ze de deur en een flinke stofwolk komt haar tegemoet.
Na een flinke vijf minuten haar longen eruit te hebben gehoest kijkt Lillian een lange, verlaten gang in.
"Dit was hier eerst niet toen ik er in keek," zei ze verbaasd.
"Dat komt ook omdat een bewonder van het huis je de geheime plekken moet laten zien, anders is er alleen wat je normaal zou zien: Een met schimmel uitgeslagen koelkast. Maar nu zullen we je laten zien wat er allemaal schuil gaat achter de muren van het huis."
En Lillian volgde de twee geesten de donkere gang in.
bTBC…/b
